Proeve van pensioenregeling voor werklieden en huns gelijken - pagina 10
6
DE OUDE DAG.
zoodat
moeten van gegeven brood, en telkens ontwaren
ze leven
hoe hun voortbestaan voor anderen een bezwaar, zoo dat
is; ja,
hun heengaan, wel verre van betreurd
veeleer een verademing zou lijken
het
menschelijk
;
dan
is
al
geen
te zullen
last
worden,
er in dezen afloop
van
leven iets zoo schreiend droefs en sombers, dat
een niet te onderdrukken stem in ons hart tegen zulk een
lot
en
toestand in getuigt, en ons toeroept, dat dit anders moet worden
mag hlijven.' Woord wil, dat de grijsheid een siei'lijke kroon zal zijn, dat we zelfs den stokoude met eere zullen bejegenen. Doch toestand als we schetsten, leidt tot vlak het tegenovergestelde.
dat het niet alzoo
Gods en
een
Voor hem, voor wien de oude dag met gebrek komt, is die kroon veeleer een kroon van doornen. En insteê van dat we den grijsaard eere zouden geven, drukt hem het bang gevoel, dat hij te veel
en gaat
is,
Vandaar de de
geesten
ware
te
hij
onder in vernedering, zoo niet in smaad.
heerlijke gedachte, die sinds het vierde een er
bezig
vinden
,
houdt
om
de vraag namelijk
,
althans
liet
,
eeuw
of er geen middel
broudsgebrek uit den ouden dag
weg
te nemen. Hooger dan een toelage van drie gulden over zeven dagen dorst dusver nog niemand mikken. Weelde zou het dus heusch nog niet zijn. Maar als twee van deze oudjens gingen saamwonen, of ook als ze bij hun kinderen konden inkomen, zou de beschikking over f 3 per week, per hoofd, tot aan hun dood toe, toch een radicale verandering in hun lot teweeg brengen. Het gebrek zou niet meer door de kieren en reten loeren. Het
gevoel van te veel te
opgeheven.
en anderen tot
zijn
last te
wezen, zou
zijn
Met het schamele opzien naar de hand, waaruit eiken
morgen de gegeven snee brood moest aangenomen, zou het uit zijn. Men zou weer iets zijn weer iets hebben weer kunnen leven en met eere het bestaan rekken tot aan zijn dood. Dat men hierbij nu Ie uitsluitend aan onze werklieden gedacht heeft, stemmen we aanstonds toe. Immers, wat we boven schreven, geldt van ieder oud mensch, man of vrouw, van wat positie of herkomst ook, die op den ouden dag, zooals de volkssprake zegt, zichzelven^den mond niet kan ;
;
openhouden.
Het omdat
geldt
van
de
er aanmerkelijk
vrouw haast nog meer dan van den man, meer oude vrouwen dan oude mannen zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1895
Abraham Kuyper Collection | 112 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1895
Abraham Kuyper Collection | 112 Pagina's