GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Door  Rindrrrn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door Rindrrrn.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

IX.

DE VIJAND RUKT VAST AAN.

Liefelijk, als gisteren en eergisteren, scheen de morgenzon op de huizen en de wallen van Constanz, de oude Rijksstad. Door het ochtendkoeltje maar even bewogen, golfden de wateren van den Rijn noordwaarts, tusschen hun schilderachtige oevers.

Rustig en vredig was het ook in de stad. Al was 'took geen Zondag, toch stond op een Dankdag als dezen alle arbeid stil, en hield alle straatgewoel op. De winkels waren gesloten, de kerken gevuld met zoovelen, die Gode hun dank kwamen brengen en zijn zegen vroegen voor stad en veld en volk. Ook in Petershuizen, de voorstad, door een lange brug met Constanz verbonden, heerschte stilte en was wie kon ter kerk gegaan.

Wel weinigen dachten op dien heerlijken morgen, hoe plotseling ze uit hun rust en hun vertrouwen dat niets meer was te vreezen, zouden worden opgeschrikt. De sluwe dokter had niet vergeefs 't gerucht uitgestrooid, dat keizer Karel zijn Constanzers hun stoutmoedigheid had vergeven en niets kwaads tegen hen

bedoelde. Ieder geloofde het thans, van den burgemeester af tot den geringsten burger, vooral nu al maanden waren verloopen en toch van 's keizers ongenoegen niets bleek. Zoo kwam het dan ook, dat men van lieverlede min waakzaam was geworden. Had men eerst onder den indruk dat er iets dreigen kon, scherp wacht gehouden, de toegangen tot de stad bewaakt, gezorgd dat men te allen tijde gereed was zoo 't gevaar zich mocht vertoonen, thans achtte ieder dit vooreerst geweken. Zoo kwam het dan ook, dat althans de voorstad Petershuizen zoo goed als onbewaakt was. En bovendien duchtte wel niemand eenig onheil op een dag als dezen. Doch een schoon Duitsch lied zegt terecht:

ï't Kan licht voor d' avond anders worden Als 't in den vroegen morgen is."

Dat zou ook nu blijken,

't Was omstreeks elf uur in den morgen. De poortwachter, de eenige man die op dat tijdstip den toegang tot de voorstad bewaakte, zat rustig op de steenen bank aan den stadsmuur, terwijl zijn piek naast hem stond, en wisselde nu en dan een groet met de voorbijgangers. Plotseling werd zijn aandacht getrokken door een luid geschreeuw. Hij ziet naar den kant vanwaar het Icomt, en bespeurt hoe een knaap zoo snel zijn beenen hem dragen kunnen, langs den grooten «veg de poort nadert. Weder geeft de jongen een schreeuw. De wachter luistert en met schrik onderscheidt hij duidelijk de woorden: ^De vijand! De vijand!"

Nu ijlt de poortwachter denjongen te gemoet en roept hem toe:

»Wat vijand? Waar?

sDaar, daar!" antwoordt de knaap, achter zich wijzend; »ik was in 't veld en zag ze aankomen. Ze zijn vlak bij."

En alsof de dood hem op de hielen zat, rende de jongen weg, de voorstad in. De wachter staarde hem even na, doch richtte toen den blik vooruit. Niet lang bleef hij in de onzekerheid. Reeds enkele oogenblikken later bespeurde hij in de verte een stofwolk, die bewees dat er ruiters naderden en wel in snellen draf. Reeds kon hij het stampen der paardenhoeven op den weg hooren.

Nu was 't de beurt van den wachter om zich te haasten. Hij ijlde naar de poort, greep zijn hoorn en blies met alle kracht. Een paar burgers kwamen haastig buiten.

ïSluit de poort!" riep hij hen toe. sDe vijand komt! Verraad!"

En meteen zette hij den hoorn weer aan den mond en spoedde zich de voorstad in, al blazende en telkens roepende: iVerraad! De vijand! De vijand!"

