GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Onze lippen zijn onze.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Onze lippen zijn onze.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die daar zeggen: ij zulde overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze ! wie is heer over ons ? Psalm 12 : 5.

Er kleeft in de lippen van een mensch een ongemeene macht; zelfs al laten we geheel buiten rekening »de lippen der vreemde vrouw, wier gehemelte gladder dan olie is, en wier treden de hel vasthouden.”

Onze lippen zijn het instrument van. /lei woord. Ons oog kan flikkeren en toornen. Maar wat is het vuurschieten van het oog, vergeleken bij den donder der lippen, als de hartstocht van drift en woede losbreekt van de lippen des mans !

Nu hebt ge ook die lippen van uw God. Ze zijn zijn kunstig maaksel. Uw menschelijk sieraad, zooals geen vogel, hoe fijn gesnaveld ook, of geen engel het ontving. Iets van uw schepping naar den Beelde Gods. In u en op uw lippen een woord, gelijk het Woord eeuwig bij God en God was. En gelijk in Gods schepping alles door dat eeuwige Woord gemaakt is, zoo is er ook geen maaksel door menschen gewrocht, of ons menschelijk woord wrocht er in. Eerst denki ge; dan spreekt ge het uit; en dan volvoert ge wat gesproken wierd.

Vandaar, die ontzettende macht der lippen, en wee hem die deze ontzettende macht, die God tusschen zijn lippen legde, misbruikt en verderft.

Ge kreegt die lippen van uw God, om er uw naaste in liefde meê toe te spreken; om er uw beleid en uw wetenschap meê te openbaren; en in en boven dat alles, om er uw God meê te loven.

Diep achter die lippen schuilt uw hart, en van den stroom die uit uw hart opwelt, zijn die lippen de monding, waardoor het leven van uw binnenste in den oceaan, die zich om en vóór u uitbreidt, wegvloeit.

Nu moet uit God dat leven in uw hart zijn. Die stroom, van de bergen van Gods heiligheid in uw ziel neergedaald, moet opwellen en door uw lippen naar buiten uitvloeien; en al wat uitvloeit moet 6f rechtstreeks óf over en door uw naaste in lof en dank terugvloeien naar God.

Daarom heet het bij Jesaja: „Ik schep de vrucht der lippen, vrede dengenen die verre en vrede dengenen, die nabij zijn, spreekt de HEERE''; jubelt de psalmist van den Middelaar: > Genade is uitgestort op uwe lippen''; roemt het volk bij Hosea: „Heere, wij zullen U betalen de varren onzer lippen"; en dankt David na zijn uitredding : »Mijn mond zal U roemen, Dj mijn God, met vroolijk zingende lippen!”

Uw lippen kreegt ge dus, om liefde uit te ademen in het woord tot uw naaste; uw lippen om de zonde te bestraffen; uw lippen om te zegenen, om te bidden, om te belijden, om te danken, om zingend in psalmen den Naam van uwen God groot te maken.

Doch zie nu wat de zonde deed. o. Van meet af wist Satan wel, wat machtig instrument hem in die lippen ten dienste stond. Daarom begon \\% bij Eva met een gesprek; lokte haar tot een uiting der lippen; en heeft van die ure af steeds in die lippen zijn kracht gezocht.

Hoor maar, hoe de heilige apostel het van de kinderen der zondaren zegt: »Slangenvenijn is onder hunne lippen en hun keel is een geopend graf." Of, zooals er in Psalm 140 nog scherper staat: »Heet addervergift is onder hun lippen.”

En als de klier van dat booze gift onder de lippen van den zondaar openberst, dan spuwt hij gif, en dan spat om hem heen de nijd, en de laster, en de achterklap, en de oorblazing, en de krenkende, de smadende, de schimpende, de scheldende taal.

Dan is het, zegt de psalmist, of er zwaarden uit die lippen uitglippen, en alsof de booze mensch zich inspant, om zijn naaste in zijn hart te snijden.

Ja, dan keert zich die schriklijke boosheid der lippen ten leste tegen God zelf; en die lippen, die God gaf om Hem te loven, onderstaan het, Hem, den Almachtige, te vloeken en uit te dagen en uit te braken de godslasterlijkste verwensching.

En als men dan zegt: »Mensch, houd uw lippen toch in !" dan is het hooge antwoord : »Onze lippen zijn onze! en met mijn lippen braak ik uit, wat ik wil!" En al raast gij nu niet derwijs in waanzinnigen vloek, dat doet er niet toe.

Elk woord van nijd; elk woord, dat bitter is; dat grieft en krenkt; dat anders dan om der waarheid wille zeer doet; dat lasterlijk is; of ook maar achterklapt; het is al uit één bron. Het is uit dat venijn, uit dat addergif, dat door de zonde onder uw lippen is aangebracht.

