Van de kennisse Gods - pagina 287

DE-

ONEINDIGHEID GODS.

285

V.

DE ONEINDIGHEID GODS. Zoo

ik

opvoer

bedde

ik

mij

ten

hemel,

Gij

in

de hel,

zie,

zijt

daar; of

Gij zijt daar.

Ps. 139

Nog twee ^mededeelbare deugden Gods worden Confessie genoemd, alvorens de

puntkomma

bereikt

:

in is,

8.

de die

daar ter plaatse de scheidslijn trekt tusschen de ^/mededeelbare en wel mededeelbare deugden Gods. Thans is aan de orde de oneindigheid van het Eeuwige Wezen, hetwelk

God noemen. Ook hier is het

wij

noodig,

vast te stellen, alvorens tot

de beteekenis van het woord behandeling van de zaak zelve

Toen gesproken werd over de „onbegrijpewezen wij er op, dat dit woord in tweeërlei opgevat, met gansch onderscheiden beteeworden zin kan kenis; dat b.v. in artikel I der Confessie het noemen van God, als onbegrijpelijk, iets anders inhield dan waar in vraag 48 van den Catechismus de woorden: „dewijl de Godheid onbegrijpelijk is" op doelden. En zoo nu geldt ook over te gaan.

lijkheid" Gods,

van de oneindigheid Gods, dat daarvan in betrekking tot drieërlei waarheid gewag gemaakt wordt. Vooreerst spreekt, men van God als den Oneindige, in dien zin, dat alle deugden Gods oneindig, zonder einde, allervolmaaktst zijn, en dat God de Heere in de volheid Zijner deugden de oneindig Volmaakte is. Wij lezen in Ps. 119 96: „In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien, maar Uw gebod is zeer wijd." Deze woorden beteekenen, dat de deugden en volmaaktheden van den mensch eindig zijn, aan een einde toekomen, maar dat Gods deugden onbegrensd, zonder paal en perk, oneindig zijn, want God ten

opzichte

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen