GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Om zijn geestelijke en intellectueele

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om zijn geestelijke en intellectueele

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om zijn geestelijke en intellectueele uitnemendheid vragen we de aandacht voor enkele zinsneden uit het treflijk schrijven van den kerkeraad der Gescheidenen te Harderwijk aan den kerkeraad der Doleerenden aldaar, ons meegedeeld in De Baztiin van 18 November, Let op deze vriendelijke begroeting der zich aanmeldende broederen:

»Üw veelbeteekenend schrijven met toelichting van 21 Sept., is door ons met zeer veel ingenomenheid gelezen en in onze eerstvolgende vergadering van heden 7 October in ernstige overweging genomen. Gelijk door ons op de verschijnselen en teekenen des tijds aandachtig gelet wordt, waarin des Heeren machtige handelingen zoo wóndervol uitkomen, zoo hebben wij vooral de bewegingen in ons vaderland op kerkelijk gebied nagegaan en heeft in het bijzonder de worsteling van de broeders in het Ned. Herv. genootschap, die vasthielden aan Gods woord, den Heere Jezus als eenig Hoofd zijner kerk erkenden en verklaarden naar de belijdenis en kerkorde van 1818—19 te willen leven, ons zeer aangetrokken. Als kinderen van dezelfde vaderen of stamhuis, kon het niet anders of, waar zij lijden en smaad moesten ondergaan voor den naam en de zaak des Heeren, werd dit door ons gedeeld, gevoeld, geleden.

Het is onze opmerkzaamheid niet ontgaan, hoe de Heere mannen met vele talenten en gaven heeft verwekt, hoe zij tot groot nut en zegen reeds zijn geweest, deze toestanden heb-

ben geleid, door een reglementair genootschap of Synodaal bestuur zijn bedreigd, geschorst en afgezet en nochtans „verkozen met het volk Gods kwalijk gehandeld te worden, liever dan voor een tijd de gunst der menschen of de voordeelen der wereld te genieten" en alzoo veel hebben opgeofferd. Het was ons alsof wij nog een 50 tal jaren terugleefden, toen velen onder ons, om dezelfde belijdenis, met zware boeten of gevangenisstraffen getroffen werden, waarvan door Gods goedheid nog oudere broederen als levende getuigen onder ons aanwezig zijn. Het was ons geen geringe blijdschap, dat de , Heere op die wijze ons volk bezocht, bij de vele overtredingen en zonden, wegens trouwelooze verlating van zijn dienst en woord, waardoor onze schuld zoo groot is geworden.

Niet alleen gingen onze gebeden op voor deze hooggeschatte broederen, om in hun strijd te worden gesterkt; maar waar wij onze v/aardeering konden uitspreken of betoonen, zijn wij niet achtergebleven, zooals velen uwer bekend is."

Lees deze korte, met ingenomenheid gestelde resumtie van hetgeen onzerzijds ter bevordering van de hereeniging gedaan en gesproken wierd:

»In hooge mate wekte het besluit van het Synodaal convent op 28 Juli 11. en volgende dagen te Rotterdam, aangaande deel IV van het A'^'indum onze toegenegenheid op. En het was waarschijnlijk ongeduld, dat welligt te haastig ons deed uitzien of ook wij van U znlk eene verklaring zouden ontvangen. Toch meenden we, dat waar de Heilige Geest ons gebracht heeft tot de overtuiging, dat het een »eisch van goddelijk recht is, " om deze scheiding te doen wegvallen, men dezen heiligen plicht niet te lang mocht uitstellen. Dat Gijl. thans daaraan gevolg hebt gegeven, is ons dan ook, te dien opzichte, tot volkomene bevrediging. Hoogst aangenaam was het, van u de erkenning te vernemen van de leiding en het werk des Heeren in onzen uitgang en kerkelijke regeling van 1834; alsook de waardeering voor hetgeen door Gods genade, door ons is gedaan voor de uitbreiding van het zuivere Evangelie, hoewel wij hierin onze zwakheden en geringheid gaarne belijden.

Van hoog belang zijn uwe verklaringen, waarop v/ij grooten nadruk leggen: ie. Alle band hoegenaamd ook met het Nederlandsch Hervormd kerkgenootschap, dat in i8i6 werd opgericht, is derhalve door ons voor altoos verbroken en dit genootschap als een voor Gods Woord onbestaanbare instelling door ons verworpen.

Dit is naar onze volle overtuiging overeenkomstig den woorde en wille Gods en het voorbeeld der Apostelen en Hervormers, waarom wij dan ook verwachtten, dat juist om de welmeenendheid uwer pogingen, in het genoemde genootschap, de weg waarop gij wandeldet zou doodloopen. 2e. Dat ge u geheel onder het »eenig Hoofd zijner kerk, Jezus Christus en zijn woord" hebt geplaatst en bij uw uitgang uit genoemd genootschap, gelijk wij, de gereformeerde belijdenis en liturgische geschriften van 1618—19 hSbt aangenomen, als uitdrukking van uw geloof en levenswandel, waarvan wij ook vertrouwen dat ge verzekerd zijt, dat 3] uwe volgelingen deze zijn toegedaan."

