GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nogmaals deed Ds. Bos van Bedum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nogmaals deed Ds. Bos van Bedum

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nogmaals deed Ds. Bos van Bedum een beroep op onze gastvrijheid en nogmaals zij hem die van harte gegund. Zelfs is het ons lifcf, dat deze broeder zich volstrekt maar niet zoo gemakkelijk gewonnen geeit. Toegeven is goed, mits men eerst overtuigd zij. En de zin om overtuigd te worden, begint blijkbaar ook bij Ds. Bos op te komen.

Hij schrijft ons:

Hooggeachte heer en broeder!

Het worde mij gegund, even terug te komen op uw schrijven over mij in De Heraut, in zake de xhereeniging", om voorts het zwijgen er over te bewaren totdat de kerkelijke vergaderingen gesproken hebben.

Over en weer van gedachten te wisselen is goed, doch de ondervinding heeft mij opnieuw geleerd, dat men met schrijven meestal niet veel verder komt, omdat een lezer van een geschrift bijna maken kan wat hij wil.

Wat voorstelling toch van mijn sfchrijven in De Bazuin! U doet het voorkomen, alsof ik u van toeleg beschuldigde, omdat u constateerdet, dat er onder ons verscheidenheid van opinie is en de een u nader staat dan de ander. Neen, zóó onbillijk was ik niet. Maar dat u week aan week spraakt van «tegenstanders" in tegenstelling van ^voorstanders'', deed mij schrijven: »Het schijnt, dat De Heraut \\tt er op toelegt" enz

Dit komt onze eer als lid der taalmakende gemeente te na, om er over heen te stappen.

Eilieve, verstaan we dan ons Hollandsch en ons Latijn niet meer!

Onze broeder Bos vermoedde dat wij het Divide et impera toepasten, en schreef de intentie, de bedoeling, den toeleg tot zulk een „Verdeel en heersch" aan de Heraut toe.

Nu verstaan wij dit niet anders en ktmnen bet niet anders verstaan, dan dat wij om macht over de Christelijke Gereformeerden te krijgen, opzettelijk ruzie onder hen waren gaan stoken, den appel van twist en tweedracht onder hen hadden geworeen over­ pen, en op die wijs onszelven wicht hadden bezorgd.

I) Vooral op de drankzonde words gelet.

Immers de regel staat vast, dat ge dan slechts het Divide et impera d. i. het verdeel en heersch toepast, ais ge opzettelijk om te verzwakken en tegenstand te bieden, tweedracht wekt.

En wat doet broeder Bos nu?

Als een bewijs voor dit zijn beweren, komt nu de opmerking te berde, dat wij van tegenstanders der vereeniging gesproken hebben; tegenstanders, let wel, niet van een ideale vereeniging in de lucht; maar van tegenstanders van de practische vereeniging gelijk die thans wierd voorslagen.

Want dat spreekt wel vanzelf: voorstander van een ideale vereeniging in de lucht is ieder mensch. Vraagt ge, of het niet beter en wenschelijk was, dat alle Christe-)nen op aarde één kerk vorn-den, dan is er niemand, die met Joh, 17 voor zich, niet onverwijld antwoordt: natuurlijk!

En dus spreekt het ^el vanzelf, dat op de vraag: „Ware het niet goed, niet prijslijk, niet gewenscht, dat op Neerlands erve alle Gereformeerden kerkelijk saamleefden.'" — door niemand, die zelf Gereformeerd is, anders dan met een: o, natmirlijk! kan of zal worden geantwoord.

Doch wat hebben we aan deze platonische idealen in de lucht.'

Wat brengt zoo algemeene betuiging u verder?

En daarom gingen de Deputaten dan ook practischer te werk en deden een bepaalden voorslag van vereeniging.

En toen nu van dezen voorslag vernomen wierd, toen waren er zeer velen iii de Christelijke Gereformeerde kerk, die in de handen klapten van vreugde en God dankten uit de blijdschap huns harten; maar er waren er ook, die er lang niet vriendelijk van opkeken, er geen goed woord voor hadden, en er allerlei tegen aanvoerden.

Feitelijk was dus de één er voor, en de ander er tegen.

En waar wij nu niets deden, dan dit feit constateeren, zou het ons wel lief zijn, als Ds. Bos voorts meester over zijn argwaan bleef.

Doch lezen we verder.

En nu weer in De Heraut. Wat maakt u al niet van dat: »Alles werkte daartoe op dat oogenblik meê." Neen, zooveel kracht zit niet in de doleantie in de provincie Groningen, noch te Bedum, dat dat alles zooveel invloed op mij uitoefent. Maar dit was het. De sprekers moesten eenige voeten opwaarts stijgen, het woord voeren tot Weleerwaarde en Eerwaarde heeren, ten getale van pi. m. 800, terwijl achter hen een tal van Hooggeleerde heeren zaten. Nu zullen er zijn, o]) wie dat alles niet den minsten invloed heeft, die er geen spier om vertrekken; de hand even kalm, de toon even vast, de blik even rustig; alleen niet vertrouwelijk toch zeker op broeders, die achter hen zaten. Zóó vast van zenuwen ben ik niet; dat ongewone, dat officieele, dat onhuiselijke had bij mij wel invloed op toon en blik.

Hier betreedt Ds. Bos het veld der zielkundige verschijnselen, en ontwapent hij ons.

Of het wezenlijk waar is, dat het zitten naast u van een paar menschen, die volgens Dr, Bronsveld zich zelf professor hebben gemaakt, iemand van de wijs kan brengen, staat niet te onzer beoordeeling en als zenuwachtigheid in het spel komt, is er kwalijk pijl te trekken.

Toch wagen we ééne opnserking, die allicht eenigszins te onzer ontlasting strekt.

Gemeenlijk pleegt iemand, die door zijn omgeving geïmponeerd wordt, bedeesder op te treden, dan hij zich had voorgesteld. Minder scherp, minder principieel, minder moedig!

Hier echter doet zich het raadsel voor, dat een scherper en beslister en Woeker optreden tegen ons verklaard zou moeten worden uit een gevoel van onvrije beklemdheid.

Voor onze psychologen een belangwekkende anomalie.

Voorts, nogmaals op dat tegenstanders terugkomend, krijgen we nogmaals de aanklacht te haoxtn, dative verdeeldheid trachten te stichten.

Doch genoeg. Laat mij alleen nog kort en duidelijk een paar punten van verschil tusschen ons noemen:

I. U blijft bij den ongemotiveerden* titel »tegenstanders", want in De Heraut schrijft u, dat ik toch eigenlijk een tegenstander ben, al wil ik het ook met wezen. Niemand kan u dit natuurlijk beletten

Ik blijf er echter tegen protesteeren, en deze uwe wijze van doen hoogelijk afkeuren, omdat het een middel is, om onder broeders van hetzelfde huis verdeeldheid te stichten en eenigen in verdenking te brengen, waarvan zelfs de schijn door de oprechten gemeden wordt.

Hier stemt dus Ds. Bos zelf toe, wat hij eerst betwistte.

Ja, waarlijk, hij beschuldigt ons wel terdege van den toeleg om tweedracht te stichten onder broederen van hetzelfde huis, en keurt dit hooqeijk af.

Tegen de klacht zelve is boven genoeg gezegd, en herkauwen is onze aard niet.

Maar gelieve Ds. Bos toch deze ééne vraag eens tij zich zelf te overdenken. Als wij onzerzijds alles op het spel zetten, cm toch maar de verdeeldheid tusschen de Gereformeerden in en buiten zijn genootschap een einde te doen r.emen, en hij houdt dit goede werk tegen, wie is dan de man die verdeeldheid tusschen broederen van hetzelfde huis het diepst blijkt te haten, hij of de Heraut f

En nu gaat het crescendo.

2. U keurt het niet af, dat bijv. in een dorp als Bedum', waar een Gereformeerde kerk reeds jaar en dag bloeide, onder den zegen des Heeren, dat ook daar zich eenigen opgeworpen hebl)en ter vorming van »een college" — let wei! — ^iwor deze gehecle. gemeente''. U heeft althans daartegen gesn enkele bedenking ge­ opperd, alleen liet er zich mijn zoogenaamde hardheid van schrijven en bitterheid van gemoed uit verklaren.

Ik geloof niet, dat zulke sopzieners" in oprechtheid des harten zeggen kunnen, dat zij «wettelijk van Gods gemeente, en mitsdien van God zelven, tot dezen heiligen dienst beroepen zijn."

Hierop is in de vorige Heraut, met het oog op Ulrum, reeds breedvoerig geantwoord. Overal waar een Gereformeerde kerkeraad is, die i'', voor de geheele Gereformeerde gezindheid der plaats de Synodale organisatie afwierp, en a*". zich in geen banden sloot, die tegen de kerkenordening van 1619 strijden, — zou zulk optreden van een tegenkerkeraad ook o. i, ongerijmd zijn.

Indien daarentegen uit de oude kerk eenige individuen uittraden, die na uitgetreden te zijn, een nieuwen kerkeraad in het leven riepen, en voorts zich collegiaal door het Statuut van 1869 bonden, dan kan toch wel aan niemand| het recht betwist worden, om naar het ambt der geloovigen te handelen.

Voorts weet Ds, Bos allicht, dat de opgetreden ouderlingen en diakenen plechtig-|ijk betuigd hebben, dat zij zich beschouwen als „wettelijk van Gods gemeente en mitsdien van God zelven tot dezen heiligen dienst geroepen te zijn!'

Ons dunkt dat wetende, had hij niet mogen zeggen: Ik geloof niet, dat ze dit in oprechti^heid des harten gedaan hebben.

Bij nader inzien, stemt hij dit zelt immers voetstoots toe.