Schriklijk misbruik van die lippen, die niet uwe zijn; maar die uw God u heeft geschonken.

Toch is niet elke druppel van dat venijn wrang. Er zijn ook zoete droppels in dat addergif. En als ddt venijn werken gaat, dan wordt de lip vleiend.

Van die vleiende lip heeft de psalmist in het twaalfde lied reeds geklaagd.

Dan heeft men een doel. Men wil zich indringen. Men poogt iemand als de spin het vliegje te omwoelen. En als ge dat nu met open woorden deedt, zou hij zich loswringen uit uw rag. Maar nu neemt ge klevend rag, dat hem streelt; dat hij prettig vindt; waar hij gaarne naar luistert. En zie, nu is uw slachtoffer in uv/ macht. Uw vleitaal bedwelmt hem. En gij bereikt uw doel. Boos is uw opzet, maar de gevleide drinkt het als lieflijke bedoeling in. En zoo slaat ge twee vliegen in één klap. Ge krijgt gedaan wat ge wilt, en voor een volgend maal blijft de kans voor u open.

Misschien keert hij, om weer gevleid te worden, vanzelf, uit eigen aandrift, zich naar u toe.

o. De vleier is zulk een gevaarlijk zondaar. Alleen maar, hij gebruikt zijn lippen niet als »zwaarden''; neen, hij vangt u gelijk de vogelaar, in een strik, waar gijzelf invliegt. Salomo heeft in zijn spreuken er u reeds voor gewaarschuwd: »De strik van den booze", zei hij, »is in de misdaad van zijn lip.”

In den vleier schuilt de leugenaar. En dat is de diepste gruwel, dien het venijn der lippen werkt. De lip van een zondaar is valsch.

Soms laat hij in drift en woede het booze hart langs de monding der lippen uitvloeien. Maar lang niet altijd. Hij heeft ook de kunst geleerd, om, onderwijl de stroom uit zijn hart naar de lippen dringt, dien tegen te houden, en iets uit zijn lippen voort te brengen, wat niet alzoo in zijn hart is.

Die kunst is de macht van het liegen, van de valschheid, van het bedriegen van den naaste, en het willen bedriegen van een alwetend God.

»Laat, de valsche lippen stom worden'', bad David. »Valsche lippen'', zegt Salomo, »zijn den Heere een gruwel." Ja, tot zijn eigen volk getuigt de Heere bij Jesaja: »Uwe ongerechtigheden maken scheiding tusschen u en uw God, want uw lippen spreken valschheid.”

Want, helaas, zóó diep wortelt de leugen in ons, dat men met bedrieglijke lippen zelfs voor zijn God verschijnt.

En dan klaagt de Heere; »Zij eeren Mij met de lippen, maar hun hart is veire van Mij!”

En dat alles nu spruit altegader uit dat ééne voort, dat we denken, ook al zeggen we het niet: -DOnze lippen zijn onzeP' In wat we met onze lippen doen zijn we vrij !

o. Kom daar toch van terug, en zie het beter in. Neen, neen, onze lippen zijn niet onze, maar van Hem die ze ons schiep.

Want zie, zoolang ge denkt: »Onze lippen zijn onze", houdt ge uw lippen voor goed, en denkt ge er niet op, hoe uw zonde die lippen, die God u rein gaf, met gif en met venijn verontreinigd heeft.

Dat voelde Jesaja plotseling, toen hij voor den Heere verscheen. »Heere, " riep hij uit, »ik ben een man van onreine lippen!'' en toen kwam er genade en heeft de Heere Jesaja's lippen gereinigd.

Dan zijt ge bang voor uw booze lippen, om geen woord onbedachtelijk voort te brengen.

Dan leert ge met den Psalmist smeeken: »Heere, behoed de deure mijner lippen en zet een wachter voor mijnen mond !'' o, Zelfs eer ge bidden zult, is het u dan behoefte om te vragen, dat »uw gebed met onbedrieglijke lippen mocht gesproken zijn"!

En dan gaat het beter, en wordt het anders. De ervaring getuigt ervan en de belofte bezegelt het u.

Want ja, er zijn er geweest, en er zijn er nog, wien God de lippen besneden heeft; wien Hij het venijn onder de lippen heeft uitgebrand, en van wier lippen voor nijd en bitterheid weer liefde en vrede afvloeide.

Als men u dan vloekt, dan zegent ge. En als men u wondt met haat, gaat ge in het gebed.

Kostelijke vrucht des Heiligen Geestes!

o, Heere, geef die vrucht des Geestes aan al uw kinderen, en ga de lieflijke reuk van de varren der lippen weer voor U op !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

„Onze lippen zijn onze.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's