Wanrop dan ook een conclusie volgt, die met de onze geheel overeenstemt:

»0p deze gronden stemmen wij volkomen in, dat wij dan slechts »door besturen" gescheiden, tezamen staan in »de vergadering der geloovigen" en »inzijn in den wortel der Historische gereformeerde kerk dezer landen" en verklaren van harte bereid te zijn alles aan te wenden, om bedoelde ineensmelting te bevorderen.

Dat dit een leiding des Heiligen Geestes is, meenden wij reeds lang in u te mogen opmerken, hetgeen ons reeds verheugde en ook nu God den Vader danken wij, dat Hij in zijne oneindige barmhartigheid de bereidvaardigheid in uwe harten verwekt heeft, om u onder het juk van Christus te stellen, zoodat wij ons dan ook geroepen achten, deze leiding te volgen om «plaatselijke breuke" plaatselijk te helptn heelen. Wij meenen daaruit te mogen constateeren, dat genoemde »geestelijke vereeniging" reeds aanwezig is om door »kerkelijke" gevolgd te kunnen worden en hoewel overijling zou kunnen schaden, zeggen ook wij, uit dit oogpunt beschouwd, dat wat ons nog scheidt aangelegenheden zijn van ondergeschikt belang."

Daarna volgt een belangstellende navrage omtrent bestaande bezwaren en dan gaat het schoone stuk aldus voort:

»Dat Ge ons de hand der broederlijke gemeenschap toereikt, is ons een oorzaak van vreugde, van ootmoed des harten voor God en wordt ook deze met niet mindere genegenheid aangevat; maar dat ge tot ons komt als de grootere schuldenaren, als de minste der broederen, mogen we niet toegeven, aangezien we onze afkeeringen bewust en onze zonden niet minder vele zijn. Voorzoover wij gehoorzaamheid aan 's Heeren wil hebben betoond, en ons opofferingen voor de waarheid getroost, was het door dezelfde hulpe Gods, waarbij wij onnutte dienstknechten blijven, ons op niets kunnen verheffen; maar veeleer een ander uitnemender hebben te achten dan onszelven. Wij zullen den dag zegenen, waarop wij als nageslacht der reformatie, als zonen van hetzelfde huis, onde ééne kerkelijke gemeenschap, ook met al degenen die God vreezen, als onder één dak zullen samenwonen, om met elkander aan de uitbreiding van Gods koninkrijk te arbeiden en het goede voor Sion te zoeken. Gelooft ons, Gijl. deedt die bewegingen der liefde niet ontstaan op »op waken''; maar hebt ze versterkt, meer geworteld en gegrond doen worden."

Ten slotte eindigt dit schrijven in den ootmoedigen en toch zoo hoopvollen toon, die u gevoelen doet, hoe men metterdaad reeds gehuwd is voor God en nog slechts met ongeduld wacht op de huwelijksvoltrekking:

»Onder vele afwijkingen en zonden onzes volks, neemt de liefdeloosheid een eerste plaats ! in, waarover wij ons het diepst hebben te ver-| ootmoedigen, als het meest in strijd met Gods woord. Terwijl integendeel hare beoefening als een eerste vrucht des Heiligen Geestes wordt aangemerkt. Gal. 5 : 22, en als het voornaamste kenmerk der discipelen van Christus Joh. 15 : 35. In niets meer zien v/ij de eere onzes Gods en de waarheid bevorderd den stelligen eisch van een onafwijsbaar gebod des Heeren beantwoord, dan om bij saambelijden tot saamleven te komen. Welk een smaad zou dit wegnemen op den naam des Heeren, welk een invloed naar buiten kunnen hebben en afbreuk doen aan de macht des ongeloofs; hoe niet beantwoorden aan de belijdenis van de gemeenschap der heiligen en de bede van den goddelijken Hoogepriester grootendeels verhoord zijn.

Dit wekt ons op, Eerw. Broeders! schenkt ons vrijmoedigheid, om niettegenstaande onze onwaardigheid, met u onze smeekingen te doen samenvloeien voor den troon van den Drieëenigen verbonds-God, opdat eerlang alle scheidingen worden weggenomen tusschen alle oprechte belijders der/aloude, beproefde waarheid en het psalmlied met luider stemme worde aangeheven: Ziet, hoe goed, hoe heflijk is het dat broeders ook samenwonen, de Heere gebiedt aldaar den zegen en het leven tot in der eeuwigheid."

En al weten we nu zeer wel, dat nog niet in alle streken onzes lands de stemming der gemoederen in dezen weg des vredes en der liefde geleid is, toch mag geconstateerd, dat die stemming in en buiten de pers gaandeweg gebeterd is, en vooral, dat zij, die nog tegen zijn, uitsluitend uit utiliteit en voorzichtigheid redeneeren, terwijl de voorstanders der hereeniging in milden, geestelijken toon spreken, en argumenteeren uit Gods Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Om zijn geestelijke en intellectueele

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's