GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteit.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrije Universiteit.

»Die Hem dienden van hare goederen.'' Luk. 8 : 3/'.

Der vrouwen plaats in betrekking tot des Heeren koninkrijk, en dus ook in betrekking tot de kerk, is naar zijne ordonnantiën eene andere dan die der mannen.

Zij worden niet, of althans zeer zelden, geroepen om voorop te gaan; veeleer wordt aan de vrouw gezegd, dat zij »in stilheid" zal zijn.

Toch beslaat ook zij eene zeer belangrijke plaats en haar invloed en werkzaamheden zijn dikwijls van onberekenbaar nut, en vaak veel liefelijker en liefderijker dan die der mannen.

In stilheid en liefde den Heere te dienen, is bijzonder haar éeretaak, en zij kweet zich hiervan dan ook door alle eeuwen heen.

Bij den bouw des tabernakels (Exodus 35 en 36) zijn de wijze mannen bezig met alles wat de vrouwen niet konden doen; maar de wijze en gewillig gemaakte vrouwen sponnen de hemelsblauwe zijde en het purper, het scharlaken en het fijn linnen en geitenhaar, en bovendien brachten zij gouden haken en ringen en spanselen en vaten tot het werk des heiligdoms. En toen de Heere Jezus op aarde was, »dienden zij Hem van hare goederen.''

Toch zijn er nog altijd vrouwen, bij wie de vreeze des Heeren is, die zich harer roeping in dezen nog niet genoeg bewust zijn, misschien ook mede door de schuld der mannen, die verzuimden haar hieraan te herinneren.

Vandaar dan ook, dat vele zusters nog meenen, dat het uitsluitend, of althans vooral, het werk der mannen is, om voor ons hooger onderwijs en wat hiermede in verband staat te zorgen: als«f da eere Gods, de welstand der kerke en het wel of wee van staat en maatschappij, van school en huisgezin, van het nog komend of reeds opgroeiend geslacht, waartoe haar eigen kinderen behooren, haar niét evenzeer ter harte moet gaan als den mannen.

Niet genoeg te waardeeren is het daarom, dat het besef harer roeping in dezen meer en meer bij de vrouwen begint door te werken.

Als men haar de zaak maar aan het harte legt, dan ondervindt men ook wel, dat zij volstrekt niet onwillig zijn, om in deze dingen medearbeidsters Gods te zijn; en kunnen dan ook allen geen goud aanbrengen, of hemelsblauwe zijde, purper, scharlaken of fijn linnen, dan kunnen zij toch meestal wel een weinig geitenhaar ten offer brengen.

De vrouwen toch hebben er veel beter slag van dan de mannen, om, door wekelijks kleinigheden uit te sparen en voor een bepaald doel weg te leggen, jaarlijks een grpoter of kleiner bedrag te vergaderen; en zijn zij hiertoe eenmaal gewillig gemaakt, dan weten zij ook in den regel hierin te volharden.

Ik heb hiervan vele lieve voorbeelden gezien; en hoewel die arbeid in stilheid gaat, is die toch ook voor de Vrije Universiieit, o, zoo belangrijk.

Zijn zij hiervoor eenmaal gewonnen, dan oefenen zij ook weer invloed op andere vrouwen uit, om deze als begunstigsters te winnen; afgezien nog van den invloed ten goede, dien zij op haar eigen mannen en vooral op hare kinderen uitoefenen kunnen.

In één jaar tijds had ik het genoegen 216 vrouwen als begunstigsters te winnen Het is wel geen groot getal. Maar laat mij toch de vraag eens aan de zusters mogen voorleggen, of zij het niet uitnemend zouden vinden, indien dit eens tien jaren zoo doorging en of dan die bijna 2200 vrouwen geen uitnemende steun zouden zijn voor onze Vrije Universiteit; en haar eens vriendelijk mogen toeroepen: Zusters! dient toch den Heere van uwe goederen, ook in het steunen van deze onze stichting, en gij zult het stellig ondervinden, dat, wanneer de Heere de mannen zal willen gebruiken, om in zijne mogendheid, medej door het hooger en lager onderwijs, de eere en rechten van uwen en hunnen Koning, onzen Heere Jezus Christus, in ons vaderland te bevorderen, de Heere ook aan u, vrouwen, bevestigen wil, wat wij lezen in Ps 68 :6 (berijmd), en zoo dikwijls samen gezongen hebben, als wij ons in Gods huis bevonden:

De buit van 't overwonnen land Viel zelfs den vrouwen in de hand, Schoon niet meê uitgetogen.

W. KuHLER WzN.,

Lid der commissie tot vermeerdering der inkomsten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's