GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat de Modernen zelven gevoelen, hoe Gunnings intocht in Leiden voor hen hard is, blijkt uit wat de Hervorming dienaangaande schrijft: De Koning heeft Dr. J. H. Gunning, kerkelijk hoog leeraar bij de stedelijke Universiteit te Amsterdam, tot hoogleeraar aan de Rijltsuniversiteit te Leiden benoemd als opvolger van Prof Rauwenhoff.

Hij is dus geroepen tot de theologische encyclopaedie en de wijsbegeerte van den godsdienst, en neemt den leerstoel van wijlen Prof Seholteu in Gunning op Scholtens leerstoel — het herinnert ons, dat de strijd der geesten zijn wisselende kansen heett; en de tegenwoordige regeering maakt gebruik van de gunstige kans, die de keer op politiek gebied haar geeft, in dit geval althans zelfs met minachting der historische continuïteit.

Afgezien van Gunnings persoon en verdiensten - daar, in Leiden, in die theologische faculteit, hadden wij gaarne, dit begrijpt ieder, een ander benoemd gezien ; iemand wiens verleden de waarborgen oplevert, dat zijne wetenschap vrij is van invloeden, die niet tot haar wezen behooren.

Gunning zal daar zeer zeker Scholtens reuzengeest voor zich zien verrijzen en zal met hem moeten worstelen als man tegen man Nu, hij is er niet de man naar, om hem gering te schatten en minachtend af te wijzen, als een uit duisteren afgrond verrezen schim Gunning heeft er Rauwenhoff tot voorganger, en heett dien humanen geest weten te waardeeren.

Gunning beeft ondanks zijn 60 jaren, genoeg een hart voor dezen tijd en begrijpt te zeer de eischen van het heden dan dat hij niet zou weten op prijs te Stellen Leidens eigenaardigheid en kracht, de weten schappelijke richting en beteekenis van zijn theologische faculteit, In dit alles is, waf ons — tijden en omstandigheden nemende, zooals ze nu eenmaal zijn — in de gevallen benoeming doet berusten. Jammeren voegt ons niet, het baat evenmin. Maar - Rauwenhoff dood en Hugenholtz heen, twee uit onzen staf die meê de redactie van het Theol. Tijdschrift vormden — en naast Kuenen thans Gunning in de Leidsche faculteit — daarin is toch wat ons weemoedig stemt.

Eén ding echter troost ons: wat in het verleden waardig was te bestaan en bestond met eere leeft in de toekomst voort, en wie dit voorbijziet, is zijn heden niet waard en voor de toekomst zonder beteekenis.

Dezen troost zou men niet ongeschikt den troost der phraseologie kunnen noemen ; haast van de banale phrase.

In zake Dr. Lieftinck is men in Moderne kringen reeds iets minder op zijn geraak.

Het zal, zegt de Hervorming, ook nu wel weer met een sisser afloopen, maar toch . . . men kan eens niet weten j en daarom zal het goed zijn, dat roen zich rekenschap geve.

Dat men zich rekenschap geve van de gewijzigde omstandigheden waaronder thans het proces Lieftinck is aanhangig gemaakt.

Het is te verklaren, dat der kerkelijke orthodoxie de lust bekruipt, om, tegenover d§ strengheid, waarmede zij tegen de beweging der »Gereformeerden'' optrad, die de kerk te n^. kwamen, binnen die kerk haar gehechthei4 aan de gereformeerde leer te toonen En terwijl in het Classicaal Bestuur van Sneek de anti Kuyperiaansche fractie der gereformeerden zic.h liet gelden, waarbij, naar het gerucht wjl^ Cf. Hoedemaker vooral actief is opgetreden, mogen wij niet vergeten, dat de orthodoxie in breederen zin, die thans op politiek terrein haar overwinningen viert, zij 't al qnwillekeurig of tegen wil en dank, zou kunnen wor den meegesleept in de door Hoedemaker en de zijnen ingeslagen richüng. Hauden wij toch in gedachte, dat heel de orthodoxie in al haar ook lichter getinte schakeeringen op confessioneelen grondslag tegenover de moderne beginselen staat. Voor een poos en tot op zekere hoogte kan men zich door overwegingen van allerlei aard; hier bijv. door den wensch om der kerk rust te bezorgen, of door de overtuiging, dat de modernen vanzelf wel zullen; uitsterven, van recht streeksche toepassing zijner beginselen onthouden. Maar wanneer, gelijk thans het geval is, meer heetgebakerde geestverwanten, of radicaler aangelegde natu ren, aan dergelijke overwegingen zich niet storende, der kat de bel aanbinden, gelijk men pleegt te zeggen, dan kan men niet weten, hoevelen zich genoodzaakt zien, meê te doen, en hoever zij zullen moeten meegaan.

