GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT HET VUUR GERUKT.

IV,

EEN ONGELUK MET GEVOLGEN.

Twee maanden later ging een jongmensch, in wien we Jan, den jongsten der beide broeders herkennen, door Cannonstreet den weg op naar de Theems. Hij liep haastig en daar was reden voor. Want Jan had het geluk gehad bij een koopman geplaatst te worden, voor werk op het, kantoor en in den winkel. En al verdiende hij in 't begin weinig en moest hij hard leeren om het Engelsch spoedig meester te worden, het eerste kon, zei de patroon, spoedig beteren en het laatste viel hem steeds makkelijker. Hij kreeg trouwens eigenlijk heel den dag onderwijs.

Onze vriend dan liep met grooten haast en was juist dicht bij de Theemsbrug gekomen, toen hij een rijtuig zag naderen, dat nog vrij wat sneller voortging dan hij. Nu was dat zeker niet ongewoon, maar wat Jan trof was, dat het voertuig ten eerste zoo bijzonder snel ging en ten tweede dat er geen koetsier op den bok zat, terwijl toch de paarden in vollen draf voortrenden. Een eind er achter liep hard schreeuwende een man, zeker de koetsier, doch niemand scheen zich op 'toogenblik aan dat roepen veel te storen.

Hoe 't zij. Jan begreep, dat het niet in orde was en het rijtuig tot stilstand moest gebracht worden. Als een wakkere jongen aarzelde hij niet lang, nam het pak in de eene, zijn hoed in de andere hand en liep met uitgespreide armen al zwaaiende en schreeuwende den paarden te gemoet. 't Was een hachelijk oogenolik, al zag Jan dat niet in, schoon hij er wel op bedacht was terzijde te springen, zoo 't gevaar hem te na kwam. Nog een minuut en de hollende dieien waren vlak bij hem. Doch gelukkig, het spaardenmiddel" door hem gebruikt, hielp O]) 't laatste oogenblik. De dieren schrikten ter. 'g voor de heen en weer gezwaaide voorwerpen, die zij in 'toog kregen. Zij sprongen achteiuit. Het rijtuig vloog op zij, een oogenblik stonden de paarden stil en daarvan maakte Jan behendig gebruik om de loshangende teugels te giijpen en zich, die vasthoudende ter zijde te werpen. Op 't zelfde oogenblik schoot de koetsier te hulp; ook anderen liepen toe en weldra waren de paarden tot staan gebracht.

Meteen vloog het portier open en een heer sprong uit het rijtuig. Hij was prachtig gekleed in een uniforrajas met gouden tressen, en droeg op 't hoofd een fraaien, met pluimen versierde steek.

Wat drommel geheurt hier? " riep hij driftig den koetsier toe. »Is dit rijden." 't Lijkt wel dollemanswerk."

De koetsier, die al even hard gedraafd had als zijn paarden, stond met een hoogrood gezicht naar adem te hijgen en beproefde vergeefs een antwoord te geven. Toen wendde de heer, die een hooggeplaatst zee-officier scheen te zijn, zich tot Jan, en vroeg hem of hij ook wist wat er eigenlijk gebeurd was.

Zoo kort mogelijk en in gebroken Engelsch vertelde Jan wat hij wist, hoe hij het rijtuig in volle vaart de brug af had zien komen, en op welke wijs hij getracht had de beesten tot staan te brengen.

Gij zijt ook niet in Londen ge^ioren, mijn vriend, " sprak de zeeman, terwijl hij den knaap oplettend aanzag. sMaar in elk geval, ge zijt een wakkere jongen, 't Kan wonderlijk loopen. Hoeveel gevaren heb ik op zee niet doorgestaan en nu had ik hier aan land nog het leelijkst ongeval van alles kunnen beloopen. We zijn wel altijd in gevaar, als God ons niet bewaart. Maar zeg eens, waar moet ge heen? " Jan noemde 't adres van zijn kantoor.

xKoetsier, " sprak de officier, »zijt ge nu de paarden meester? Hoe is het geval gebeurd!" De koetsier verhaalde nu hoe hij, toen zijn heerschap was ingestapt, op den bok wilde klimmen, toen de paarden, die 't portier hoorden dichtslaan, uit zichzelf al aan 't loopen gingen. Hij had toen beproefd op te stijgen, doch aan de oprit van de brug waren de dieren geschrikt van een hooggeladen wagen met zakken meel die hen voorbijreed. Toen waren de beesten aan 't hollen geslagen den geheelen brug over en de koetsier hen achterna, tot ze tot staan waren gebracht.

De officier antwoordde niets op dit verhaal en vroeg alleen:

Durft ge 't nu wagen? "

Zeker, mijnheer, " was 't antwoord, sik zal nu wel oppassen."

Dan rijdt gij terug, " sprak de ander, snaar 't adres dat deze jonge man u geven zal, waar hij wezen moet. Hij rijdt met mij mee."

Jan zeide waar hij zijn moest, en weldra zat hij met pak en zak in 't rijtuig naast den officier, die hem allerlei vragen deed, wie hij was, waar hij woonde enz. Nog was hij druk aan 't vertellen, toen het rijtuig reeds voor den winkel stilhield.

Wacht hier, " sprak de officier, terwijl hij met Jan den winkel binnentrad, tot den koetsier, smaar pas nu beter op."

De officier vroeg om den patroon te spreken. Deze verscheen en stond niet weinig verbaasd toen hij zijn bediende in zulk een aanzienlijk gezelschap vond.

Mijnheer, " sprak de officier, »ik kom u een gunst vragen. Deze ionkman, die in uw dienst is, heeft ook mij zoo pas een grooten dienst bewezen. Ik zou graag' verder met hem spreken, maar moet morgen voor een paar weken naar Portsmouth. Wilt ge hem van middag vrij af geven ? Ge zult er mij een groot genoegen mee doen ^.n kunt op mijn dank rekenen." sGaarne, mijnheer, " sprak de koopman, best begrijpend, dat de vriendschap van zulk een hooggeplaatst officier niet was te versmaden.

Jan gaf zijn - pak af, deed er de boodschap bij en weldra zat hij met den officier in 't rijtuig dat, nu beter bestuurd dan straks, opnieuw den weg nam over de Theemsbrug naar de City, het oude gedeelte van Londen.

AAN VRAGERS.

Omtrent het antwoord op de shartige vraag" in 't begin des jaars schrijft onze vriend A. te R.

U zegt onder het opschrift: ^Aan vragers", dat het nieuwe jaar opent met een hartige vraag, en dat is ook zoo, want gezouten visch is in den regel nog al hartig.

Maar ik vermeen toch een kleine opmerking te hebben op het antwoord, door u aan den vrager gegeven.

Labberdaan is, zoo ver als mij bekend is wel gezouten kabeljauw, traar onze Hoüandsche visschers noemen labberdaan kabeljauw die gezouten wordt na dat die 4 è 5 dagen gestorven is, omdat' zij mét Versch gfentifeg aaiï d'e markt kon gebracht worden door tegenwind of ruw weder. Verder is die zoogenaamde labberdaan ook wel een derde of de helft minder waard dan de echte zoutevisch die levend, zoo men dat noemt, gezouten wordt d. w. z. zoodra als de kabeljauw gevangen is, worden de kaken afgesneden om den visch uit te laten bloeden. Een paar uur later wordt de visch platgesneden, schoon gemaakt en gezouten. Men kan het onderscheid dan ook goed zien aan de kleur, want laatstgenoemde is vrij wat blanker van kleur dan eerstgenoemde. Indien u het goedvindt om de inhoud van deze korte verklaring een plaatsje in de Hermet te geven, het zou mij aangenaam zijn. Tegenwoordig hoort men niet veel van zulke zoutevisch, omdat de meeste doode visch in het ijs bewaard wordt, wat vroeger het geval niet was. Maar waar de naam labberdaan eigenlijk van afkomstig is, is mij niet bekend."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's