GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Kerk. Weekbl. wordt met een nauwkeurigheid en een ijver een betere zaak waardig, nogmaals het betoog gevoerd, dat de Synodale Genootschapskerk niet kan geacht worden belijdenisloos te zijn, en heeft ze een belijdenis, nog steeds geen andere belijdenis officieel kan produceeren, dan die vastgesteld is in 1619 te Dordt.

Men leest in dat betoog: De kerkelijke Reglementen onderstellen niet slechts, maar neggen ook uitdrukkelijk, dat de Ned. Herv. kerk eene ielijdenis heeft. En hoe kunnen we nu den geest en de beginselen hiervan kennen, zooals we die behooren te kennen om veilig te gaan en ons desnoods voor de Kerkte kunnen verantwoorden? Hoe zouden we ze kennen, zoo niet de kerk ons HAEE belijdenis in haar geheel voor oogen legt ? Dat is toch onmogelijk, den geest en de beginselen eener belijdenis te leeren kennen, zoo men haar niet kennen leert in haar geheel-En waaruit moeten die geest en die beginselen dan gekend worden, door predikanten, ouderlingen, dialtenen en alle lidmaten ? Al had de kerk aan deze allen telken jare een nieuw exemplaar van een Reglementenboekje present gegeven, zij waren den inhoud van de belijdenis der kerk daaruit niet te weten gekomen.

Het is mogelijk, dat er onder de predikanten ea ook onder de andere gemeenteleden niet weinigen zijn, die den geest en de beginselen van de Gereformeerde be üjdenis en met name die der Ned Herv. kerk, uit de geschriften van vroegere en latere Dogmatici kunnen kennen. Wij bedoelen geschriften als die, waaruit eene commissie der laatst gehoudene .Sj'node, ter zake van den Doop der Doleerenden, iiGereformeerde beginselen" wÜde in het licht stellen Maar behalve dat zulke werken niet geacht kunnen worden onder ieders be reik te liggen, is ook geen boek van een ouderen of jongeren dogmaticus door onze kerk als kenbron harer belijdenis gestempeld.

Het is alsof de Reglementen met de Belijdenis der kerk en haren geest en hare beginselen verstoppertje spelen. Is het niet onwaardig en diep treurig, dat een Christelijke kerk met een zoo grootsch verleden, achter zich, als de onze, niet met een gullen mond en een blijd gelaat en een warm hart voor ieder, dien zij tot zich noodigt, aanstonds het antwoord gereed heeft: Ziehier, dit is mijne belijdenis! maar ons veel meer in haar reglementen, als in een doolhof, laat rondtasten om de belijdenis te zoeken, die zij verklaart als< i^< hare te bezitten?

Doch wat klagen we? Als de kerk, en nog wel in voor haar bestemde Reglementen, zoo duidelijk moge lijk van den geest en de beginselen harer belijdenis spreekt ea zich dus een bepaalde belijdenis toeschrijft, dan onderstelt ze immers billijker-en eeriijkerwijze, dat ieder het weet, wa; ir deze belijdenis te vinden is, en dat ieder van harea inhoud kennis dragen kan, ook ai wijzen de Reglementen dit een en ander niet opzettelijk aan. En dus, de belijdenis moetixz\\a. Geven we den moed om haar te zoeken maar niet op! Zou zij ook liggen ia de Psalmen en de Evangelische Gezangen?

Deze hebben tenmiaste eea kerkelijk stempel. Wel is het gebruik daarvaa bij de opeabare godsdienstoefeningen-, evenals dati van onze liturgische schriften ea vaa den Catechismus, aan het goedvinden vaa eiken predikant overgelaten, maar hiermede zijn zij en alle deze andere schriften niet door de kerk afgeschaft verklaard. Veel meer ligt er in deze bepa - ling juist dit, dat ze niet afgeschaft zijn. Waren zij afgeschaft, dan waren ze buiten kerkelijk gebruik ge. steld. Maar de Psalmen, de Gezangen, de liturgische | schriften, de Catechismus worden nog allerwege in de gemeenten onzer kerk gebruikt; en waar het een en aader dezer geschriften thans niet gebruikt wordt, daar kan het gebruik elk oogenblik weer aanvangen, en is met name de Catechismus door de kerk niet aifgeschaft, doch veel meer in bedoelde bepalingen voor niet afgeschaft verklaard ; nooit wettiglijk opgeheven, — nooit van kerkswege aangetast; zijn ook de eenmaal wettig als symbolische schriften aangenomen Confessie der 57 Art. en de Dordtsche leerregelen.

En waaruit nu, zoo niet uit deze symbolische en liturgische schriften is het, dat de belijdenis en mitsdien de geest en de beginselen van de belijdenis der Ned Herv. kerk, kunnen en moeten gekend worden, zoo ze immers kenbaar zijn en er, niet maar voor de leus, maar oprechtelijk van den geest en de beginselen der belijdenis gejproken wordt ? We zien ons derhalve noodwendig tot de nooit opgeheven of afgeschafte belijdenisschriften geleid. De kerk heeft geen andere bron voor de kennis harer belijdenis aan te wijzen.

