GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groen van Prinsterer. Schriftelijke Nalatenschap (Zesde deel)Briefwisseling, V. 1827-1869; bewerkt door Drs. J. L. van Essen, uitgegeven door het Bureau der Rijkscomissie voor Nederlandse Geschiedenis, verkrijgbaar bij Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage 1980 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën Goote 175); 903 blz. f. 175, - .

In deel 12 van de Algemene geschiedenis der Nederlanden (Haarlem 1977, 449) wordt geconstateerd dat Groen van Prinsterer het nog steeds moet doen zonder een goede biografie. De AGN acht P. A. Diepenhorsts Groen van Prinsterer 'voortreffelijk gedocumenteerd', maar vindt dat dit boek 'meer van een gereformeerd Te Deum (zo dat al bestaanbaar ware) dan van een serieuze biografie' heeft. Het grapje ten spijt heeft de AGN geen ongelijk. Maar bouwstenen voor een levensbeschrijving zijn en worden wel aangedragen: zie de R.G.P.-publicaties die aan Groen werden gewijd. Het eerste deel verscheen reeds meer dan 55 jaar geleden. Zij brengen ons in aanraking met ruim een halve eeuw Nederlandse geschiedenis in al haar facetten, vanuit (zoals Groen zelf formuleerde) 'de vrije positie waarin misschien grotendeels mijn kracht ligt'. Wij mogen dankbaar zijn dat een lawine archivalia bewaard is, mede door Groen zelf 'om van het vooroordeel van de tijdgenoot in beroep te gaan voor de rechtbank van het nageslacht'. Van de cyclus Briefwisseling ligt nu deel V voor ons.

Mevrouw Drs. J. L. van Essen was reeds betrokken bij diverse vorige delen, maar hetgeen nu verschenen is draagt alléén haar naam. Haar geldt wat haar held van zichzelf geschreven heeft (V, 155): 'Een aanmerkelijk deel van mijn leven heb ik aan dezen gunstigen arbeid [sc. de Archives de la Maison d'Orange Nassau], met inspanning van alle krachten, besteed. Het was mijne poging, het was mijn vurige wensch dat de ijver en naauwgezetheid van de verzamelaar zou getuigen van ingenomenheid met de innerlijke gehalte . . .'. Haar komt daarvoor hulde toe. De Inleiding op het boek valt enigszins tegen; maar de accuratesse en speurzin die uitkomen in de aantekeningen zijn verbluffend. Nog een deel wordt ons in het vooruitzicht gesteld, de jaren 1870-1876 omvattend. Moge de historica de voltooiing van dit levenswerk nog op haar naam brengen!

De nieuwe publicatie is een aanvulling op vorige delen en tevens een correctie, met name op de in 1937 door A. Goslinga gepubliceerde briefwisseling met Kuyper. Waardevol zijn de nieuw ontdekte archivalia. Klaagde H. J. Smit in de Inleiding van deel III nog dat hij de brieven van M. D. van Otterloo niet had mogen zien, de lezer heeft ze thans voor zich en kan hun betekenis nagaan voor de geschiedenis van het christelijk onderwijs (men denke slechts aan 1857). Voor de geschiedenis van de emancipatie zijn de brieven van J. W. Gefken uit Suriname van belang. De ontstaansgeschiedenis van de Archives wordt op essentiële punten ontsluierd in de nu openbaar gemaakte brieven aan de Koning. Ik betreur het slechts dat met geen woord melding gemaakt is van de in DNK vermelde briefwisseling tussen de echtparen Groen en Merle d'Aubigné, terwijl toch een microfilm met de complete tekst van de brieven aan de bewerkster ter hand is gesteld. Va-

ker trouwens zouden uitgevers/bewerkers gebruik moeten maken van de mogelijkheden die DNK biedt via de rubrieken 'Vraag en antwoord' en 'Archief-aanwinsten' die wij altijd willen plaatsen als daaraan behoefte bestaat.

Bij mij leeft nog een vraag. Wat was het criterium dat de bewerkster heeft gehanteerd om te beslissen of een brief geheel of slechts gedeeltelijk moest worden opgenomen? Haar motieven zijn niet altijd duidelijk. Herhaaldelijk heeft de gebruiker de indruk dat bepaalde kerkhistorisch interessante passages geëlimineerd zijn en ten hoogste door een enkele samenvattende regel zijn aangeduid: Ik pleit ervoor in een bronnenpublicatie van zulk een importantie alle brieven onverkort op te nemen. Er zijn genoeg argumenten voor te geven.

P. L. Schram

Fragmenten Vrouwengeschiedenis. Deel I: Chronologisch. Deel II: Thematisch. Samengesteld door Wantje Fritschy. Den Haag, Uitgeverij Martinus Nijhoff, 1980. Reeks: Geschiedenis in veelvoud, band 10 en 11. Per deel f 35, - .

'Geschiedenis in veelvoud' is de naam van een reeks 'readers' waarin de Haagse uitgeverij Martinus Nijhoff sinds enige jaren verspreide historische artikelen bundelt rond bepaalde themata. Zijn dergelijke publicaties misschien een uitgeversrage aan het worden en, gelet op het concurrerende 'Vaderlands verleden in veelvoud', kennelijk al met een eigen handelsmerk? Een aardig bijverschijnsel van deze readers schijnt intussen al hierin te bestaan, dat zij de uitverkoren auteurs een niet te versmaden statussymbool schenken. Een spiegeltje (historiaal) aan de wand?

Met twee delen over (of uit? ) de vrouwengeschiedenis zijn intussen al band 10 en 11 van 'Geschiedenis in veelvoud' verschenen, en zeker niet de beste, hopelijk de slechtste (want ik moet bekennen dat ik niet alle delen ken). Onder de titel Fragmenten Vrouwengeschiedenis kun je nogal gemakkelijk van allerlei wegstoppen, en dat nog wel met de verbazend originele opzet van eensdeels Chronologisch en anderdeels Thematisch. Van de aldus geschapen gelegenheid om er een allegaartje van te maken heeft de samensteller zich gretig bediend. Bronnen, beschouwingen, analyses, alles is door elkaar gehutseld. Zelfs zij die geen overdreven liefhebbers zijn van hutspot, weten dit product uit de Hollandse keuken onder omstandigheden toch best te waarderen, mits er niet onevenredig veel aardappelen in zitten. Helaas is dat hier maar al te zeer het geval: een overmatig grote portie feministisch-socialistische ideologie maakt deze Fragmenten Vrouwengeschiedenis vrijwel onverteerbaar. De 'moderne' vrouwenbeweging heeft nagenoeg het alleenvertoningsrecht in deze benadering van de vrouwengeschiedenis: slechts heel enkele medestrijders en-lijders van de oude stempel hebben genade mogen vinden in hedendaagse (Fritschys) ogen.

Christelijke vrouwen en haar bewegingen zijn per definitie nauwelijks modern te noemen in de door de samensteller bedoelde zin, en maken dan ook door haar bijna volledige afwezigheid de indruk van een (zwijgende en dus? ) te verwaarlozen meerderheid. Zou er op 'christelijk' vrouwengebied

dan niets zijn gebeurd, of er ook niets over geschreven zijn? Wantje ware te verontschuldigen als dit het geval zou zijn, maar helaas zelfs bij oppervlakkige waarneming vallen mij al diverse gemiste kansen op. Om maar één figuur te noemen wier oeuvre in een bundel van en over Nederlandse vrouwengeschiedenis zeker niet had mogen ontbreken: Lène Dresen-Coenders. Ik denk alleen al aan haar belangwekkende reeks opstellen over de 'psychologie van het fabrieksmeisje'.

