GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

HENRICUS HÖVEKER

Uitgever van Groens Handboek der Geschiedenis van het Vaderland

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

JAN PETER VERHAVE

Inleiding

In de jaren 1841-1845 schreef mr Guillaume Groen van Prinsterer het Handboek voorde Geschiedenis van het Vaderland, als een hulp voor protestantse ouders en leraren, in het vervullen van hun 'heilige plicht tot Christelijk onderwijs onzer Historie'. 1 Ruim tachtig jaar later kwam een achtste druk uit, met een Woord Vooraf door J.C. Rullmann over de geschiedenis van het Handboek? In dat overzicht bleven een aantal bijzonderheden onvermeld, die in dit artikel belicht worden. Centraal staat de Amsterdamse boekhandelaar en uitgever Henricus Höveker (1807-1889). Hij heeft een reeks van goedkope drukken van het Handboek verzorgd, waardoor het vanaf 1852 onder ieders bereik kwam.

De omstandigheden De Afscheidingsbeweging van 1834 veroorzaakte angst voor maatschappelijke onrust bij de Nederlandse overheid. Het gevolg daarvan was een hevige campagne om de bijeenkomsten van de afgescheidenen onmogelijk te maken. Met politiegeweld, inkwartiering van militairen en zware geldboetes werd hun het leven zuur gemaakt. Slechts enkelen in de Hervormde Kerk protesteerden publiekelijk, onder wie de staatsman mr Guillaume Groen van Prinsterer. Hij stak in 1837 met zijn brochure De maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het Staatsrecht getoetst de afgescheidenen een hart onder de riem.

JAN PETER VERHAVE

Dr. J.P. Verhave (Academisch Ziekenhuis Nijmegen, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen) is parasitiloog.

Ook de jonge boekhandelaar Höveker verafschuwde de godsdienstonvrijheid en de vervolgingen. Anders dan Groen ging hij in 1836 mee met de Afscheiding. Voordien had hij zich al losgemaakt van zijn vennoot W. Messchert, om zich geheel te kunnen richten op het uitgeven van positief christelijke lectuur. Höveker werd al snel diaken in de afgescheiden gemeente aan de Bloemgracht; zijn vriend, de onderwijzer en klerk Johan Adam Wormser (1807-1862) werd daar ouderling. Maar ook onder de afgescheidenen was men niet vrij. Er werd een lectuurcommissie ingesteld, die boeken, brochures en preken moest keuren, of ze voor het volk geschikt zouden zijn. Als de afgescheidenen lazen, dan zouden ze in de gereformeerde leer gesterkt moeten worden. Voor Höveker was deze 'censura librorum', de boekcensuur die op de Dordtse kerkorde van 1619 gegrond werd, zakelijk moeilijk te verteren. Hij had immers zijn boekhandel niet gespecialiseerd op gereformeerde, maar op christelijke lectuur in het algemeen; nu mochten de leesgrage leden van zijn eigen kerk niet eens meer vrij bij hem kopen. Höveker mocht zelfs niet meer beslissen wat hij uitgaf. Zo moest hij in 1838 de publicatie van het werkje De bekeering van Doctor A. Capadose laten schieten. Die orthodoxe hervormde jood was immers niet met de Afscheiding meegegaan... Een zakelijk fiasco dreigde, maar gelukkig duurde deze periode van censuur slechts kort. Niet alleen Höveker kreeg vragen; ook Wormser, die voorzitter van kerkenraad en van de provinciale kerkvergadering was, zag spoedig in dat censuur niet de goede weg was. De beperkende maatregel werd opgeheven en Wormser begon goede boeken aan te bevelen in De Reformatie, het nieuwe blad dat Höveker voor de afgescheidenen uitgaf.

Verstrekkender waren de gevolgen van de twisten die in 1840 bij de Amsterdamse afgescheidenen ontstonden. Höveker, Wormser en nog twee kerkenraadsleden werden geschorst. Voor Höveker was dat het moment om met de zijnen opgelucht terug te keren naar de Hervormde Kerk; Wormser deed dat officieel pas in 1862. Höveker zag dat 'de meeste vromen in de Afscheiding hun vroegere mildheid verloren en hatelijke haarklovers werden, verwoesters van eikaars geluk. Groepsvorming en verkettering maakten de Scheiding onbruikbaar tot het gestelde doel: het herstel van de Hervormde Kerk. Broeders sloegen elkaar blind, in 't licht van de eeuwigheid.' 3 Na hun schorsing richtten Höveker en Wormser (intussen deur-

waarder geworden) zich met hun beide andere lotgenoten in 1840 tot Groen van Prinsterer met de mededeling dat zij een leesbibliotheek hadden opgericht. Zij hadden daarvoor reeds verschillende publicaties van Groen, waaronder ook de Maatregelen van 1837, aangeschaft. Nu vroegen ze hem om een exemplaar van het periodiek Nederlandsche Gedachten dat door hem in het begin van de jaren dertig was verzorgd. 'Onze bekendheid met de geloovigen, ook uit de mindere standen, heeft ons... de nuttigheid doen inzien, om bij hen vaderlandsch-godsdienstige gevoelens öf te bewaren, of te bevorderen, door hen op eene gemakkelijke en kostelooze wijze toegang te verschaffen tot degelijke en doorwrochte werken.' 4

Hövekers terugkeer naar de Vaderlandse Kerk bracht mee dat hij niet langer uitgever van De Reformatie kon zijn. Hij en Wormser, die met een aantal gelijkgezinde afgescheidenen een apart 'gezelschap' vormde, verloren elkaar enkele jaren uit het oog. Toen in 1845 de Vereeniging Christelijke Vrienden was opgericht en dominee O.G. Heldring een uitgever zocht voor het orgaan van deze vereniging, Christelijke Stemmen, was Höveker volgens Wormser de aangewezen man. Een jaar daarvoor had Höveker zelf al de Vereeniging ter bevordering van Christelijke Lectuur (VBCL) opgericht. De publicaties van de laatstgenoemde vereniging gaf hij natuurlijk zelf uit: brochures en strijdschriften, handboekjes en gedichtenbundels, maar ook dikke boeken, zoals die van de Schotse godgeleerden R. en E. Erskine en de Handbijbel voor huisgezinnen, die door de Amsterdamse onderwijzer en evangelist Th.M. Looman was geschreven. Tot de uitgaven van de VBCL behoorden verder verschillende schoolboeken en stukjes voor de jeugd van de vrij-evangelische dominee Jan de Liefde. 5

Een anecdote met gevolg Höveker nam steeds nieuwe initiatieven. Zo zocht hij in 1850 samen met Looman contact met Wormser om te praten over de oprichting van een Vólksweekblad voor de lagere klassen. Dit plan kwam niet van de grond. Ongeveer in dezelfde tijd slaagde echter wel een andere onderneming waar Wormser eveneens bij betrokken was: een goedkope editie van het genoemde Handboek der Geschiedenis van het Vaderland van Groen. De zaak kwam op gang door een samenloop van omstandigheden.

Een van de boeken die uit de vaardige pen van De Liefde voortkwam, de Algemeene geschiedenis voor het volk, van het standpunt des christelijken geloofs beschouwd, liep goed. Zo goed, dat de uitgever nóg wel een waagstukje op geschiedenisgebied wilde aangaan. De gelegenheid deed zich al spoedig voor. Wormser had het Handboek in 1845, toen Groen het hem in afleveringen stuurde, met veel enthousiasme gelezen. Het gehele boek kostte evenwel ƒ 12, 10 en éét konden arme luitjes en zelfs de gewone burgermensen niet opbrengen, hoe leesgierig ze ook waren. Wormser was een groot bewonderaar en propagandist van Groens werken. In 1850 schreef hij aan Mevrouw Groen: 'Ik heb onder mijne vrienden kantoorbedienden, boekhouders, winkeliers, werkbazen-, ... die van hun schraal inkomen niets kunnen afzonderen om boeken te koopen... Zend mij, s.v.p. alles wat door u niet dadelijk geplaatst kan worden ... bij mij brengt het binnen een paar dagen vruchten voort onder de middelstanden... de heer Groen leert, wordt gelezen, sticht nut, daér waar ZEd. het welligt zelf niet zou vermoeden... Exemplaren van het Regt der Hervormde Gezindheid, van de Maatregelen tegen de Afgescheidenen; van adressen aan Synode en Gemeente ... zou ik aan deze mannen ... zendelingen van de [Vereeniging tot] Verbreiding der Waarheid gaarne in handen geven'. En enkele maanden later aan Groen zelf: 'Ik stem toe dat die schriften [van u] voor onze luidjes zwaar genoeg zijn, maar het is ook waar dat ons vrome volkje meer kan verdragen dan men gewoonlijk denkt, dikwijls meer dan de geleerde wereld.' 6

De tijd was rijp. Het wachten was op het plaatsvinden van een ontmoeting tussen Wormser en Höveker. De volgende anekdote is daarover bij hun nazaten overgeleverd. 7

Op zomerzondagmiddagen was het een hele pantoffelparade op de Amsterdamse grachten. Dames in hun wijde hoepelrokken manoeuvreerden ruisend langs elkaar heen; heren met keurig geborstelde hoge hoeden op, toonden hun opvallend gekleurde vesten en rokken. Zo gebeurde het op een zonnige najaarsmiddag in 1850, dat op de Torensluis bij het Koningsplein het echtpaar Höveker het gezin Wormser tegen 't lijf liep. Een minzaam knikken en lichten van de hoed in het voorbijgaan zou echt onbeleefd zijn geweest. Beide dames raakten aan de praat en

toen moesten de heren ook wel. Tijdens het wandelen heeft Wormser Höveker gepolst over de mogelijkheid om van Groens Handboek een herdruk te verzorgen, voor een prijs die ook de gewone burgerman paste. Höveker was het eens met Wormsers standpunt: christelijke ouders moesten zorgen voor een eigen huisbibliotheek met boeken van blijvende waarde, die ze aan hun kinderen konden nalaten. Hij meende dat hij het Handboek wel voor ƒ 4, 00 kon uitbrengen, als eerste uitgave in een nieuwe serie 'Christelijke Huis-Bibliotheek'. Wormser zei: 'Pas op, dat ik U niet aan uw woord houde. ... Ik heb het slechts den Heer Groen voor te stellen!'.

Dat laatste gebeurde, want Wormser wist dat Höveker zich niet zo gauw vergiste in geldelijke en boekhandelszaken. Er verscheen een aankondiging, waarin de midden-en lagere standen werden opgeroepen om in plaats van een groot aantal kleine geschriften hun geld nu eens uit te geven aan 'werken van grooter omvang en blijvende waarde', uitgevoerd met duidelijke letter, op goed papier en in groot octavo formaat, die een vergelijking met 'de beste voortbrengselen onzer drukpers' konden doorstaan. Het aangekondigde Handboek zou ƒ 4, 80 gaan kosten bij intekening en ƒ 5, 80 daarna. Het zou in maandelijkse afleveringen van 6 vellen druks voor ƒ 0, 40 beschikbaar komen, zodat ieder die in staat was wekelijks een dubbeltje af te zonderen, na verloop van één jaar in het bezit zou zijn van twee lijvige boekdelen. 8

Wormser bemiddelde intussen bij de overname en verkoop van het restant van de eerste druk van het Handboek. Door die voor een lage prijs te verkopen naar de geëmigreerde geloofsgenoten in Amerika, zou de nieuwe uitgaaf sneller op de markt kunnen komen. Ook voor de diaconie-en stadsarmenscholen 'en in de achterhoek van Overijssel, waar weinig geld en veel leeslust is, zou hij verscheidenene exemplaren, door toedoen van Ds. de Moen en zijn broer [Hendrik Wormser] kunnen plaatsen. 9 Van uitgever Brill in Leiden, die de eerste druk verzorgde, ontving Wormser enkele honderden exemplaren in losse bladen, waardoor slechts een deel van die restvoorraad compleet ingebonden zou kunnen worden. Höveker verzocht Groen voor te stellen dat hij voor ƒ 200 de hele voorraad zou completeren en inbinden, om die tegen een lagere prijs

(vanwege het verschil in druk) af te zetten zonder aparte annonce. Wormser raadde Groen aan op deze propositie in te gaan.

De herdruk van het Handboek kwam in 1852 gereed. Höveker had aanvankelijk verwacht tien jaar nodig te hebben om 2000 exemplaren te verkopen. Het bleek echter dat hij zijn protestants-christelijk publiek had onderschat. De oplage vloog zijn bedrijf uit. De uitgaaf verscheen dan ook op een heel geschikt moment, omdat men algemeen dacht dat Groen in plaats van Thorbecke de nieuwe minister zou worden. Höveker had voor deze tweede druk een gravure laten maken naar een recent portret van Groen, dat hij van Wormser had geleend. Niet iedereen vond het geslaagd; het werd goedkoop gevonden. 10

Ook Wormser heeft zich in het debiet (afzet) van het Handboek vergist. Toen er 1.000 intekenaars waren, vroeg Höveker hem naar zijn oordeel over het voornemen de oplage tot 2.500 te verhogen. Wormser raadde dat af; hij schreef aan Groen dat Höveker nu al genoeg verdiende en dat hij tevreden moest zijn, en bovendien zou er op die manier in tien jaar geen nieuwe editie mogelijk zijn. Waarschijnlijk heeft Höveker zich niet aan Wormsers raad gehouden. Volgens eigen zeggen in 1873 verkocht hij bijna 2.500 exemplaren van de uitgave van 1852. De winst op deze uitgave is de oorzaak geweest van de bloei van de firma! Höveker is Wormser altijd dankbaar gebleven voor het voorstel dat deze hem ooit gedaan had en hij heeft de Heer op zijn knieën gedankt voor dit zakelijk succes." Overigens is de 'Christelijke Huis-Bibliotheek' al spoedig opgegaan in de serie VBCL van Höveker.

Een definitieve versie In 1859 gaf Höveker aan Groen te kennen dat een nieuwe uitgave van het Handboek nodig zou zijn en Groen werkte vanaf 1861 verder aan een omgewerkte editie, waarvan om de paar jaar afleveringen verschenen. Bij de eerste aflevering ontstond er in de letterkundige pers opnieuw een discussie over de kwaliteit van Groen als historicus en als verteller. Sommigen verguisden zijn standpunt over de samenhang van vaderlandse en heilsgeschiedenis, zijn opeenstapeling van bijbelteksten. Zij vonden hem een beuzelaar of wezen op onjuistheden. Groen werd als antirevolutionair een grote revolutionair genoemd en dat klonk in die tijd anders dan nu! Ande-

ren erkenden de tekortkomingen, maar achtten het Handboek 't bruikbaarste dat er bestond. En bij de geschriften van deze 'leider van eene godsdienstige en staatkundige partij zou men bij voorkeur acht moeten slaan op hetgeen hij van de godsdienstige bewegingen en haar invloed op de staatsgebeurtenissen schrijft'. 12

In 1867 was Groen nog steeds bezig; de periode vóór 1813 had hij omgewerkt; de nieuwste geschiedenis na de Franse tijd bleef inhoudelijk gelijk aan de vorige. Höveker pleitte er bij Groen voor om in deze derde druk de geschiedschrijving voort te zetten na 1848. 'Het is beloofd en UEd. mag geen belofte onvervuld laten... het Handboek zal een blijvend getuige zijn dat zeer sterk sprekend moet worden gemaakt... Indien het Handboek voltooid is, kan UEd. rusten. Er behoefd[!] niets meer te worden verrigt.' 13 Groen vond een dergelijke uitbreiding van zijn werk voorbarig en roekeloos, omdat hij zelf onafgebroken aan die periode deel had gehad. Hij raakte wat geïrriteerd door de benadering van de boekhandelaar. Desondanks voegde hij toch een beknopt woord over de loop der gebeurtenissen tot 1863 toe. De uitgever vroeg om een nieuw portret in 'photographie of staalgravure'. Het tweede vond hij het beste, omdat een foto 'neiging [had] om te vervliegen'. De derde druk verscheen eindelijk in 1872, en wel met een gravure naar een fotografisch portret uit 1859. 14 Het zou de laatste versie zijn, die nog vele malen ongewijzigd is herdrukt.

In 1868 trouwde een van Hövekers dochters, Kaatje, met de zoon van Wormser. Johan Adam junior die zich in de effectenhandel had bekwaamd, werd door zijn schoonvader in de firma opgenomen. Vanaf 1870 heette die 'Höveker en Zoon'.

Onder de nieuwe naam verzorgde de firma onder andere een tweede uitgave van Groens Ongeloof en Revolutie en diens reeks Nederlandse Gedachten (1869-1876). Verder verschenen de briefwisselingen tussen Groen en respectievelijk Wormser sr, Da Costa en Thorbecke. Groen benoemde Wormser jr als zijn executeurtestamentair en gaf meermalen blijk van zijn grote waardering voor vader Wormser, die in 1862 was overleden. Bij zijn arbeid aan de uitgave van de brieven van Wormser senior beschreef Groen rond 1873 aan junior: de 'aandoenlijke herinnering van hetgeen ik aan uw onvergetelijken vader gehad heb... een Christen, die in den

eenvoud en de kracht zijner Evangeliebelijdenis nog te weinig gekend en gewaardeerd is'. En ook: 'Een schat aan Christelijke levenswijsheid is in zijne artikelen vervat'. 15

Verschillen van mening

Groen en Höveker hebben een ernstig meningsverschil gehad over het Handboek, omdat de laatstgenoemde zich niet gehouden had aan het contract voor de derde druk van oktober 1861 en het voor hogere prij s verkocht. Groen wilde wel blijven uitgeven bij de firma, maar liet de briefwisseling voornamelijk lopen via Wormser jr. Begin 1873 Groen schreef aan de firma Höveker en Zoon (dus niet specifiek aan een van beide firmanten): 'De overeenkomst van 1861 geeft mij regt op de editie, volgens het toen bepaalde voorstel, bij inteekening verkrijgbaar tegen ƒ 4, 80, buiten inteekening tegen ƒ 5, 90. Nu blijkt dat er in 't geheel geen inteekening geschied is. Dit verbetert de positie tegenover het publiek, maar... [is een] eigendunkelijke verbreking van het met rijpen rade [mijnerzijds]... gesloten contract'. Het antwoord van de firma luidde dat 'ten spoedigste' een intekening zou worden geopend op een vierde druk, zoveel mogelijk gelijk aan de vorige, voor ƒ 4, 80. Daarin zouden de resterende exemplaren van de derde opgenomen worden, die voor ƒ 6, 90 waren verkocht. Afhankelijk van het aantal intekeningen (400 of 800) zou de oplage 1.100 of 2.200 bedragen. 16

Groen vroeg zich daarop tegenover Wormser af op welke voorwaarden hij de nieuwe druk aan de firma zou toevertrouwen. Hij had namelijk inmiddels van Höveker begrepen dat de tweede druk van 1852 de raison d'être van haar latere bloei was geweest. Groen moet daar het zijne van gedacht hebben, want hij vernam natuurlijk ook hoe anderen moeite hadden met de uitgever: 'Hij [H.H.] wil gaarne iets uitgeven, maar liefst kosteloos' (Van Otterloo); '...met al zijn vroomheid een zwak en weifelachtig karakter' (Feringa) en 'een man die nu in onbesuisdheid voor iedereen uit zou lopen, om straks allen bij de panden van de rok terug te trekken (Kuyper). Nu verweet Groen zelf Höveker 'erbarmelijk laodiceïsme' (lauwheid) over het debiet. 17

Een maand later meldde Groen aan Wormser: 'Ik zal... den heer Höveker zooveel doenlijk sparen; vooral ook om uwentwille; maar we moeten nu ook, wij, dat is ... de zoon en de vriend van Wormser,

met open kaart spelen. Tot op den huidigen dag weet ik niets van de financiële resultaten welke de inteekening van 1851 heeft opgeleverd' . Groen stuurde aan op een mondeling overleg en beide mannen kwamen in december 1873 tot een zekere overeenstemming. Op de nieuwjaarsdag van 1874 ontving Höveker een brief van Groen. Höveker reageerde nog diezelfde dag: 'Ik kon niet nalaten den Heer te danken die opnieuw mij vreugde gaf na een jaar van pijnlijke herinneringen ... het was mij een bewijs, dat de Heere onze God gewend is om een verrassend God zich te willen betoonen, en mijn innigste wensch en bede is ... om ook UwelEd. vreugde te bereiden door de uitgave van de thans ook door Ued. geaccepteerde volkseditie van het Handboek' , 18

Uit het laatste blijkt reeds dat de vierde druk in feite tegen de zin van Groen een volkseditie werd. Op 12 januari 1874 liet Groen aan Wormser weten waarom hij toch daarmee accoord ging en ook de eventuele winst geheel aan de firma liet. Hij deed dit '1° als eene hulde aan de nagedachtenis van uw vader, ook bepaaldelijk in hetgeen hij voor de verspreiding van het Handboek door den in 1852, gelijk hij zich uitdrukte, met enorme winst door de firma opgevolgde raad gedaan heeft; 2° als een blijk van het vertrouwen dat ik in u stel'. En hij voegde daar nog aan toe 'Zooveel doenlijk wensch ik uw schoonvader ook om uwentwille te menageren.' 19

Toch kon Groen alles wat gebeurd was moeilijk vergeten en bleef hij problemen houden met de manier waarop zijn werk nu aan de man gebracht werd. Dat blijkt ook uit hetgeen hij in mei 1874 aan Kuyper schreef: 'Zoo Wormser [sr] was blijven leven, zou ik met de derde en vierde uitgaaf van het Handboek niet zooveel verdriet hebben gehad. Hij heeft in 1851 het denkbeeld eener tweede uitgaaf bij inteekening aan Höveker geopperd ... uitgaande van de onderstelling 'Bij scholen en kerken moet ons volk een eigen huis-bibliotheek hebben van werken van blij venden aard die de ouders hunnen kinderen nalaten'. Die tweede uitgaaf is de opkomst der firma Höveker geweest. Maar bij de derde uitgaaf (waardoor de vorige, ik mag wel zeggen genullificeerd zijn) wordt de inteekening verzuimd en, dien ten gevolge, is het debiet onbeteekenend gebleven. Nu wil Höveker dit door de vierde uitgaaf repareeren; maar door de prijsverlaging en den titel van vo/tauitgaaf heeft hij getoond het idee van

Wormser volstrekt niet te begrijpen. Voor mij is de zaak uiterst delicaat Wel bemerk ik dat reeds zijdelingsche waarschuwing in vergaderingen uitgaat tegen de vermeende geschiktheid van dit 'voortreffelijk boek' voor populair onderwijs, en ik loop op mijn ouden dag gevaar, van niet slechts de thans geopende inteekening deerlijk te zien mislukken, maar bovendien, bij menigeen die mij niet kent, in verdenking te geraken dat ik mijn arbeid als lectuur voor Jan en alleman, voor ontbijt-en theetafel uitgegeven heb' . 20

De oude staatsman had het boek niet geschreven voor schoolkinderen; het was serieuze kost en zeker geen populaire lectuur. Door een gift van een van Groens 'vermoogende geestverwanten' [J. van Eik] kon de nieuwe editie in 1875 gratis aan alle hoofdonderwijzers aangeboden worden; dat was wèl naar Groens zin. Door deze actie werd meteen ook een vijfde druk noodzakelijk.

Groen overleed in 1876, het jaar dat de vijfde druk verscheen; Höveker volgde in 1889. In nieuwsbrieven van Boekhandel 'voorheen' Höveker & Wormser uit 1905 en 1906 vinden we de zesde druk van het Handboek uit 1895 'met portret', oorspronkelijke prijs ƒ 5, geb. ƒ 6, nu aangeboden voor ƒ 3, resp. ƒ 4. Bovendien was er een aanbieding van 39 boeken van Groen van ƒ 60 voor ƒ 15. 21

Kennelijk was de belangstelling voor de geschriften van de grote staatsman enigszins getaand, om na enkele decennia weer op te bloeien onder gereformeerde ouders en leraren die de geschiedenis van hun kerk en voormannen aan de nieuwe generatie wilden doorgeven. 22


1. G. Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, Leiden 1846.

2. J.C. Rullmann, Geschiedenis van het Handboek: Woord Vooraf aan het Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, door Mr. Groen van Prinsterer, Baam 1928 8, 1-23.

3. H. Höveker, De erfenis der familie Höveker [Niet in de handel] II, [Amsterdam 1873], 36, 41-45.

4. G. Groen van Prinsterer, Brieven van J.A. Wormser II, Amsterdam 1876, Nalezing 276; I, br. 49, 165; I, br. 54, 188. Regt, Maatregelen en adressen zijn publicaties van Groen uitresp. 1848, 1837, 1842 en 1843.

5. Vgl. J.P. Verhave, W. Heijting, 'Henricus Höveker en zijn theologische boekhandel, in: A.J. van den Berg e.a. (red.), Aspecten van het Réveil in druk, Zoetermeer 1998, 40-51.

6. Zie noot 4.

7.Höveker, Erfenis familie Höveker, II, 63; vgl. ook I.P. Verhave, Afgescheiden en Wedergekeerd. Het leven van J.A. Wormser sr. en zijn gezin te Amsterdam. Verschijnt binnenkort, Heerenveen 1999.

8. Archieven Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, en Stichting Réveil-Archief, UB Amsterdam.

9. Groen, Brieven Wormser, I, br. 72, 238 (27 augustus 1851); G. Groen van Prinsterer Schriftelijke Nalatenschap, bewerkt door C. Gerretson e.a.: Briefwisseling III, br. 162, 99 (27 januari 1852).

10. Groen, Briefwisseling, III, 862; III br. 137a, 863 (10 november 1851).

11. Höveker, Erfenis familie Höveker, II, 63.

12. F[ruin], Bespreking 'Kanttekeningen op het Handboek, De Gids 1857, II, 850-853; H. Smitskamp, Groen van Prinsterer als historicus, Amsterdam 1940, 87 e.v.

13. Groen, Briefwisseling, IV, br. 152, 78 (17 juni 1867).

14. Groen, Briefwisseling, III, 862; VI, br. 382, 295 (28 november 1871); VI, br. 443, 339 (4 mei 1872).

15. Groen, Briefwisseling, VI, br. 487, 368 (20 augustus 1872); VI, br. 643, 454 (30 augustus 1873).

16. Groen, Briefwisseling, VI, br. 544, 400 (30 januari 1873); VI, br. 545, 401, (31 januari 1873); IV, br. 788, 657-8 (10 juli 1873).

17. Groen, Briefwisseling, V, br. 472, 444; IV, 595; VI, br. 321, 257 (6 augustus 1871).

18. Groen, Briefwisseling, VI, br. 629, 447 (6 augustus 1873); VI, br. 701, 487(1 janauari 1874).

19. Groen, Briefwisseling, VI, br. 709, 495 (12 januari 1874); VI, br. 743, 512(20 februari 1874).

20. Groen, Briefwisseling, VI, br. 774, 534 (13 mei 1874).

21. Groen, Briefwisseling, IV, 657; zie ook noot 7.

22. Zie noot 2.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1999

DNK | 95 Pagina's

HENRICUS HÖVEKER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1999

DNK | 95 Pagina's