Zions roem en sterkte - pagina 40

ARTIKEL

32

XVII.

alvermogen, door wedergeboorte, het vrouwenzaad worden. Dat de geloovigen, een Behouder tot hunne redding krijgen, Dat deze Verlosser God die de slang den kop vertreden zal. 5. moest zijn, om het werk en de macht des Satans te overwinnen. 6. Dat die Behouder ook een mensch moest zijn, die een verzen of hiel heeft, om in de menschelijke natuur te kunnen lijden, alzoo Hij, die waarachtig God was, niet kon lijden. 7. Dat Hij een heilig mensch moest zijn, en zonder zonde, alzoo Hij anders onder den vloek v/as, en den Satan niet kon verpletteren. 8. Dat de overwinning van dezen Verlosser op den Satan volkomen zijn zou, zoodat het slangenzaad, het vrouwenzaad geen nadeel zou kunnen toebrengen. Immers des Satans kop zou vermorzeld worden. 9. Dat deze verlossing door veel lijden moest verkregen worden, terwijl het vrouwenzaad, de verzen of hiel, dat is zijne menschelijke natuur, zou vermorzeld worden. 10. Dat dit lijden echter maar een korten tijd duren zou, alzoo het niet op het hoofd maar de verzen zou aanloopen. 11. Dat het vrouwenzaad uit dat lijden wederom zou opstaan, alzoo anders de kop der slang niet kon verbroken worden. 12. Dat deze overwinning aan geheel het vrouwenzaad zou overgaan, welke door de Verlosser, haar hoofd, zou verkregen worden. 13. Dat de uitverkorenen deze verlossing niet dadelijk verkrijgen konden, tenzij, dat zij door wedergeboorte tot het vrouwenzaad geworden waren. 14. Dat er altijd onderscheid zal zijn tusschen bekeerden en onbekeerden terwijl het slangenzaad in het koninkrijk der duisternis blijft, en het vrouwenzaad in het koninkrijk des lichts, nimmer van Heer veranderen kan. 15. Dat er altijd strijd zal zijn tusschen deze twee zaden. 16. Dat de bekeerden door een godvruchligen wandel zich vertoonen zouden het zaad der vrouw te zijn. Dat God in alles de eer van Zijne genade zou hebben, als die door Zijne wonderbare goedheid en wijsheid, den gevallen mensch getroost heeft met de belofte van Zijn Zoon, die de werken des duivels verbreken zou. 18. Dat de overwinning over het slangenzaad in heerlijkheid zal geëindigd worden, alzoo de overwinning volkomen zijn moet. en

4.

;

Vraag. Wat ziet gij meer in die belofte ? Antw. 1. Het is eene liefderijke belofte, waarin Gods menschenliefde op het allerheerlijkst uitmunt. Jezus stond zelf als in verwondering hierover opgetogen, toen hij uitriep Joh. 3 16. Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. 2. Wijsheid vertoonde zich hier ook wonderlijk. Gerechtigheid en barmhartigheid schenen tegen elkander te staan, de eene riep Adam moet sterven de ander laat hem leven. Het leven kon de gerechtigheid niet zien, tenzij dat zij voldaan werd. De barmhartigheid kon het leven niet geven, tenzij de goddelijke wijsheid het zaad der vrouw uitvond om te voldoen. Waarlijk hier is stof om uit te roepen den alleen wijzen God zij de eere, en de heerlijkheid in alle eeuwigheid, 1 Tim. 1 17. 3. Almacht Gods straalt af in deze belofte. God van den hemel :

;

:

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen