GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En gij de ranken!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En gij de ranken!”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben de wijnstok, en gij de ranken; die in mij Inlijft, en ik in hem, die draagt veel vrucht: want zonder mij kunt gij niets doen. (Joh. 15 : 5a.).

Een rank is niets dan een kanaal en geleibuis, waardoor de wortel het sap opstuwt naar de trossen.

o, De rank is buiten den wijnstok zoo nietig en onbeduidend.

Zij heeft uit zichzelve niets en is niets. ant het leven zit in den wijnstok en de rucht groent en blauwt in de druiventrossen, n de rank ligt midden tusschen stam en tros et geen andere roeping dan om het sap p te zuigen, het opgezogen sap naar boven e stuwen en door te laten, en nu de trossen e dragen tot ze rijp zijn en kunnen geplukt.

Hoofdzaak is de wijnstok en hoofdzaak is de ruiventros, maar de rank is bijkomstig.

Zelfs als hout heeft de rank geen waarde, want er is al geen hout zoo doelloos en onbruikaar en tot niets nut, als het hout dat van wingerdranken komt. In den wijnstok zit waarde en voor de druiventrossen wordt geld geboden, maar voor een rank op zichzelf geeft niemand iets. Een rank, Jezus zegt 't er zelf bij, is op zichzelf voor niets nut dan om, gelijk men gewied onkruid wegwerpt of ontuig in het vuur verbrandt, evenzoo in het vuur geworpen en in de vlammen vernietigd te worden.

Voorv aar de Heeie heeft zijn volk dan wel diep vernederd, toen hij zijn jongeren toeriep: Gij zijt ranken!

Ranken ! Het meest waardelooze, in zichzelf meest onnutte en wegwerpelijke dat zich voor den landman denken laat.

Gij hooge mensch met al uw pretentiën, gij vrome, met al uw inbeeldingen, gij, verkoren man, met al uw heiligen schijn, zelfs al noemt ge, o, Petrus, u apostel, ot als Johannes »de geliefde des Heeren", gij zijt ranken!

Dàt is al uw eeretitel.

Daarin ligt al het holle en ijle van uw gemis aan waardij.

Tenzij, en dan keert het blad opeens geheel om, tenzij dat ge aan den wijnstok vastzit met den echten levensvezel, en aan uw uiteinden niet enkel blad toont, maar ook trossen van zwellende druiven draagt.

Want een rank van den wijnstok «/gesneden, of een rank nog aan den wijnstok vastzittend, is een verschil als van dag en nacht. De afgesneden rank is voor den wijngaardenier het wegwerpen niet waard, en ge doet hem een dienst zoo ge die weghaalt; maar van zijn ranken die nog uan den wijnstok zitten i: , i(It ^e afblijven.

De ranken die vastzitten zijn hem goud waard. Daar waakt hij over met zorge. Die beurt hij op, en bindt hij vast, en die snoeit hij uit, en die keert hij naar de zon toe. Want aan die ranken komen zijn druiven.

En als de wijngaardenier dat maar merken mag, dat de rank aan den wijnstok kleelt, en onder haar blad trossen uit doet botten, o, dan is die anders waardelooze rank hem in prijs het beste hout te boven gaande, en schier met zijn leven zou hij er voor strijden, als iemand aan die rank rukte of dien rank beschadigen zou.

En zoo keert het dan ook geestelijk om. Gij, volk • des Heeren, niets dan ranken., maar als er inkleving in Immanuël en uitbotting van vrucht mag zijn, dan gij, anders zoo niets en minder dan de ijdelheid zelve, opeens voor dien Wijnstok onmisbaar geworden. Want zonder ranken kan de Wijnstok zijn heerlijkheid niet toonen, en zonder ranken plukt de Vader, die uw hemelsche landman is aan den Wijnstok geen vrucht.

o, Dat ’s Heeren volk op die inkleving van Immanuël dan toch al zijn hart mocht zetten, en ophouden mocht met zich te vergenoegen daarmee, dat het naast dien Immanuël gaat staan, of voor hem neerknielt, of ook tot hem opziet met smeekenden blik.

