GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Achteruitgang.

DWAASHEDEN.

V.

Zoo bleek dan reeds dat van al de ongeijmde beschuldigingen tegen de apostelen en e kerkvaders aangevoerd, als hadden zij hun eer aan het Boeddhisme ontstolen, niets overlijft.

Doch er is meer.

Gesteld al, we wilden aannemen dat zij llen misleiders, bedriegers waren geweest, ok dari nog zou zich een onoverkomelijke warigheid opdoen en wel — in het volkomen wijgen over zulk een ontleenen en stelen van e zijde der tegenstanders van het Christendom n de eerste eeuwen. Temeer daar die bestrijers even bekwaam als fel waren.

Een der meest befaamde onder hen, Celvus, bereidde zich tot zijn bekende aanvallen op het Christendom voor met de uiterste zorg. Hij doorzocht de geschiedenis, de wijsbegeerte, ja eiken bekenden godsdienst om zoo mogelijk bewijzen tegen het Christendom te vinden. Doch, zoo vragen we, waarom tastte hij de zaak niet dadelijk in den wortel aan, door de onverstandige, domme „geloofmakers" ten toon te stellen, hen die de verstandige, hoogst ontwikkelde Romeinsche wereld misleiden wilden met een plompe nabootsing van den wijdvermaarden Boeddha? Zulk - een aan de kaak stelling was toch wel 't eerste waartoe, indien mogelijk, een vijand des Kruises zou zijn gekomen.

We weten dat de sluwe Porphyrins, in zijn vijandschap tegen het Christendom, het uiterste deed om toch niaar eenige overeenkomst aan te wijzen tusschen Christus' leven en dat van Pythagoras. Dat de vrouw van keizer Severus, gelijk we straks reeds zeiden, de diensten van een schrijver inriep om juist zulk een verhaal te versieren als baron Hickey thans opdischt. Waarom deden zij dit, als zij slechts een ruime ketis hadden te doen uit overbekende legenden, die al wat zij wenschten, overvloedig konden leveren?

Welbeschouwd echter, is de geheele beweging tegen bet Christendom van de zijde der Westersche Boeddha-verheerlijkers thans begonnen, zoo dwaas, dat men er zijn tijd niet voor verliezen zou, ware het niet dat in de beschaafde, maar van Christus afgevallen wereld, die leeringen thans zooveel ingang vonden

Men zegt: Christus en zyn volgelingen grondden de «hoofdzaken hunner leer" op onderwijzingen van Boeddha. Maar het vroegere Boeddhisme loochende God, gelijk Davids, Childers en vele anderen eenparig erkennen. De Boeddha verklaarde dat zonder oorzaak en onbekend het leven der menschen in deze wereld is, en hij erkende geen h-.ioger wezen, aan hetwelk hij vereering schuldig was. De ^Boeddhistische Catechismus", waarvan zoo even is gesproken, toont, dat ook het nieuwere Boeddhisme geen erkentenis van God heeft.

Men leest toch in dat boek: »Het Boeddhisme leert het bestaan van volmaakte goedheid en wijsheid zonder een persoonlijken God; de voortduring van zelfstandig bestaan, zonder een onsterjelijke ziel; eeuwig geluk zonder een plaatselijken hemel; den weg der zaligheid zonder een plaatsbekleedenden Zaligmaker; verlossing gesmaakt door ieder voor zich zelf, zonder gebed, offer of boete, zonder de bediening van geordende priesters, zonder de tusschenkomst van heiligen, zonder goddelijke genade" En opdat niemand zou twgfclen of dat wel de ware leer is van 't Boeddhisme wordt er bijgevoegd;

sDeze en vele andere, die de grondleerstellingen van den Boeddhistischen godsdienst zijn geworden, kwamen tot Boeddha's kennis in den nacht zijner verlichting onder den bodhiboom."

Dat is dus 't Boeddisme: Geen persoonlijke God, geen onsterfelijke ziel, geen goddelijke genade en toch wordt ons gepredikt, dat dit het stelsel is 'twelk Christus en zijn apostelen overnamen, naschreven!

Wij behoeven ons hier nog niet eens te beroepen op Christenen, eenvoudig op menschen, die hersenen en gezond verstand hebben zonder meer. Laat eens dezulken het pas vermeldde uit Boeddha's leer vergelij ken met het Gebed des Heeren of met de redenen van Christus over de leliën des velds en het vertrouwen op God, en dan zal hij moeten erkennen dat er nooit meer averechtsche poging is gedaan om gelykheid van leeringen te bewijzen. Het laatste wordt het eerste gesteld, het kind tot vader gemaakt. En.toch vindt zulke dwaasheid nog in 't eind der 19e eeuw, ja juist nu, overal aanhangers.

De vraag blijft natuurlijk altijd open of er werkelijk iemand heeft afgeschreven of overgenomen van den ander. Doch dit is al vast zeker, dat dan de Boeddhist putte uit het Christendom, niet het tegenovergestelde.

De legenden der Boeddhisten bewyzen dat zelf.

Tal van Oostersdhe geleerden, mannen die juist niet ingenomen zijn met het Christendom, verklaren na zorgvuldig onderzoek, dat er volstrekt geen overeenkomst tusschen de beide godsdiensten bestaat. Prof. Seydel te Leipzig die nog het meest wetenschappelijk pleit voor die zoogenaamde «overeenkomsten" leverde en er 51 meende te vinden, rangschikte ze in 3 klassen:

1. de bloot toevallige, waarbij de overeenstemming voortspruit uit gelijke oorzaken en er geen recht is tot ontleening aan e'^n of andere zijde te besluiten (b.v, als in beider verhalen iemand sterft aan een ziekte);

2. zulke waarbij niet is uit te maken, wie der twee partijen naschrijver was;

3. die welke klaarblijkelijk (? ) door de christelijke schrijvers overgenomen zijn.

Dezulke nu vindt de professor er. . . vijf op de een en vijftig; en Prof. Kuenen, die nu mede niet juist tot de rechtzinnigen behoort, en Seydels parallellen grondig heeft onderzocht, verwerpt ook nog heel dit vijftal, zoodat van Seydels beweren niets overblijft

»Wij kunnen, zegt Prof. Kuenen, over heel het vraagstuk veilig vaststellen, dat we er van moeten afzien, aan het Boeddhisme ook den geringsten rechtsstreekschen invloed toe te kennen op de oorsprong des Christendoms."

Van soortgelijke pogingen als die van Seydel door Bunsen beproefd, verklaart Kuenen:

«Een enkel voorbeeld is voldoende om ons te doen zien, dat zijn vindingrijke verbeelding er de hoofdrol in speelt".

Ten overvloede zij hier nog bijgevoegd dat zelfs Davids, dien Sathura's «Boeddhistischen Catechismus" den voornaamsten verklaarder van het Boeddhisme noemt over 't zelfde onderwerp verklaart »Ik kan geen bewijs vinden van eenige wezenlijke of rechtstreeksche meedeeling van 't Oosten naar 't Westen van die denkbeelden welke aan Boeddhisme en Christendom gemeen zijn." Anderen ontzeggen aan die denkbeelden zelfs een Indischen oorsprong; bewijs genoeg tegen al de beweringen die thans de ronde doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's