GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Uit Veenendaal is een schrijven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdamy 23 December 1887.

Uit Veenendaal is een schrijven aan de synodalen afgegaan, dat, door zija eenvoud en doeltreffendheid welsprekend, lez'ng in wijder kring verdient.

De synodale kerkeraad had er weer op de potsierlijkste wijze huisgehouden.

Niets sparend, stand noch positie ontziende, blind doordravend op zijn stokpaardje, had ook deze kerkeraad blijkbaar, als een wisselwachter op de spoorlijn, slechts het oogenblik afgewacht, waarop hij den wissel kon omdraaien.

De geloovige belijders onzes Heeren Jesu Christi, die tot reformatie der kerk van Veenendaal besloten hadden, moesten van het lijstje geschrapt.

Hoe eer het kon, hoe beter.

Dan was men van de lastige lieden af!

Toch moest men wachten tot het signaal van hooger hand kwam.

Het roode licht moest aan de hooger hand geseind worden, en dan zou ook de Veenendaalsche wisselwachter, Ds. Houbolt c.s. oogenblikkelijk zijn signaal geven.

En zoo is het dan ook geschied.

Op 7 December 1887 kwam het roode sein van hooger hand ea luidde de last: Afmaken.

En zié, op 8 December 1887 is de heer Houbolt met de zijnen reeds gereed, en de afmakerij is in minder dan een ommezien uitgevoerd.

Heel het vonnis bestond in deze weinige regels:

Aan den heer P. Roodhuijzen.

De kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Veenendaal, van hooger hand de officieele kennisgeving ontvangen hebbende, dat gij u met andere gemeenteleden hebt geconstitueerd als kerkeraad eener dusgenaamde Gereformeerde (Dol) Gemeente, en mitsdien door woord en daad getoond hebt, u af te scheiden van en niet meer te behooren tot de Ned. Herv. Kerk, heeft de eer te uwer kennis te brengen, dat hij u niet langer als lidmaat dier kerk kan beschouwen, en ontzet u alzoo bij dezen van uw lidmaatschap in zake verstoring van orde en rust in en tegen de bestaande wettige kerk, volgens het Regl. van Opzicht en Tucht.

De kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente,

(W. g.) W. A. HOUBOLT, Praeses.

A. J. Loois, Scriba.

J. VAN SCHOONHOVEN.

H. VAN EDEN.

A. VAN DOORN.

H. SUKKEL.

A. VAN LEEUWEN.

W. VAN DOLDER AZ.

Veenendaal, 8 Dec. 1887.

Nu is er zeker zelden dommer vonnis geveld.

Immers, de Synode had van hooger hand gelast: Eerst ontzetten, en dan voorts vervallen verklaren van het lidmaatschap.

Maar de Veenendaalsche wisselwachter had dit blijkbaar niet gevat, en keert het nu om, en verklaart ze eerst voor vervallen, en zet ze daarna nog 'eens af.

Zeg zelf, is potsierlijk hier te sterk gezegd ?

Maar wat erger is. Het Synod. Regl. van Tucht, waar oorspronkelijk een kundig man aan werkte, wist dan , toch zooveel, dat in elk vonnis de feiten en de wetsartikelen moeten vermeld staan; en dat anders het vonnis niet geldt.

Doch zie, ook daar schuift deze Veenendaalsche wisselwachter zonder blikken of blozen overheen. Wat leiten, wat wetsartikelen ! Hij maakt af. Wat wilt ge meer?

La mort sans phrase!

Ja, nog zijn w^e er niet.

Ge moet namelijk weten, dat de Veenendaalsche synodalen, eens aan het afmaken, bovendien probeerden om iemand af te maken, dien ze niet afmaken konden.

Een der broederen, de heer Van Wijk namelijk, ontving van den heer Houbolt c. s. ook een schrappings-en ontzettingsbul.

Daar hij echter zijn attestatie niet had ingeleverd, en dus ook niet op de lijst stond, was het toch al te dwaas, iets uit een boek te willen schrappen, wat er niet in staat.

Er schoot dan ook niet anders op over, dan dat de heeren Houbolt c. s. zelven hiervan de dwaasheid erkenden, en hun afmakingsbul weer introkken.

Wat dunkt u, gooien heeren, die zich als kerkeraad van een Christelijke gemeente aanstellen, door zulk een slordige handelwijze niet meer dan hun eigen naam te grabbel?

Toch doet het ons genoegen, dat de nieuw opgetreden Gereformeerde kerkeraad in zijn schrijven van antwoord aan deze heeren hierover zweeg, en met klem en kracht op de geestelijke zaak kwam.

Slechts drie punten legt hij aan deze heeren voor: i". indien gij ons van de gemeenschap met de Christelijke kerk hadt afgesneden, zou onze toestand schrikkelijk zijn; a", van dat schrikkelijke ontwaren wij niets en is door u niets bedoeld; 3*', derhalve bewijst gijzelven, dat ge niet in naam van een Christelijke kerk spreken kondt.

Doch ziehier het schoon en klaar betoog:

De mededeeling van uw besluit, waarbij wij volgens uw zeggen van het lidmaatschap der Ned, Herv. Kerk zijn ontzet, heeft op ons een zeer pijnlijken indruk gemaakt, al.s treurige openbaring van den staat van diep verval, waarin ook Veenendaals kerke verzonken ligt. Deze daad der uitwerping is ons een vernieuwd bewijs van de onafwijsbare noodzakelijkheid, om de reformatie ook van onze kerk met alle ons ten dienste staan-ie middelen ter hand te nemen.

Ware die hoogere hand, die u volgens uw sc'nrijven tot die uitwerping aandreef, die, van den gezegenden Koning der kerke, onze zielen zouden moeten wegkrimpen van schaamte en smart. AVare deze uitbanning, gelijk zij als daad van een kerkeraad daarvan den schijn heeft, de afsnijding van het Lichaam Christi; ware zij, zooals de heilige apostel Paulus spreekt ia I Cor. 5 VS. 5, een «overgeven aan den Satan tot verderf des vleesches, opdat de geest behouden worde in den dag van onzen Heere Jezus Christus"; moesten wij gelooven, dat dit vonnis der ontbinding bezegeld zou worden in de hemelen, gelijk volgens des Heeren Jezus' Woord in Matth. 16 vs. 19 door de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen daartoe de macht aan de ambtsdragers in de gemeente is toevertrouwd; ware dat alles te zamen voor ons het gevolg uwer handeling, hoe zouden wij diep verschrikt en verootmoedigd tot den Troon der Genade onze toevlucht moeten nemen, om uitdelging van zoo zware schuld en verlossing uit die Satansbanden te zoeken. Tot roem van Gods genade echter, die zich ondanks onze zware schuld over ons ontfermde, mogen wij voor u getuigen, dat wij, naarmate wij tot de gehoorzaamheid der geloofs op kerkelijk gebied zijn teruggekeerd, de vertroostende en zaligende nabijheid van het gezegend Hoofd der gemeente weer mogen genieten, en den heiligen band, waarmede Hij ons aan zijn heerlijk Lichaam wilde vastsnoeren, op een nooit door ons zoo gekende wijze mogen gevoelen. In stede van afsnijding (wij moeten daarin voor u roemen ter eere Gods), gevoelen wij ons veel nauwer aan de kerke des Heeren verbonden, en aanvaarden met blijdschap den smaad, dien ons dat in de wereld berokkent. Vergissen wij ons echter in u niet, voorzooverre gij niet vreemd zijt aan de kennis der genade, dan hebt gijzelven die ontzettende beteekenis ook niet aan uwe handeling gehecht. Anders toch ware het niet mogelijk geweest, . een vonnis van zoover reikende beteekenis uit te spreken, zonder een enkel woord der ontfermende barmhartigheid daaraan toe te voegen; niet mogelijk geweest, dat gij, zooals gij dat uitspraakt, er zelfs een eer in steldet, om ons dat mede te deelen. Neen, wij vertrouwen van u, dat gijzelven die consequentiën van uwe daad als kerkeraad der gemeente Christi niet zoudt durven aanvaarden en dat gij daarin niet meer gezien hebt dan een bloot uitwendige handeling der afsnijding van den band der gemeenschap in een genootschap, welks onware en onheilige beteekenis gij, om welke redenen dan ook, wilt blijven handhaven ; al noodzaakt dat u, ondanks het betere, dat in u nog spreekt, evenals da hoogere kerkbesturen, heji uit te werpen, wier behoefte het was voor de eere van Koning Jezus in zijn kerke op te komen en gij de kerkelijke gemeenschap niet verbreken wilt met de bestrijders en loochenaars van den Naam des Heeren