Al uw uitwendige betrekking baat hier niet. Leg de rank desnoods 0/den wijnstok, ja, snoer haar met biezen om den wijnstok vast, toch moet zij verdorren, en rukt straks de landman haar los en werpt haar weg.

Ingekleefd, ingegroeid, ingelijfd en ingevlochten met de eigen levensvezelen, moét elk kind van God in dien wonderen Wijnstok zijn. Wel waarlijk één plante met Hem. Zelf leeg en hol, en niets dan een doorgangskanaal voor het sap des levens aanbiedend, maar zoo in den Wijnstok inklevend en vastzittend, dat zij geen oogenblik op zichzelf staat, maar al den dag en al den nacht rust en teert en wast in den Wijnstok.

Ja, meer nog, het is niet genoeg dat ge in uwen Midddelaar door de onzichtbare levensvezelen inkleeft, maar ge moet, in hem inklevende, ook niets dan zijn orgaan willen wezen.

Het mag niet zoo wezen dat gij als rank nu eens sap zult vormen en aan den Wijnstok toevoeren; neen maar, zelf gansch saploos en ijl, moet ge alle kracht en alle sterkte en allen lof en alle liefde en alle teederheid en innigheid alleen uit hem, uw Jezus, in u optrekken.

Al wat in u werkt moet in uw Jezus gewerkt zijn, eer het in uw hart opklimt. Het moet al uit hem gewonnen, ingedronken en als opgezogen wezen. Doorlaten van genadewerkingen, doorlaten van licht en liefde en leven, is al wat de rank vermag.

Doorlaten naar de uiteinden om de trossen te laten uitbotten. Niet het levenssap voor u zelf houden, om zelf van ijle rank uit te zwellen tot de dikte der takken van andere boomen. o, De rank gebruikt van het opgenomen levenssap zoö bijna niets, om zelf rank te kunnen wezen. Alles zendt zij door. Alles stuwt zij naar boven naar de trossen. Straks, zij weet het, komt de hemelsche Landman de vruchten zijns Zoons zoeken, en daarom is het al de eere der ranken, om de rijk gezwollen druiventrossen niet als tros van de rank, maar als vrucht van den Wijnstok, d. i. als vrucht

van Jezus’ Kruisverdiensten aan den Vader die in den hemelen is, te kunnen bieden.

»Hierin is mijn Vader verheerlijkt^ dat gij veel vrucht draagt^'' Let wel, gij draagt de vrucht, maar brengt ze niet voort. Gij draagt ze, zooals de kandelaar het licht draagt, maar ze is evenmin uit u als het licht uit den kandelaar is.

Gij draagt ze voor Jezus. Wat ge draagt •zijn zijne vruchten. De vruchten van zijn werk, van zijn lijden, van den arbeid zijner ziele, en gij zelf hebt aan het voortbrengen van die vrucht zelfs geen aandeel.

Het is zoo, ze rijpen en blauwen aan uw hout, en dat is uw onuitsprekelijke eere, waar ge uw Heiland nooit warm genoeg voor loven en danken kunt. Maar toch dragen blijft al uw roeping. Ze te dragen niet voor u zelven, maar voor Hem die ze straks plukken komt. Aan u hangen ze, maar ze zijn voor den Vader, en ze komen van den Zoon, en al uw arbeid is dat ge ze van den Zoon aanneemt en in naam des Zoons aan den Vader toereikt.

Blad ook moogt en moet ge doen uitbotten; maar ook dat blad moet niet dienen om u in sierlijk groen te doen pronken, maar om de druiventrossen te dekken en hun rijping te bevorderen.

De Vader, niet gij, moet in blad en vrucht beide verheerlijkt worden, en al de heerlijkheid moet den Vader toekomen, door u ja, maar uit den Zoon.

Zoo gaat het toe bij wie rank zal wezen.

Een rank het allerminste en onwaardigste op zichzelf, maar het heerlijkste als ze sap doorlaat en kostelijke vrucht mag dragen.

En nu, gijlieden zijt ranken /, wat zegt de insprake uwer ziele dan? Zijt gij ranken aan den Wijnstok, of ligt ge als ranken nog naast den Wijnstok neer?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's

„En gij de ranken!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's