Een gemiste kans, anders kan ik deze Fragmenten Vrouwengeschiedenis met de beste wil niet betitelen. Ook al moet iemand die in dit verband tot de verkeerde wederhelft van de mensheid behoort extra op z'n tellen passen, toch zou ik durven beweren dat met deze slordig samengestelde, waarlijk fragmentarische bundel een slechte dienst is bewezen aan de serieuze bestudering van een even actueel als belangwekkend thema op het vruchtbare terrein van de geschiedbeoefening. Hoe slordig te werk is gegaan blijkt ook nog eens uit de inhoudsopgave van het eerste deel. Heel deze inhoudsopgave is als erratum bijgesloten en dat mag toch bepaald geen sieraad heten voor Martinus Nijhoff. Of is zijn devies 'Alles komt teregt' primair in boekhoudkundige zin op te vatten, zoals volgens de overlevering sommige auteurs reeds lang hebben verondersteld, vóórdat dit gerenommeerde historische uitgevershuis begon met deze althans zijnerzijds goedkope reeks? Waarschijnlijk ligt de kerkgeschiedenis vooralsnog niet goed genoeg in de markt voor een vaderlandse 'readerij'; indien toch, dan helpe DNK samen met andere kerkhistorische tijdschriften verhoeden, dat een ook in overdrachtelijke zin zo goedkope uitgave op de historische markt komt als de delen 10 en 11 van 'Geschiedenis in veelvoud'.

Jan Roes

NALEZINGEN BIJ EEN JUBILEUM

De in DNK 9 besproken werken, uitgegeven ter gelegenheid van het twintigste lustrum van de Vrije Universiteit vormen maar een deel van de totale productie die in het afgelopen jaar is losgebarsten. Op verzoek van de redactiesecretaris kondig ik nog een paar onderling zeer verschillende geschriften aan, slechts datgene besprekend wat in dit Documentatieblad thuishoort. Het is intussen billijk mee te delen dat mijn benadering van het verschijnsel V.U. zeer ambivalent is, een ambivalentie die door de vervanging van de gereformeerde grondslag door een oecumenisch-christelijke doelstelling niet verkleind, maar integendeel vergroot is. Kan een mens zich ooit vermeten te stellen dat hij 'gehoorzaam aan het Evangelie' 'God en Zijn wereld dienen' wil? En wat betekent het dan als een organisatie zulk een intentieverklaring afgeeft? De enkele mens die deze doelstelling bereikt, is een heilige, maar zelfs de kerk heeft nooit van zichzelf geproclameerd uit louter heiligen te bestaan, laat staan dat een Universiteit, hoe vrij ook, dat als intentionele vlag zou kunnen voeren. Wat doet men met zoiets de academieburgers eigenlijk aan? Deze vraag wordt intussen - en dat treft mij dan weer diep - aan de instelling zelf niet ontweken. In de bundel

Studiedag 'V.U. tussen twee Vuren' - kontroversen rond de doelstelling

en het functioneren van de V.U., 4 juni 1930, V.U.-Boekhandel 1980, 331 gestencilde blz. A-4 formaat, f 17, 50.

blijkt duidelijk dat men met het probleem op allerlei wijzen worstelt. Daar de doelstelling van deze eeuw is, behoeft dit hier niet nader besproken te worden. Laat de wat onhanteerbare vorm van deze bundel geen geinteresseerde weerhouden van kennisname. En ieder die èn christen èn beoefenaar der wetenschap wil zijn is als zodanig zulk een geïnteresseerde.

Naar mijn smaak graaft het volgende geschrift iets minder diep:

G. Puchinger, Gesprekken over honderd jaar Vrije Universiteit, Delft, W. D. Meinema, 1980. 324 blz., paperback f 27, 50.

geeft aan zijn 15 interviews niet voor niets het motto mee van Gerrit Achterberg: 'O verhalen, / die wij zelve waren'.