Maar is dat' zoo, hoe vreeselijk oordeelt gij dan uw eigen positie, en rechtvaardigt gij daardoor ons optreden. Of is het niet ontzettend, dat gij als raad der kerke, wien het door den oppersten Herder was opgedragen, de wolven uit de schaapskudde te weren, juist het tegenovergestelde doet, van wat uwe roeping is; dat gij onder den schijn van den Heere te dienen in uw ambt, feitelijk als afdeeling van een genootschapsbestuur optreedt, dat ter wille van zijn bestaan de Gereformeerden moet uitwerpen; dat gij onder het decorum van uw ambt, en daardoor de gemeente misleidende, die wederrechtelijke daad hebt volbracht, waardoor de macht der wereld in de keik wordt bestendigd, waardoor de leugen wordt beschermd, en de waarheid in het aangezicht geslagen wordt? Door dien weg te bewandelen, hebt gij opnieuw uw ambt ontheiligd, misbruik gemaakt van de u toevertrouwde macht, en daardoor het recht der gemeente bevestigd, om andere ambtsdragers in uwe plaats te stellen.

Met een duidelijk uitgesproken protest dus tegen uw uitbaaningsvonnis, dat voor ons om de bovenvermelde redenen geen kracht heeft, en waartegenover wij getuigen, ons zeer beslist als leden der kerk van Veenendaal te blijven beschouwen, en, zoo noodig, als zoodanig op te treden, wenschen wij tevens onze groote droefheid over uwe verblinding uit te spreken; eene verblinding echter, waardoor uwe schuld niet wordt weggenomen. Ontferme zich de Heere ook over u, gelijk als over ons, en rukke hij u den bhnddoek, die u verhindert én uw eigen toestand, én den onzen, én dien der kerke alhier in het rechte licht te beschouwen, van de oogen. Verootmoedige Hij u ook over deze daad, en schenke Hij u, terugkeerende tot den weg der gehoorzaamheid, die blijdschap en dien vrede, die op de door Hem verordende paden wordt gevonden. Het is ons drang des harten, u dat toe te wenschen, gelijk het ook krachtens ons ambt onze roeping is, u dat met nadruk onder het oog te brengen.

Wij hebben de eer te zijn de leden van den kerkeraad der Nederd. Geref. kerk (Dol.) te Veenendaal.

{w. g) P. ROODHUIJZEN.

H. VAN RENNES,

H. HlENSCH CZN.

C. HEIJ

H HARDEMANN,

Veenendaal, 15 Dec. 1887.

Deze geestelijke logica is onverwïnlijk. Er is niets tegen in te brengen. Een kerkeraad, die leden uitbant bij manier zooals men leden van een kegelgenootschap balloteert, doet daarmee zelf afstand van zijn eestelijk karakter.

Men behoeft dan deze beide stukken van den Synodalen en den Gereformeerden kerkeraad ook maar even te vergelijken, om terstond, zoo men geestelijk onderscheiden kan, te voelen en te tasten, waar de kerk van Christus en waar slechts een formeel enootschap sprak.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Uit Veenendaal is een schrijven

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1887

De Heraut | 4 Pagina's