Verbaasd en ontsteld haastten zich de weinigen, die op dat oogenblik thuis waren, de straat op of sloten, zoo zij dit niet konden, hun deuren en straatvensters. Weldra klonk het geroep: »De vijand!" van meer dan één kant. 't Drong tegelijk met het hoorngeschal door, ook in de kerk. Dadelijk werd de dienst gestaakt. Ieder begreep dat er gevaar dreigde. Allen stroomden de kerk uit en de mannen ijlden naar huis om hun wapenen te halen, welke in die tijden meestal gereed lagen.

't Was hoog tijd. Want terwijl alles verward dooreen liep, hoorde men reeds van de noordzijde een geluid, dat ieder met schrik vervulde, 't Was het trompetgeschal der keizerlijke ruiters. Zij waren reeds in de stad.

Onbemerkt was het generaal Vives, door zijn verspieders begeleid, gelukt Petershuizen te naderen. Een troep ruiters, vooruitgereden, had de poort reeds bereikt, juist toen de burgers bezig waren die te sluiten. Met woest geweld wierpen de krijgslieden zich op hen, sloegen de verdedigers tegen den grond, wierpen de deuren weer open en — de vijand drong binnen. AVel had Klaus terecht gezegd: JZOO de Heere de stad niet bewaakt, te vergeefs waakt de wachter."

Een klein deel der aanvallers bezette de poort, om straks hun kameraden binnen te laten, die voor 't grootste deel tot het voetvolk behoorden. Het meerendeel der ruiters echter had in last verder door te dringen in de voorstad, den weg vrij te houden naar de brug, en te waken dat ér niemand overging om de tijding van den aanval van Constanz zelf te brengen. Was dan straks heel de sterke macht van Vives bijeen, zoo zou men gezamenlijk, snel oprukkend, de stad als in één oogenblik verrassen.

Doch dit plan viel in duigen. Van allen kant daagden de bewoners der voorstad op, ieder met het eerste het beste wapen dat hij grijpen kon. De een zwaaide een zwaard, de ander had een piek, velen ook vuurwapenen. Uit de straten snelden zij de ruiters tegen, die zich een doortocht wilden banen, doch weldra zich den weg zagen versperren.

«Voorwaarts!" klonk echter 't bevel van hun aanvoerder en met den degen in de vuist stortten zich de keizevlijken op de gewapende burgers. Doch dezen boden dapperen tegenweer. Geweerschoten _ knalden, de pieken werden geveld en in weinige oogenblikken ontstond er een algemeen straatgevecht. Het : krijgsvolk poogde, onder luid geschreeuw voort'te dringen. Hun kreten vermengden zich met het angstgeschreeuw der vrouwen en kinderen en het geroep der burgers, die elkander aanmoedigden. Het was een tooneel van ontzettende verwarring, waarbij hooren en zien verging. Meer dan een burger viel onder de sabelslagen der ruiters of raakte, gewond neergevallen, onder de hoeven der paarden. Maar ook menig ruiter beet in het zand, of stortte met zijn doodelijk gewond paard ter aarde.

Eensklaps klonk weer trompetgeschal van de zijde der poort. Een ruiter naderde in snellen draf. De witte vederbos op zijn helm was reeds in de verte zichtbaar. Achter hem kwam een onafiienbare rij soldaten in snelle pas. 't Was de hoofdmacht van generaal Vives, door hem zelf aangevoerd.

Met den blik van een ervaren bevelhebber begreep hij aanstonds wat er te doen vieh Op zijn bevel trokken twee sterke afdeelingen, alles voor zich uit dringend, zijwaarts. Weldra hadden zij, al was 't niet zonder verlies, zich zoo weten te plaatsen, dat zij de dappere burgers van ter zijde en in den rug met hun musketten konden bestoken.

Nu werd voor de stedelingen de strijd hopeloos. Weldra was hij beslist. Zwaar, vaak doodelijk door kogels of door sabelhouwen gewond, vielen de mannen neder. Die nog konden sloegen op de vlucht, wel ziende dat geen tegenstand meer baatte.

sVoorwaarts!" klonk het weer, en nu door niets tegengehouden draafden de ruiters, door de anderen gevolgd, over de lichamen der gevallenen naar de brug over den Rijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Door  Rindrrrn.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's