Aan de Redactie van De Heraut.

Hooggeachte Redactie!

In De Heraut Y& n Zondag (i6 October) word aan de aanbeveling van het Maandblad der Evangelisten van de Ned. Vereen, van „ Vrienden der Waarheide' enz. het volgende toegevoegd »Het is reeds eene oude bekende, maar werd vroeger door den heer Bakker geredigeerd die om bekende redenen van de Vereeniging afraakte, nu tegenover haar positie nam, en thans onder medewerkiug van de heeren Vos, Malcomesius c.s.., een contra maandblad oprichtte, "

Aangezien deze toevoeging, met betrekking tot het aan den ondergeteekende gegeven ontslag niet vrij is te pleiten van onduidelijkheid en daardoor aanleiding geeft tot misvatting en verdenking, ziet hij zich verplicht u met he volgende in kennis te stellen. De redenen, waarom de ondergeteekende zijn ontslag heeft ontvangen', zijn niet als algemeen bekend aan te merken. Mij dunkt het kan u niet onbekend zijn, dat het Bestuur van voornoemde vereeniging van dit door hetzelve gegeven ontslag niets met duidelijkheid aan het publiek ter kennis heeft gebracht, maar een doodelijk stilzwijgen heeft bewaard. De reden dat hij, ho pijnlijk ook, hetzelfde heeft moeten doen, is, omdat hij meende, dat het niet zijne, maar de roeping van het Bestuur wasi het publiek in kennis te stellen-met hetgeen het omtrent him oudsten evangelist, die de Vereeniging ruim 23 jaar had gediend, gedaan had, met de redenen waarom. Indien hij het voorstel, hetwelk hem bij gelegenheid van een onderzoek, ingesteld op 15 April, door Prof. Rutgers werd gedaan, nl. zijn ontslag te nemen, had ingewilligd, dan had hij het zich ten plicht gerekend, de redenen, waarom hij dit had ged'aan, aan het publiek mede te deelen, maar nu niet. Wat nu de reden van het door mij op 24 Mei ontvangen ontslag betreft, deze is in 't kort het volgende. Het hoofdbestuur had op de algemeene vergadering, 10 Mei jl., op zijn verzoek aan de afgevaardigden, met algemeene stemmen eene opdracht ontvangen. Deze opdracht werd op den volgenden dag, bij gelegenheid van de Evangelisten-vergadering door een commissie uit het bestuur, bestaande uit den WelEerw. heer B. van Schelven en de Weled. broeders Breen en Versluis, aan de broeders Evangelisten en helpers ter onderteekening voorgelegd. Deze opdracht heb ik geweigerd te onderteekenen. De redenen van deze weigering heb ik aan de tegenwoordig zijnde commissie, ten aanhoore van de broeders Evangelisten en helpers (voorzoover deze aanwezig waren) bescheiden medegedeeld, nl.: Dat ik door de onderteekening daarvan niet alleen mijzelven maar ook den mijnen het tot plicht zag gesteld, ons bij de Doleerende gemeente te voegen, maar ook als Evangelist de ter hand genomen Reformatie moest helpen bevorderen, door elke gemeente die we bearbeiden en welke de Reformatie nog niet ter hand heeft genomen, daartoe op te wekken.

De reden dus van mijn ontslag is, dat ik niet mede kon gaan met de Doleerenden en mij nog veel minder mocht leenen om de éénheid van elke plaatselijke gemeente in het grootste gevaar te brengen.

Met dankzegging voor de opname.

Uw dw. dienaar

N. BAKKER.

Rotterdam, 20 Oct. 1887.

[De heer B vergist zich, wanneer hij meent, dat het onbekend is, om welke reden hij uit den dienst der Ned. Vereeniging van »Vrien den der Waarheid" wel moest ontslagen worden. Integendeel, zóo bekend was reeds sedert lang het doel, waarvoor die Vereeniging was opgericht, en eveneens de houding, die de heer B., zij het ook met veel voorzichtigheid, daartegenover innam, dat het eerder velen bevreemd heeft, dat zijne werkzaamheid voor de Vereeniging nog zoo lang is blijven voortduren. Minder bekend was alleen, 't geen de heer B. hier met een enkel woord nog meedeelt, dat het hoofdbestuur, nadat pogingen om hem uit Gods Woord te overtuigen vruchteloos gebleven waren, herhaaldelijk getracht heeft hemzelven te doen gevoelen, dat hij met-zijne beschouwing lijnrecht tegenover het erkende doel der geheele Vereeniging staande, toch niet met een goede conscientie een harer woordvoerders blijven kon, en dat de Vereeniging zich toch niet op haar eigen kosten en door haar eigen zendelingen kon doen tegenwerken. Nu, zij zal er wel niet tegen hebben, dat ook dit nu algemeen bekend is. En behalve de heer B. zélf, zal wel niemand begrijpen, waarom hij desniettegenstaande, voor zooveel van hem afhing, die openbare positie wilde handhaven; ook zelfs na het eenparig besluit der algemeene vergadering van 10 Mei 1.1., waardoor voortduring van dien toestand toch onmogelijk werd gemaakt.­

RED.]

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen