GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

REINTJE.

IV. {Slot).

Vijanden.

Wie een vos vangen wil, moet zelf natuurlijk slimmer dan een vos wezen, en dat zegt heel wal. Niet alleen dat Reintje, gelijk we zagen, niet licht in de val loopt, maar zelfs weet hij vaak heel netjes, zonder zich te bezeeren, 't lokaas weg te halen. Ook wil 't gebeuren, dat een kat of een marter in de val raakt, die eigenlijk voor den vos was gezet. Dan vreet deze, nu er toch geen gevaar meer is, het gevangen en gedoode dier op, en bedankt misschien in zijn binnenste den jager voor 't lekker hapje.

In de val te loopen gebeurt den vos dan ook haast nooit dan in een strengen winter, als de honger nijpt; die is een scherp zwaard. Maar even als in 't geluk, blijft Reintje ook in 't ongeluk kalm. Meer dan eens is 't geschied, dat een vos die met den poot in een val vastraakte, ten einde raad, zich zelf den poot, die toch door 't ijzer was verpletterd, afbeet en op drie beenen de vlucht nam!

Maar niet alleen de menschen, ook de dieren zijn Reintjes vijanden, en daaronder vindt men er, waar niet mee valt te spotten. Wel is de vos een volle neef van den wolf, zoowel als van den hond, maar toch haten beide hem ter dood toe. Trouwens zij doen 't elkaar ook. Als de vos een wolf tegenkomt, kan hij zijn testament wel maken, of liever, er is geen tijd voor Want Isegrim verslindt zijn roodharijen neef zoodra hij hem kan grijpen. Ook de honden zijn woedend legen vossen. Met drift zetten zij hen na en wee als ze den vos krijgen! Onbarmhartig wordt hij in stukken gescheurd, doch zij vreten hem niet op.

Evenwel, dat stuk scheuren gaat nu niet zoo gemakkelijk. Een sterke hond kan wel een vos aan, maar als er twee of drie vossen zijn, doet ook de beste jachthond maar wijs, den aftocht te blazen eer hij het te benauwd krijgt. Want de vossen bijten schrikkelijk, en 't eind is vaak, dat de hond er bij neervalt, en nog opgegeten wordt toe.

Zeer te vreezen vijanden eindelijk heeft de vos onder de vogels. Vooral de havikken en valken loeren op de jonge vossen, en in de Alpen zoe-ken arenden en lammergieren zelfs de oude te pakken, die, hoe slim ook, daar niet altijd aan ontkomen.

Hoog in de lucht loert de sterke en verscheurende steenarend, een grimmig beest. Zoodra hij den vos bespeurt, laat hij zich pijlsnel vallen, grijpt den vos in den dikken pels, en beproeft hem met zijn sterke klauwen omhoog te krijgen. Nog echter geeft Reintje, schoon evenmin in zijn element, als in zijn schik, het niet op. Gelukt het echter den arend, zijn prooi de oogen uit te scheuren, dan is alle hoop voor den vos verloren. Hij wordt naar 't hooge rotsnest gevoerd en dan ondergaat hij, wat hij zoo menig dier heeft doen ondergaan.

Doch vaak loopt het ook anders. Gelukt het den vos maar zijn hals zoover uit te rekken, dat hij den roover bij keel of borst kan grijpen, dan krijgt de arend het soms zeer te kwaad.

Eens zag iemand dicht bij een gletscher — een ijsvlakte in de Alpen — hoe een arend een vos in de lucht wegvoerde. Doch opeens begon de groote vogel zeer wonderlijk met de vlerken te slaan, hij daalde en verdween met zijn buit achter een hoogte. De man klom daarheen — en wat zag hij? Juist liep de vos hem welgemoed op een drafje voorbij. Niet ver vandaar lag de arend te sterven. De vos had hem de borst opengescheurd.

En hiermee zeggen we Reintje vaarwel, doch niet zonder nog eens aan zijn sliaheid te hebben herinnerd, en w»I in een oud vers, ten nieuw bewijs, dat twen al heel lang geleden wist, hoe een vos vol listen'en streken zit:

Op i boom sat tere stont i roec i) en hadde in sinen mont i case; dit sach vos Reinaert, En sprac also ten roeke waert; 2) Dine vederen sin so scone ; Magst boven alle vogelen crone draghen ; hast du claren sanc ? Bi Gode, ja ie, sidi, God danc. Doe toondi 3) aldaer so fraey sin liet. Hi gapede en die case viel uut. Die case greep die vos Reinaert Ende liep te sinen hole waert.

So sin der vele te scheme gedreven 4) Bi prise die se hem 5) horen gheven.

Let vooral op dit laatste, vrienden!

Ook ern Raadsel.

Meer dan twee eeuwen geleden 'ging een aanzienlijk jonkman mede met den gezant, dien onze Republiek toen had bij het Fransche hof. Die jonkman was rijk en knap, maar toch niet vroolijk of gelukkig. Dit kwam doordat hij den Heere niet gezocht had, maar in overdaad en wild genot had geleefd. Thans echter zocht hij den Heere ernstigt.

't Gebeurde dat onze vriend verlof kreeg om een uitstapje te maken. Hij verliet Parijs en ging naar 't Zuiden van Frankryk, om daar eens een poosje te dwalen in de bergstreken, die hij in Nederland nooit te zien kreeg.

Op zekeren dag kwam hij aan een plek, waar een oude, vervallen toren stond, daar men onder door kon loopen. Er dichtbij zat een herder, die zijn kudde hoedde, .en met luide, fraaie stem een psalm zong-Dat trok den jongeling aan. Hij ging op den herder toe, en begon met hem te praten, 't Was een eenvoudig, vroom man en, onze jonkman werd zoo ingenomen door wat de herder sprak, dat hij hem ook vertelde hoe hg wel wenschte zoo gelukkig te zijn als de ander, de herder, hoe arm die ook was.

»Dat zal de Heere u gewis geven", was 't antwoord.

Nu spraken zij nog over vele dingen, en de jonkman vroeg ook wat dat voor een toren was.

»Dat is'', sprak de herder, side toren des herouws. Waarom hij zoo heet, weet ik niet, maar wel kan ik u een goeden raad geven."

»Wat dan? "

Gij moet door dien toren gaan, om gelukkig te worden", sprak de herder.

Die woorden zonken den jongeling diep in 't hart. Hij nam afscheid van den herder — doch hij volgde den goeden raad op. En 't heeft hem nooit berouwd, dat hij door den toren des berouws gegaan is.

Wat kan dat beteekenen?

i) Raaf, 2) Tot den raaf 3) Zong. 4) Ten spot geworden. 5) Hun.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's