GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tucht en Doop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tucht en Doop.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

X

Het waarschuwend woord dat de Baptisten ook nu weer doen hooren, mag uit dien hoofde ook door onze weer vrij geworden Gereformeerde kerken wel ter harte worden genomen.

Het is zoo; er is niets tegen in te brengen: de Kinderdoop, zonder het tegenwicht van de Tucht, werkt op uw kerkstaat noodlottig, en moet eindigen met uw kerkelijk instituut steeds losser te maken van de eigenlijke kerk van Christus.

En dit toch is het punt waarop het aankomt. Al uw streven moet er op gericht zijn, om uw geïnstitueerde kerk zoo na mogelijk aan de onzichtbare kerk te doen aansluiten.

Ge weet dat beide elkaar in deze zondige wereld nooit geheel dekken kunnen. Tot den einde toe blijven de hypocrieten met de geloovigen vermengd. Juist dit was het wat Rome voorbijzag, en waarom het Protestantisme het onderscheid tusschen de zichtbare verschijning der kerk en haar onzichtbaar wezen duidelijk uitsprak.

Maar al moet dit onderscheid gehandhaafd, toch moet steeds aller streven erop gericht zijn, om de gaping tusschen beide zoo klein mogelijk te doen zijn.

De pees uwer kerkelijke kracht is doorgesneden, zoodra ge niet meer leeft in de overtuiging, dat waarlijk de wezenlijke kerk van Christus in uw geïnstitueerde kerk tot openbaring komt, en indien ge derhalve haar geestelijk oordeel gaat wantrouwen, of erger nog, er tweeërlei oordeel op na gaat houden, een kerkelijk oordeel, dat laks is, voor het ofifiicieele, en een privaat oordeel, dat geestelijk en streng is, voor u zelven.

Een kerkelijk oordeel waarvan de opzieners zelven gevoelen, dat het eigenlijk onwaar is, vernedert het ambt, brengt de leugen in de kerk, en treft haar in de levensader.

Zekere onthouding van oordeel kan plichtmatig' zijn, en ook is de kerkeraad niet geroepen te diep in het huislijk leven in te dringen, maar als ge oordeel velt, moet ge dit voor den Kenner der harten verantwoorden kunnen, en moet het zoo wezen, dat ge er ook dan nog uw naam onder zoudt zetten, als in het eigen uur de Heere Christus op de wolken kwam en voor u verscheen.

Wie uit zijn kerk bant, moet voor God betuigen kunnen, dat hij hiermee feitelijk buiten het Koninkrijk der hemelen sluit.

En alle wijze van doen, die het kerkje apart neemt, en het Koninkrijk Gods houdt voor iets dat er naast en buiten staat, lokt in de strikken van het collegiale kerkrecht. Dan maakt ge u van een wat lastig lid af, alleen maar om geen moeite van hem te hebben, maar zonder dat het denkbeeld in u opkomt, dat ge hem daarmee nu ook van den Christus hebt afgesneden.

Geldt dit nu bij zulk soort kerkelijke oordeelén, dan moet het natuurlijk evenzoo gelden bij de kerkelijke erkenning der geloovigen.

Andere leden dan geloovigen kan de kerk niet hebben. P^n al is het nu volkomen waar, dat de kerk bij haar keur niet dan op uitwendige kenmerken kan of mag afgaan, juist dit legt haar den plicht op, om met die uitwendige kenteekenen te meer ernst te maken.

.Ze moet dan zelvegelooven, dat haar leden geloovigen zijn, en noch door woord noch door wandel moet dit voor haar onzeker worden gemaakt.

Niet het boek moet uitwijzen wie als geloovige erkend wordt, maar de op uifwen-(iige kenmerken gegronde overtuiging van de Opzieners der gemeente.

Komen er dus woorden of feiten voor, die ze zelveu waarnemen, of die anderen hun mededeelen, waardoor ernstige twijfel gewekt wordt, dan moet er gesproken, des-j noods gehandeld worden, opdat óf het kwaad vermoeden bezworen worde, óf de schuld in schuldbelijdenis worde geboet.

Op die wijs moeten de Opzieners steeds de overtuiging levendig houden, dat de «geloovigen" waarlijk het recht hebben om als leden van Christus' kerk erkend te worden, en de weldaden van het genadeverbond te genieten.

En op die wijs hebt ge dan metterdaad een uitgangspunt voor uw Kinderdoop, die immers een Doop istoebediend aan de »kleine kinderkens der geloovigen."

Immers geheel deze Doop zweeft in de lucht, tenzij ge weet wie de kleine kinderkens der geloovigen zijn, en hoe zult ge dat uitmaken, zoo ge niet weet wie de geloovigen zijn?

Of ook, hoe zult ge aan den titel van »geloovigen" het recht tot den Doop voor huu kinderkens ontleenen, zoo die titel bloot een boektitel is, maar die niet steunt op het ernstige zij het ook uitwendige oordeel der kerk ?

Absoluut uitmaken wie een geloovige is en wie niet, kunt ge als mensch niet. Ge zult en moet tevreden zijn met een oordeel dat rust op een keur, waarvan ge zelf belijdt dat ze falen kan. Maar dit mag nooit zoo verstaan, alsof ge dan maar zult laten doorglippen wat ge zelf voelt, dat eigenlijk faalt, maar moet integendeel aldus opgevat dat ge, juist omdat uw kenmerk gebrekkig is en falen kan, er te nauwkeuriger en te zorgvuldiger op zult toezien.

Geloovige" is geen tusschenterm. Elk geloovige is een uitverkorene. Elk geloovige is iemand die erfrecht op het Koninkrijk bezit. En andere geloovigen zijn er niet.

Uw kerk moet dus zoo bestaan, dat ge, altoos de mogelijkheid van het hypocrietendom toegevende, en erkennende dat alleen de Kenner der harten geestelijk oordeelt, nochtans met een oprecht hart voor uw God durft betuigen, dat uw gemeente een gemeente van kinderen Gods is.

Het kunnen »geloovigen" in hun eerste begin zijn, geloovigen in verachtering van genade, geloovigen die hoogstens één talent ontvingen, alles waar, maar een geloovige kan - j nooit een ^«geloovige zijn, en een derde soort dat tusschen geloovigen en ongeloovigen in zou staan, is er niet.

En juist daarom nu hebben onze Gereformeerde kerken van Calvijns dagen af, steeds zoo ernstig op de handhaving van de Tucht aangedrongen.

Volstrekt niet als strafmiddel om een enkelen overspeler, dronkaard of Godslasteraar te lijf te gaan, maar in het generaal als middel om het karakter der gemeente als een »vergadering der geloovigen" te handhaven.

Het intieme oordeel nu daargelaten, moet ef omtrent niemand in heel de gemeente twijfel rijzen of stand houden, ofze wel geloovigen zijn. En waar die twijfel rees, moet hij terstond worden weggenomen.

Zoo moet de Tucht de geloofsverzekerdheid sterken, en ten slotte het volle, rijke klare besef in de gemeente kweeken, dat ze niet een opvoedingshuis was, om den wilden hoop naar Christus te lokken, maar een «vergadering van geloovigen", die haar verlossing in Christus belijdt.

De Gereformeerde en Luthersche kerken stonden hierin van meet af tegenover elkander. Bij Luther dreef het op mystiek gevoel, maar bij de Gereformeerden op het oordeel der kerk.

Men moest niet met halfbeschaamde oogen, die men meer neersloeg dan ophief, maar met open oog voor God en menschen belijden kunnen, dat men een gemeente van Christus was,

En dan natuurlijk kon de Kinderdoop geen gevaar aanbrengen. Dan doopte men omdat men naar 's Heeren bevel doopen m.oest, en het was de gemeente der geloovigen, die, zeker van haar eigen voortbestaan in volgende geslachten, het zaad der kerk voor de toekomst yerzegelde.

Bij prijsgeving of verslapping van de Tucht daarentegen is de Kinderdoop niet te handhaven. Dan weet ge niet wie de geloovigen zijn, en kunt ge dus ook hun kinderkens niet van de kinderkens der ongeloovigen onderscheiden.

Ge mist dan uw noodzakelijk uitgangspunt, en kunt; , daarom geen stap op den weg vorderen.

En al geraakt ook de Baptist op zijn standpunt niet uit alle moeilijkheid, toch moet erkend, dat hij bij zijn manier van handelen althans iets meer schift en keurt.

Hij toch wacht af tot de volwassen persoon voor hem treedt om te belijden, en heeft dan althans iets waarop hij afgaat en waarnaar hij zijn oordeel richt; ook al moet toegegeven dat ook zijn oordeel falen kan, en, slag op slag, blijkens de uitkomst faalde.

En zei nu iemand: Laat ons dan veiligheidshalve het stelsel der Baptisten overnemen, of we zoodoende althans eenigszins het gevaar ontloopen mochten, dan is ons antwoord gereed.

Niet wat veiliger uitkomt, maar wat in Gods ordinantie vastligt, zal u ten regel des levens zijn.

Eu is het nu alzoo, dat de verslapping van de Tucht het karakter der geloovigen in uw midden gansch onzeker rnaakt, en ge dientengevolge bij den Kinderdoop uw vaste uitgangspunt mist, dan staat het u niet vrij, om in het stelsel der Baptisten een uitweg te zoeken, en inmiddels zoo groven misstand in uw kerk te laten voortduren, maar dan moet ge beginnen met de Tucht te herstellen, daardoor het karakter der geloovigen in uw kerk v/eer vastmaken, en zóó terugkeeren tot die geëffende paden, die naar Gods ordinantie tot den Kinderdoop leiden.

Slechts zooveel geven we toe, dat het niet aangaat, uit de hoogte op de Baptisten neer te zien en te smalen, en inmiddels zelven een toestand te bestendigen, die voor de vierschaar des Woords onverdedigbaar is.

Te denken en te zeggen; «Herstel van de Tucht in meer generalen zin is een.onbegonnen werk. Daar ontbreekt ons de moed en de veerkracht voor. En dus zullen we maar op den ouden voet blijven voorttobben", is een welbewust en schuldig voeden van denzelfden kanker die in de 18de eeuw onze kerken ganschelijk verdorven heeft, en ze nu nogmaals, tenzij de kerken tijdig terugkeeren van haar boozen weg, verderven zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Tucht en Doop.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's