GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de kennisse Gods - pagina 261

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de kennisse Gods - pagina 261

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE DEUGDEN GODS.

De Gereformeerden waren van

259

oudsher gewoon

te onder-

scheiden tusschen de mededeelbare en onmededeelbarc deugden

Gods. Zij gingen daarbij uit van het standpunt, dat de mensch naar Gods beeld geschapen was, en bedoelden met die indeeling er op te wijzen, dat er deugden Gods waren, de onmededeelbare, waarvan absoluut niets in den mensch terug te vinden was, zooals Arnoldus Rotterdam het karakteristiek uitdrukt „waarvan de minste trek of zweemsel in den mensch niet wordt gevonden", en deugden, de mededeelbare, „waarvan alleen een flauwe gelijkenis in den mensch bespeurd wordt. " Als onmededeelbare deugden noemde men gemeen:

lijk

eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, onein-

:

Als mededeelbare: volkomen wijs, rechtgoed en een zeer overvloeiende Fontein aller goeden. Als wij acht geven op de leesteekens in artikel I der Gereformeerde Confessie, dan zien wij, dat de reeks dier deugden, elke deugd afzonderlijk door een komma gescheiden, tusschen „almachtig" en „volkomen wijs" door een puntkomma onderbroken is. Dit wordt duidelijk, als men bedenkt, dat vóór de puntkomma de onmededeelbare, na haar de mededeelbare deugden Gods worden aangegeven. Prof. Bavinck toont aan in zijn Dogmatiek II, pag. 93 v.v., dat de verschillende indeelingen van de Roomschen, de Lutherschen en de Gereformeerden in het zakelijke met elkander overeenkomen, feitelijk geen verschil maken, en eigenlijk alle op hetzelfde neerkomen, en dat het dusgenaamde verschil slechts een kwestie van naamgeving is. Alle indeealmachtig.

dig,

vaardig,

lingen groepeeren zich ten slotte toch

van hetgeen

in

het

wel mededeelbaar

schepsel

tegen

elke

verdeeling

deugd wordt ten

eenen

in

male

om

de beide gedachten

God onmededeelbaar, en van hetgeen aan hetzelfde

de schepping

Dientengevolge geldt bezwaar, want van elke

is.

iets gezien,

onkenbaar zou

zijn

overmits

zij

anders

voor den mensch; en

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's

Van de kennisse Gods - pagina 261

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's