GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

I.

Aan de deur zijner woning, onder het afdak of den luifel, die het plekje voor het huis overdekte, stond Klaus de wagenmaker. Nu en dan keek hij eens de straat langs waarin hij woonde en mompelde bij zichzelf: > Ze blijven lang uit; maar denkelijk worden ze onderweg - opgehouden, en zijn er meer nieuwsgierig dan ik alleen."

Wie „Klaus was, had, nu drie en een halve eeuw geleden, elk kind in de stad Constanz u kunnen vertellen. Hij woonde niet ver van den Rijn, in een groot huis, dat van voren tot werkplaats was ingericht. Zijn beroep werd daarbij aangeduid op een groot wit uithangbord, waarop een blauw wiel of wagenrad geschilderd stond en daaronder twee regels, die hierop neerkwamen:

't Draa'it alle* in de wereld, gelijk een wagenrad. Wel hem, wiens wagen steeds gaat op het rechte pad.

Als voorman van 't wagenmakersgild, als knap werkman, was Klaus in heel de vrije rijksstad Constanz en bij de boeren heinde en ver in den omtrek bekend. Hij maakte videlen en wagens, herstelde gebroken karren, en daar hij zijn werk goed deed, was 't geen wonder, dat hij in een streek waar 't vervoer meest per wagen geschiedt, het veelal zeer druk had. Zoo kon hij dan ook met tien knechts werken, die wel noodig waren, al arbeidde hij zelf met zijn gespierde handen krachtig mee, en al kon hij 't best tegen twee uithouden.

Toch was Klaus niet alleen bekend om de flinke wagens en de stevige wielen die'hij afleverde. Hij had een nog beteren naam. En als gij weten wilt welken, " dan moet gij maar eens lezen het antwoord dat de Catechismus geeft op de vraag: »Waarom wordt gij een Christen genaamd ? "

Maar woonden dan toen in Constanz meest heidenen? vraagt gij misschien. Neen, vrienden. Als gij Constanz op de kaart zoekt en inZuid-Duitschland vindt, begrijpt ge wel, dat daar, drie en ean halve eeuw geleden, geen heidenen meer woonden. Toch was er, althans nog kort voor dien tijd, het getal ware Christenen, zooals de Catechismus ons die teekent, zeer klein geweest. Want een waar Christen is men nog niet, al is men gedoopt en al behoort men tot de Christelijke kerk, maar alleen wanneer men Gode door een oprecht geloof is ingeplant, gelijk een vruchtdragende rank in den waren wijnstok.

Nu was in de vrije rijksstad Constanz eeuwenlang, tot dien tijd toe, de Roomsche kerk de heerschende geweest. En zoo had dan het volk wel vele geboden van menschen geleerd en ook dat men den hemel kon verwerven of verdienen door goede werken en allerlei dat de mensch doet, maar van zaligheid om niet., uit genade, hadden zeker weinigen in de kerk of daar buiten gehoord. En het Woord Gods, waaruit de mensch weet, dat hij om niet gerechtvaardigd wordt, als een ellendig, verloren zondaar, was voor het volk een gesloten boek. Zelfs de priesters, die toch leeraars des volks waren, kenden het dikwijls niet.

Doch het had den Heere in zijn goedertierenheid behaagd voor Constanz een beteren tijd te doen aanbreken. In Duitschland had Hij Luther verwekt, die het middel mocht zijn om het oude Evangelie weder onder het volk te brengen, en een licht in de duisternis te ontsteken. Wel noemden de vijanden der waarheid Luther's leer een nieuwe leer, maar het was integendeel juist de oude, die reeds de apostelen • hadden verkondigd. Luther keerde eenvoudig terug tot des Heeren Woord, van hetwelk de Roomsche kerk was afgeweken, leerende leeringen, die geboden van menschen zijn.

Nu, weet gij vrienden, hoeveel tegenstand de Kerkhervorming al aanstonds ondervond, hoe de paus en de Duitsche keizer en nog vele grooten en machtigen der aarde daartegen in verzet kwamen. Onze vaderen hebben dit ook en zeer schrikkelijk ondervonden. Over hen heerschte toen Karel V, die ook over Duitschland regeerde. En al kon nu Karel in de Nederlanden veel meer doen dan als keizer van Duitschland, toch poogde hij. ook daar de Kerkhervorming met geweld te onderdrukken. v E

Doch de Heere God is machtiger dan alle pausen en keizers en waakte voor Zijn Woord en over hen die het brachten. Wel ontstonden in Duitschland twisten en oorlogen om den wille van 't geloof, maar toch had het Woord zijn loop. Eindelijk werd te Augsburg een Rijksdag bijeengeroepen, ' waar ook weder de vraag ter sprake kwam, hoe men stond tegenover de »nieuwe leer" die nu al overal aanhangers had. 't Was op dien Rijksdag dat de Lutherschen hun geloofsbelijdenis indienden (hun Confessie) die daarnaar nog vaak de Augsburgsche Confessie heet.

Naar zulk een rijksdag nu zonden ook de vrije, onafhankelijke steden van Duitschland, zooals Lubeck, Neurenberg, Constanz e. a, hun afgevaardigden.

Nu was het licht der waarheid, toen het in Duitschland begon, te schijnen, ook weldra te Constanz gezien, en velen hadden er zich in verblijd. In korten tijd was het Evangelie der genade en door tal van menschen, jongen en ouden gehoord, en door niet weinigen als een schat ontvangen. Het verkeerde werd uit des Heeren huis weggedaan, Gods Woord werd weer verkondigd en gelezen en ieder die wilde kon nu hooren, hoe de zaligheid niet gegeven wordt door de kerk, en om onze verdiensten, maar door God en uit genade. En die blijde tijding had veler harten verheugd met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.

AAN VRAGERS.

Vraag i. In een boek uit het jaar 1702 las ik: sAlzoo kwam deze groote roffiaan van Romen tot Venetiën." Weet u ook wat dit beduidt? N.

Een Roffiaan is een schurk, een schelm; in Engeland heet zoo een nog een Ruffian. Tot wil hier zeggen te. Daarmee is de zin zeker duidelijk, .

Vraag 2. Moet men schrijven spin of spinnekop?

Het dier dat hier bedoeld wordt, heette oudtijds coppe of cob. Zoo begint een oud versje met deze woorden:

Als die coppe siet een serpent

Liggen in de scade." d. i.:

sAls de spinnekop een adder in de schaduw ziet liggen." Ook heet wat wij spinneweb noemen, in 't Engelsch cobweb.

Duidelijkheidshalve werd later bij dit coppe sspinne" gevoegd, om aan te duiden dat het is: »de koppe die spint", te weten een web. Doch toen men dat koppe niet recht meer begreep en ook uit gemakzucht (dig in de taal veel te merken is) maakte men 't bijvoegsel tot hoofdwoord en noemde het beest een spin. Eigenlijk is dat onzinnig, net als neushoren voor het oude: nenshorenbeesf., en in goed Nederlandsch moet men dan ook altijd spreken van spinnekop. In den Statenbijbel vindt ge dan ook dat woord gebruikt en niet »spin."

CORRESPONDENTIE.

J. P. G, te W. In een volgend nummer hopen we te antwoorden.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1895

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1895

De Heraut | 2 Pagina's