De vraag, die de achtergrond vormt van alle andere vragen is: Welke waren uw relaties tot de V.U. en hoe ziet u haar? Dat levert een aantal interessante gegevens betreffende de gesprekspartners op, alsmede hun visie op het modeme universitaire bedrijf, hetzij zoals zij dat aan de V.U. beleven, hetzij zoals zij er, elders werkzaam, min of meer van buiten tegenaan kijken. Minder nog dan in het vorige werk komt in dit de negentiende eeuw aan de orde, zodat ook hier verdere bespreking achterwege kan blijven. Het meeste over de negentiende eeuw vinden wij in:

(Liesbeth Lenderink e.a., red.):100 jaar studentenleven aan de V.U. Amsterdam V.U.-Boekhandel 1980, 159 blz. oblong-formaat, paperback, f25, —.

Het eerste hoofdstuk 'In den beginne ... (1880-1900)' - deze (typerende? ) leukheid stuit mij wat tegen de borst - gaat over het negentiende-eeuwse part van de V.U.-geschiedenis, al was een cesuur bij 1905, verkrijging van de effectus civilis voor de verleende graden, logischer geweest. Meteen in de tweede kolom ervan komt een daverende enormiteit voor: de H.O.-wet van 1876 zou de hervormde synode recht van advies gegeven hebben bij de benoeming van theologische hoogleraren aan de Rijksuniversiteiten - waar haalt de auteur het vandaan? - waardoor de volgende constatering: de V.U. werd opgericht o.a. uit protest tegen 'het (verlichte) benoemingsbeleid van de .. .Synode', hoewel op zichzelf juist, een dubieuze basis krijgt.

Het eigenlijke onderwerp wordt vervolgens wat vlot en oppervlakkig maar wel onderhoudend beschreven.Tussen de regels door voelt de lezer intussen een mythe wegsmelten: de mythe n.1. van de V.U. als instrument voor de emancipatie van Kuypers 'Kleine Luyden'. Hoe klein zijn luiden die hun zoons een opleiding kunnen bieden die (afgezien van de theologische studie na de ter rechter tijd uitgebroken Doleantie) 25 jaar lang een omweg betekende, daar de verleende graden maatschappelijk niets opleverden bij gebrek aan erkenning? En dat terwijl die zoons zich het gebruikelijke studentikoze herenleven uitgebreid blijken te kunnen permitteren? Hoe moeten wij ons de afkomst van deze lustig drinkende en paardrijdende gezellen voorstellen? Niet zo min, suggereert de tekst op iedere bladzijde. Maar dan is de gedachte aan emancipatie, hier en daar in de eerstbesproken bundel driftig gehanteerd, nodig aan herziening toe. Romein moge haar in de

'Erflaters' gelanceerd hebben, zij berust dunkt mij op gezichtsbedrog. Trouwens, wat voor groepering komt op de gedachte, juist een eigen universiteit te stichten, zonder zich reeds volledig geëmancipeerd te voelen en daarvan exact door een dergelijke stichting ook allernadrukkelijkst kennis te geven? Een vergelijking met de tijd die het de katholieken gekost heeft om het gegeven voorbeeld na te volgen, is allerwelsprekendst.

Kortom, het soms wat zouteloze (en erger, zie de op blz. 4 als fotobijschrift geproduceerde variant op de corpsleus 'Nil Desperandum Deo Duce'...) album zou nog weieens aanleiding kunnen worden tot hernieuwde historische bezinning. De weduwen en anderen die de V.U. gesteund hebben, hadden meer ter beschikking dan hun laatste penningen. Zij hebben er ook - het zij tot hun onvergankelijke eer gezegd - afstand van weten te doen ten bate van dit en velerlei ander werk, werk dat zij niet als emancipatiestreven interpreteerden, maar als verrichtingen louter ter ere Gods.

Dat deze recensent bij dit alles niet van zijn ambivalenties verlost is, hebt u intussen wel begrepen.

F. R. J. Knetsch

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981

DNK | 45 Pagina's

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981

DNK | 45 Pagina's