GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De positie van onze broeders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De positie van onze broeders

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 6 Febr. 1891.

De positie van onze broeders en zusters onder het Synodaal genootschap is toch om diep medelijden mede te hebben.

We spreken nu niet van de Antinomianen onder hen, die u klaar en duidelijk betoogen, dat heel de Synodale organisatie één zonde voor God is; maar, nau dit betoogd te hebben, u zeggen, dat in dit alles een oordeel Gods over de gemeente komt; en dat zij zich wel wachten zullen een hand uit te steken, om dit oordeel Gods af te weren.

Zoo zegt de aan drank verslaafde u even waarachtig, dat zijn toestand diep zondig is, en dat zijn toenemende verslaafdheid een oordeel Gods over zijn eerste zondeis. Omdat hij zoo zondig dronk, heeft God hem gestraft, door hem een slaaf der zonde I te maken. De zonde is een straf voor de zonde. Maar wat nu te zeggen van den verslaafden dronkaard, die u toevoegt: „Ik zal mij wel wachten om met die zonde te breken. Tegen Gods oordeel over mij mag ik niet ingaan."

Natuurlijk als een dronkaard zoo sprak, zou elk Synodaal met ons ijzen van zulk een hoon het heilige aangedaan. Maar zie, op de zonde der Synodale organisatie toegepast, verkoopt men nu die zelfde wartaal als hoogere wijsheid, en stalt ze in predicatiën en weekbladen uit.

Alsof het aanranden van de kroon van Christus en van zijn souvereiniteit over zijn duurgekochte kerk ook maar iets minder zonde was, dan het zich overgeven aan drank.

Maar, gelijk gezegd, van de Antinomianen zwijgen we. Wie nog altijd Gods geopenbaarden wil op zij schuift, om zijn zonde met het kleed van Gods verbtrgen wil te dekken, is aan zijn ziel niet te naderen.

Bij dien moeten andere dingen gebeuren, zal hij ontkomen aan den doodelijken strik.

Maar wel gaat het medelijden van ons broederhart uit naar die velen onder de Synodale organisatie, die wel iets anders willen, maar niet kunnen of niet durven.

o, Om wat liefs zouden ze ijlings weer een degelijken kloeken strijd tegen de Synodale organisatie aanbinden, maar hoe zullen ze het doen.?

De tirannie onder die organisatie is, zoo ontzettend groot geworden.

Wie maar even kikt, wordt ingerekend.

Dat maakt dat geen enkel predikant meer den moed heeft, om voor de eere van Christus tegen den gruwel dezer organisatie op te komen.

Zoo kan men zelfs in zijn kerkeraad geen lucht aan zijn klacht geven. Want waagt een ouderling of diaken het soms nog eens, den I mond ook maar even open te doen, dan wordt dominee al bang, dat er iets uit worden zal, en schorst het debat.

En wat zullen bij zulk een toestand de arme verdoolde leeken, die nog altoos onder deze hiërarchie verkeeren.'

Er is niemand meer die voor hen roept.

En zelfs zijn er dorpen waar deze verdoolde broeders geen Heraut meer mogen lezen.

Dat toch acht meer dan één dorpspredikant thans ééne der schrikkelijkste zonden.

Wie een Heraut leest helt naar de Doleantie. Wie naar de Doleantie helt is een meineedige. En wie een meineedige wordt meet afgemaakt.

Want immers bij de belijdenis heeft elk lid een eed afgelegd; den eed dat hij zich aan de Synodale reglementen onderv/ierp.

En zoo er voor een goed Synodaal één eed heilig moeten zijn, dan die?

Zoo verkwijnt, zoo verstikt men in een moeras, waar nooit een frissche wind des Geestes of der vrijheid over waaien kan.

En inmiddels winnen de Modernen weer veld, en wordt de kans om meester in de Synode te worden voor de Gereformeerden, of zelfs yoor ^de orthodoxen, dagelijks minder.

En wat nog erger is, hetgeen zich dan nog orthodoxie onder de Synodale organisatie noemt wordt van al lichter gehalte.

Eens was het goud.

Maar, o, hoe is het goud door den damp uit dezen moerasbodem in zijn glans verdonkerd!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De positie van onze broeders

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's