Hij mag meenendat ze dwaalden, meenen dat ze zich vergisten; maar te zeggen, dat ze onoprecht hierin stonden , ....?

Neen, dat ontglipte en ontgleed zijn pen.

Doch hooren we verder.

3. U neemt niet terug wat vroeger over de Christelijke Gereformeerden geschreven is, toen zij voorgesteld werden als «tijdelijk uitwonende broeders". Het staat dus nog bij u vast, dat wij, «tijdelijk uitwonenden", onze tenten, waarin wij van 1834 tot 1888 gewoond hebben, moeten opbreken, om terug te keeren tot het huis en daar met de getrouw gebleven zonen te hereenigen.

Willen mijne medeleden der Christelijke Gereformeerde kerk in Nederland dat toestemmen en als berouwhebbenden, treurende over hunne vroegere dwaling, vijftig jaren lang, terugkeeren, ik wil mijn broeder niet oordeelen, maar behoud toch het recht mij voor, daarin niet meê te doen, totdat het mij duidelijk wordt, dat dit noodzakelijk is en van Godswege geboden.

Mogen we Ds, Bos een vraag doen ?

Stel eens, hoe dwaas het klinke, maar onderstel eens, dat de Synode der Ned. Herv. kerk eens tot aller verbazing besloten had, om aan haar eigen ongerechtig bestaan een einde te maken; indien ze rechtens de Kerkenordening van 1619 weer had laten opleven; indien ze de Belijdenis weer in volle eere had gebracht; en indien ze door toepassing eener Christelijke tucht weer als kerk overeenkomstig deze belijdenis was gaan leven, .... zou het dan zoo dwaas en zoo onnatuurlijk zijn geweest, indien de Christelijke Gereformeerden alsdan gezegd hadden: „Daar zijn we. Om uw ontrouw gingen we uit. Nu uw trouv/ herleeft keeren we weder."

Zou vader De Cock dat zoo dwaas hebben gevonden.' Een krenking van zijn eere.' Een beleediging?

Maar immers de stukken wijzen het anders uit. De akten zelven toonen, dat terugkeer alsdan in zijn plan en voornemen lag.

Doch ook op de zichtbare kerk komt Ds. Bos terug,

4. U rekent tot de zichtbare kerk van Christus op aarde allen, die gedoopt zijn, en zij allen dus hebben met hunne kinderen al de heerlijke beloften des verbonds, of zij ethisch zijn of liberaal of modern of orthodox, Christelijk in den wandel of niet.

Ik verschil hierin met u van gevoelen, omdat ik geloof, dat de Zone Gods in eenigheid des waren geloofs zich een gemeente vergadert, en wij alleen als vergaderd, dus als «eene heilige vergadering der ware Christgeloovigen'', erkennen mogen, die in leer en leven daarvan in meer of mindere mate openbaring geven.

Dat standpunt, Ds. Bos zal het zelf toestemmen, is onhoudbaar.

Hij erkent met ons, dat er ook hypocrieten in de zichtbare kerk zijn. Eilieve, komen dan aan deze hypocrieten ook in zijn eigen kerk, en aan hun kinderen, ai de heerlijke beloften des Verbonds toe.'

Immers neen. Eer worden ze hun een oordeel. tot

Voorts wat den Doop aangaat, zoo vragen we eenvoudig: Doopt Ds. Bos de door Rome gedoopten over.' Immers neen. Dus gijn deze gedoopt. Met %velken Doop"! Wij zeggen: Er is m.aar één Doop, die Doop waarvan onze belijdenisschriften en liturgische formulieren de heerlijkheid doen schitteren. En immers ook voor Ds. Bos bestaat er geen tweeërlei Doop.

En nu het slot:

Aangenaam zou het mij zijn, als u ditmaal een broeder, die zich oprecht verbonden gevoelt aan al de geioovige kinderen Gods, en in de waardeering van uwe gaven en den zegen van uw arbeid op maatschappelijk en Christelijk gebied voor niemand wenscht onder te doen, niet van bitterheid en liefdeloosheid gingt beschuldigen, als hij den moed heeft, van u op enkele punten te verschillen, ongewoon als hij is, om van een mensch te zeggen: Hijzelf heeft het gezegd, en dus onvoorwaardelijk uw amen.

Met de meeste achting,

Uw medcdienaar in Christus,

Bedum.

Eind goed, al goed, zou men zeggen kunnen. hiervan !

Ook Ds. Bos is van oordeel, dat bij menschen zweren goddeloos, en blindelings i volgen den man van eere onwaardig is.

Kostelijk.

Nooit anders heeft eenig Calvinist het gewild, en wie het anders wilde was de eere van Calvinist te zijn onwaardig.

geen twijfel dan ook, of het zal van achteren blijken, dat ook de oppositie van Ds, Bos de goede zaak viiztgeschaad, maar gediend heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Nogmaals deed Ds. Bos van Bedum

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's