Nu kunnen zich op den langen langen weg, dieneen kerkeiijk proces heeft af te leggen, VCOXAI wabaeer.hét ^^" proces is van dezen aard, allerlei tnogelijkheden gpj^g^^ waardoor een zuivèrétuitspraak over de leer quaestie v^prdf verniéderi; maar een geschil over de leer, rechtstreeks over de letr, over niets dan de Uer, is thans aanhangig, voor het eerst, indien wij ons althans goed herinneren voor het eerst na vele jaren. En het is temidden van de toestanden waarin wij leven, temidden van verhoudingen, die. om zoo te zeggen, altijddoor op 't springen staan, niet te zeggen, wat er gebeuren kan.

In dat ééne puntje, dat het over de leer loopt, daar zit het pit der quaestie in. Immers het gaat niet over Dr. Lieftincks exceptioneele slechtheid» maar over het kwaad dat hem en met hem honderden leeraren, in hun Modernisme en Arminianisme aankleeft. En dan gaat de Hervorming voort: Wij herinneren dit alles, wat trouwens ieder weet, opdat men zich rekenschap geve van wat thans geschiedt. De beteekenis er van veikleine men niet En de beteekenis is hierin gelegen, dat thans door een kerkelijk bestuur incidenteel een rechtsgeding is aanhangig gemaakt, waarbij de vraag is gesteld, of de Ned. Hervormde kerk, zooals zij thans feitelijk bestaat, zal blijven voorbestaan al dan niet; met andere woorden : niet slechts of Dr. Lieftinck in die kerk predikant zal kunnen blijven, maar of al de predikanten, die tot zijne geestverwanten behooren; al de kerkeraden, die predikanten van zijne richting beroepen; al de gemeenteleden, die gelooven wat hij gelooft, rechtens tot die kerk behooren, al dan niet. De conjessioniele quaeitie vertoont zich thans, niet als een spookachtige schim, maar in levenden lijve, ten voeten uit binnen onze kerk. Het is toch niet te denken, dat die van Sliedrecht, allerminst dat het Classicaal Bestuur van Sneek, dit niet zou hebben gewild en bedoeld. Van die zijde is niets te zeggen tegen wat de Heraut in dezer voege schrijft: De vraag is nu in beginsel gesteld: zal de kerk al zulke leeraren, als tegen de Belijdenis der kerk in leeren, al dan niet uit hun ambt ontzetten ?

Laf toch en beginselloos zou het zijn, nu eens Ds. Lieftinck als zondebok uit te kiezen, en hem het slachtoffer te maken van pure willekeur.

Van willekiur, want dat en niets anders zou het zijn, zoo men geen maatstaf bij zijn leertucht aanlegde; en die maatsta/ kan alleen zijn de kerkelijke belijdenis.

Ge hebt hier dus met van tweeën één te doen.

Of met een daad van pure willekeur, waar geen beginsel hoegenaamd insteekt, en die ook niet kan doorgezet.

Of wel het geldt hier het aanleggen van de Belijdenis der kerk als maatstaf voor de prediking, en dan is hiermee een wigge in den muur gezet, die tegen alle Modernen, Groningers, Ethischen en Armenianen gekant staat.

Dit moet althans het Classicaal Bestuur van Sneek hebbeu gevoeld. En nu is het goed, dat ieder gevoele, welke beteekenis de quaestie Sliedrecht heeft, en dat zij deze heeft en geen andere.

Och, als er eens mannen in het Synodale genootschap opstonden; geen krammers en lijmers, geen phraseologen en helden van de expectoratie, maar mannen. Fier, kloek, dapper, die weigerden langer zeeziek in het labyrinth om en om te dolen; maar, aan deze belichaamde leugen op kerkelijk gebied een einde wisten te maken, wat verfrissching zou het in de atmosfeer, wat kalmte in de gemoederen aanbrengen.

Het zou het werk van engelen Gods zijn, maar juist daarom voor wie geen mannenhart in den boezem draagt niet uitvoerbaar.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's