En Vi'at nu nog de beginselen en hei karakter der kerk betreft, waaromtrent van de aanstaande leeraars en godsdienstonderwijzers eene verklaring verlangd wordt, de kerk kan zulk eene verklaring niet met een vrije conscientie afnemen, tenzij men van harentwege weten kan, 1 waarin die beginselen en dat karakter be staan. Zij wil en moet dus geacht worden een grondig onderricht in deze hare beginselen aan te bieden, — een onderricht, waaruit haar karakter kan gekend worden. Maar leer hare beginselen en haar karakter eens kennen zonder hare leer! En maak u eens zonder hare symbolische Schriften met hare leer bekend! Is hetgeen in bovengenoemd Art. 27, alsook in Art 19 van het Regl. op het Godsdienstoaderwijs gezegd - wordt, oprecht gemeead, — ea mag men dit loochenen ? — dan zijn de Belijdenisschriften ook daarin als de kenbronnen van de leer der Kerk erkend.

Hiertegen is formeel neoit iets ingebracht, en is formeel ook niets in te brengen.

Eer integendeel steekt hierin juist Satans list, dat hij wel oppaste dat de Synode nooit officieel de Belijdenisvlag verscheurde, maar integendeel die Belijdenisvlag steeds, met de uiterste zorg in een juchtlederen koker opgesloten, onder op den bodem van haar archiefkist wegborg.

En al Satans lust en liefde is nu maar, dat deze list gelukke; dat om deze vlag in den koker de goedgeloovige gemeente geen onraad speure; en de misleidingstactiek van een Belijdenis, die stom is, en dus ophield te belijden, gelukke.

Een prachtige batterij. Ook kostelijk geschut van Krupp er op. Alleen maar het is z'^r««^^/< /.' Een losmaken van den strik, een ontkomen aan de bedwelming is het daarom, als een kind van God het eindelijk klaar en duidelijk mag inzien: »o, Gewisselijk, een kostelijke Belijdenis heeft uw Genootschapskerk nog. Alleen maar ze ligt dood , ze ligt voor bespotting, ze ligt als historische antiquiteit in de kistr

In de Vrije Kerk schrijft Br. Beuker in repliek op een ver van malsche philippica door den heer Elzenga tegen de Vereeniging geleverd, o. m. dit:

Broeder Elzenga noemt o. a. ook onze Theol. School, die volgens hem iihet hart onzer kerk" is eene_ belemmering. Wij hebben evenals Elzenga onze opleiding voor een 2eer groot deel aan die school te danken en zijn veel aan haar verplicht; ook willen wij in waardeering van haar onderwijs en leeraren voor niemand onderdoen, maar het «hart der kerk" achten wij haar niet. Dan had onze kerk van 1834 tot 1854 zonder hart geleefd. Vroeger hadden we geen school; later hadden wij er drie, en op de synode te Zwolle in '54 voegde men de drie samen tot de tegenwoordige Theol. School. Als men ze nu verplaatste naar Amsterdam en dan de opleiding onzer a. s. Evangeliedienaren gedeeltelijk aan de Vrije Universiteit, die onder toezicht der kerk zou worden gestelX en ten deele aan onze Theol. School liet plaatshebben, dan zou onze kerk daardoor waarlijk geen hartkwaal opdoen, maar dan zouden beide inrichtingen van onderwijs elkaar kunnen steunen en aanvullen en we zouden beide kunnen verkrijgen' een meer vollediger opleiding, die we nu van beide zijden, zoolang we nog gescheiden blijven, moeten!derven. Onze Theol. School is een gave Gods gebleken en de Vrije Universiteit kan uimemende vruchten afwerpen; maar elk alleen zijn ze nog geen van beide hetgeen ze wezen moesten en, vereenigd, zouden kunnen zijn.

Dan het gejammer over de nieuwe classicale indeeling, die van de vereeniging het gevolg zou kunnen worden. Maar waar gaan we toch heen? Is dan nu niet iedere classis onzer kerk al beurtelings veranderd ? Ware daar nu eenig beginsel door geschaad, als b. v. eens twee groote dassen in drie moesten worden gesplitst, of dat twee kleintjes b. v. samen werden gevoegd tot één dasse, indien er door de vereeniging sommige dassen te groot en andere te klein mochten worden ? Laat ons toch nuchter blijven! Op welke wijze de bij elkaar liggende gemeenten het geschiktst tot één classe kunnen worden ingedeeld, daarmede staat of valt geen enkel beginsel. Zulke dingen kan men aangrijpen, om het min kundige volk op te winden, maar gevaar steekt er overigens niets in.

Met ons Reglement van 'è^ is het evenzoo. Neen, onze kerk dankt hare eenheid niet aan dat Reglement, en deze eenheid zal ze met dat Reglement ook niet verliezen. Hare eenheid wortelt in de eenheid van geloof, in de eenheid van belijdenis, kerkorde en eeredienst, maar niet in eene kennisgeving van ons bestaan aan de Regeeriag, aoch ia oazen toen aangenomen titel. Hoofdzaak, waarop de vereeniging alleen gebouwd moet worden, is en blijft de eenheid in deze vier punten: a. Dat we instemmen met één Belijdenis. b. Dat we leven naar ééne Kerkenordening. c. Dat wij ons in den eeredienst richten naar ééne liturgie. d. Dat wij vereenigen willen met allen, die met deze punten instemmen, en onze gemeenten op dien grond als wettige kerken Christi erkennen; en met dezulken ook alleen.

In de hoop, dat noodelooze verwijdering en gedeeldheid niet lang meer moge duren, en de wisseling van gedachten tusschen broeder Elzenga en ons iets moge bijdragen tot ware eenheid van Gods volk, blijven wij hem en deze zaak den Heere aanbevelen. RED,

Voor dit goede woord danken we Ds. Beuker. Het is zoo opmerkelijk, hoe hij juist in dit stadium der quaestie een van de ijverigste pleitbezorgers der eenheid van Gods volk blijft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's