Vrije Universiteit.

Vrije Universiteit.

Als wij terugzien op het jaar, dat alweer bijna achter ons ligt, kunnen wij niet anders dan getuigen, dat Gods gunst en goedertierenheid het wel gemaakt heeft over ons in alles. En dat wel, terwijl het bij ons zoo onverdiend was; en dat zijne weldaden dikwerf zoo onopgemerkt, en daarom ook zoo ongenoten, van ons voorbijgingen. Maar de Heere zegent en blijft zegenen om zijns verbonds wil, in den naam en de kracht van Hem, Die, daar Hij rijk was, arm is geworden om onzentwil, opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden (2 Cor. 8 : 9).

Ook in betrekking tot onze, van God geschonken en door Hem bewaarde, stichting hebben wij niet anders dan stof te over om te danken en te roemen. Wat zullen wij, ondanks allerlei tegenstand en overschilligheid van menschen, van broeders dikwerf, met 's Heeren gunst gezegend. Hem vergelden voor zijne weldaden? Waarmede zullen wij den Heere tegenkomen en ons bukken voor den hoogen God ? (Mich. 6 : 6) wij die niets anders in onze schuld en zwakheid te getuigen hebben, dan dat het alles door ons verbeurd en verzondigd is ?

Maar de Heere zegent alleen om zijns verbonds wil. En als Hij den zegen terughoudt, dan wil Hij toch zegenen. En, gelijk onze ouden pleegden te zeggen, de Heere wil ook door honger zijn arm volk voeden; en in gebrek te grooter begeerte wekken naar zijne genade. En zoo arm en gebrekkig als wij zijn, wil de Heere zijne trouw des te heerlijker over ons uitbreiden, en zijnen naam aan ons ook in gebrek verheerlijken.

Wij hadden in het afgeloopen jaar op onze rekening een groot tekort. En daarbij hadden wij naar binnen en van buiten met vele tegenheden en moeiten te kampen. Maar toch, de blijde, dankbare erkentenis, dat God de Heere, ook midden door gebrek en tegenspoed heen, ons staande hield en het wel met ons gemaakt heeft, mag en moet door ons met een onbepaald vertrouwen des harten hier uitgesproken worden. Zij worde in stilte herhaald, en met de daad erkend door allen, die liefde hebben voor onze stichting. En- laat er veel dankzegging en een gedurig ootmoedig smeeken onder ons zijn. Ook bij het scheiden van het jaar, onder de bijblijvende, onveranderlijke gunst des Heeren.

DE HARTOG.

In dank ontvangen : Voor de Vereeniging: Aan Contributiën: door den heer J. Schouten te Montfoort uit Benschop 742, uit Montfoort /6.so, uit Lopik ƒ30, samen ƒ 78.50; door den heer II. van Hartwijk te Rossem ƒ36.50; door den heer C. J. Boezaart te Haarl.meer ƒ22; door den heer O. A. Brouwer te Dockum ƒ86.60; door den heer R. Steltman te De Leek ƒ38; door den heer A. Vingerling te Gouda ƒ 71.50; door den heer C. Kroesbergen te Bennekom ƒ21.

Aan Collecten: van de Geref. kerk te Hilversum B ƒ33.14; van idem te Kootwijk ƒ3.50.

Aan Schenkingen: door den heer A. Bosch te Dockum, uit Driesum ƒ1; van X. Y. Z. ƒ100.

Voor het Studiefonds: Bij Prof. Dr. A. H. de Hartog ingekomen: door den Raad der Geref. kerk te Maassluis B ƒ17.10; door J. C. V. B. te L. van de halve stuiversver. ƒ51; door de halve stuiversver. te Amsterdam ƒ37.

Hilversum.

S. J. SEEFAT,

Penningmeester,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen