GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SCHRANDERE HOND.

Newfoundland i) is een eiland op de oostkust van Noord-Amerika, wel bekend doordat er zooveel kabeljauw gevangen wordt.

Eens bevond zich een visschersboot nabij het eiland en wilde een Jiaven binnenloopen. Doch het weder, dat stil en mooi was toen het vaar­ t tuig uitging, was nu geheel veranderd. Zware golven sloegen tegen de kust en het scheen onmogelijk dat de kleine boot, al was zij zeer dicht bij het land, dat bereiken zou.

De menschen op den oever zagen spoedig in wat gevaar de boot verkeerde, en er waren gewillige handen genoeg om te helpen. Maar hoe? Men bezat geen boot en ook geen andere reddingsmiddelen waarover men op een nog betrekkelijk grooten afstand het vaartuig bereiken kon. Angstig liep al 't volk op de kust heen en weer; elk oogenblik werd het gevaar voor de boot grooter.

Te midden van de menigte liep een groote Newfoundlandsche hond, van die soort welke men soms ook hier ziet. Al deze honden zijn uitstekende zwemmers. Het dier scheen met alle aandacht naar de golven te turen en naar het schip dat in nood verkeerde. Eindelijk sprong de hond moedig in de golven, en zwom met alle kracht naar het vaartuig.

Verbaasd zagen de lieden op het strand wat het dier deed. Zij die in de boot waren, begrepen, toen zij den hond bespeurden, ook niet wat hij wilde. Zij poogden hem in hun vaartuig te krijgen, maar jawel! Hoe zij hem ook ri«pen en lokten, de hond bleef buiten hun bereik en zwom om het schip heen. Zij merkten echter, dat hij telkens den kop in het water stak en nu en dan snoof, als zocht hij iets.

In 't eerst begreep nog niemand wat dit beduiden moest. Doch eindelijk kreeg een der mannen van 't schip een gedachte en riep:

Geef hem 't eind van een touw! Dat zoekt hij zeker!"

't Volgende oogenblik werd een lijn over boord en naar den hond geworpen. Zoodra zag deze dit niet, of hij greep het uiteinde in den bek en zwom snel weg naar het strand. Weldra was hij daar aangekomen. Men vatte het touw, dat lang genoeg was om van de boot tot het land te reiken, en om kort te gaan, de boot en de bemanning kwamen behouden binnen. Dat de matrozen den hond, die Tijger heette, liefkoosden en behoorlijk trakteerden, begrijpt ge. Zij hadden naast God, aan dien hond hun leven te danken.

DE AMERIKAANSCHE LEEUW.

I

Heel knappe jongens en meisjes die dit lezen, zullen zeker denken" dat het een vergissing is, want, zoo hoor ik hen zeggen, er zijn geen leeuwen in Amerika.

Nu, dit is zoo, en zelfs weet men niet dat ze er ooit geweest zijn, Hoe dit komt, weet men ook niet. Een jongen hoorde ik eens zeggen, dat het was omdat ze nooit uit Afrika hebben durven overzwemmen. Wat dunkt u daarvan?

Maar als, hier nu boven staat: Amerikaansche leeuw, dan is dit toch geen dwaasheid. Want er bestaat werkelijk een beest dat dien naam draagt, 't Is waar, dat hij gemeenlijk 2X% Poema of Kagoeaar bekend staat, doch in Zuid-Amerika zelf noemen de veehoeders of Gauchos 2), die nog al eens met hem te doen hebben, hem Leon^ en dat is het Spaansche wooTd voo leeuw. Waarom, dat zult gij hooren. De geleerde heeren echter in de geheele wereld noemen den Poema of Kagoeaar of Leon of Amerikaanschen leeuw met een Latijnschen naam (net ah zij alle andere dieren ook doen). En dan heet het dier feUsconcolor. Elk dierenkenner weet dan dadelijk wie bedoeld wordt. Doch al roept ge den poema in 't Spaansch of in 't Latijn, hij komt toch niet, en dat is maar goed ook.

Toch is het niet kwaad dat ge op dien Latijnschen naam let. Felis beteekent namelijk fa/en alle dieren die tot het kattengeslacht behooren en dat zijn er zeer, zeer vele, krijgen in de dierkunde dit sfelis" vóór hun naam. De leeuw b.v. heet Felis Leo. d. i. de kat die leeuw heet. Leeuwen, tijgers, luipaarden, tot de onnoozele poes die gij aait toe, zijn allen van de familie felis. Zoo ook de poema, gelijk ge straks al gemerkt hebt. Is hij dan ook al zelf geen leeuw, hij is hem toch na in de familie. Bovendien lijkt hij door zijn geelachtig rood haar althans in kleur veel op de leeuwen, die 't meest voorkomen.

De poema is een slank en lenig dier. Plomp, maat heel sterk zijn alleen zijn krachtige pooten met geweldige klauwen. Hij wordt zoo wat een Ned. el lang of den staart er bij gerekend, anderhalve. Daar hij maar ruim een halve el hoog wordt, begrijpt ge wel dat hij lang-zoo groot niet is als een leeuw. Ook nog door meer is hij van dezen best te onderscheiden. De ronde grauwe kop is zeer klein; boven en onder de oogen ziet men kleine witten vlekken. Keel en buik zijn geheel wit. De ooren zijn zwart van buiten en wit van binnen en manen heeft hij niet. Net als alia katten heeft hij een flinken knevelbaard. Brullen doet hij niet; wordt hij boos, dan begint hij te knorren, gelijk ook wel tv/eebeenige schepselen doen.

Het vaderland van de poema is niet klein : heel Amerika, van Patagonië tot Kanada. Zie maar eens op de kaart welk een streek dat is. Ook weet hij zich heel goed naar 't verschil van v/oonplaats te schikken, 't Liefst woont hij in bosschen of eigenlijk aan de zoomen der bosschen en in de eindelooze vlakten, die geen boomen, maar enkel hoog gras hebben. Zulke vlakten heeten pampas in Zuid-Ameiika, elders noemt men ze ook sarannen of steppen. Tus-

1) Spreek vat: Njoe/ound-kud.

2) Spreelc uit: Ka-oet-sjoos. schen dit hooge gras weet de poema zich heel netjes te verbergen en in de pampas rondom Buenos-Ayres komt hij dan ook veel voor. Voor boomen bestijgen is hij echter ook volstrekt niet vervaard. Al is de stam ook loodrecht, de poema is met een vervaarlijken sprong in de hoogte. Gij merkt nu, dat ook bij de katten net als bij de menschen verschil bestaat in de manier waarop zij hoogerop gaan. Er zijn springers en klimmers.

Hierin echter lijkt de poema weer op de huiskat, dat hij aan nat een hekel heeft. Op land dat veel onderloopt wil hij niet wonen Evenmin aan de oevers van rivieren en stroomen. In een waterland als het onze zou hij dus niet op zijn gemak zijn. Ik geloof echter dat ons dit niet behoeft te spijten.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's