Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 518
Van Godt den H.
514
d
d
Geest.
A. Neen. V. Bewijst dat? A. Matth. 25. 46. Ende dese sullen gaen in de eeuwige pijne. 2. Thess. 1. 9. Apoc. 20. 10. V. Behooren dan de menschen door het aenmercken van het laetste oordeel niet bewogen te werden, om afstant te doen van hare sonden, ende haer tot den .
Heere
te
bekeeren?
A. Och ja, 2. Cor. 5. 10, 11. soo sy andersins ten jonghsten dage die gantsch schrickelicke sententie willen ontgaen, die over alle onboetveerdige sal uytgesproken werden.
SONDAGH XX. Vrage Vrage
53.
53.
Wat
gelooft ghy van den H. Geest? Antw. Eerstelick, dat hy t'samen met den Vader ende den Sone waerachtigh ende eeuwigh Godt zy. Ten anderen dat hy oock my gegeven is, dat hy my door een oprecht geloove Ohristi ende aller sljner weldaden deelachtig h make, my trooste, onde by my eeiiwighlick blijve. ,
V. Waer van wort hier gehandelt? A. Van Godt den H. Geest. V. Hoe wort dese Sondagh afgedeelt? A. In twee deelen. V. Welck zijn die twee deelen? A. 1. Wort gehandelt van de persoon des Heyligen Geests. 2. Wort 'er gehandelt van sijn bysondere werckinge. V. Hoe wort dat eerste onderdeelt?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's