GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN REIS IN DE MIDDELEEUWEN.

Er regeerde destijds in Perzië een Vorst of Khan, Argoess geheeten. Naar 't schijnt, schikte deze Vorst zich onder 't oppergezag van den Groot-Khan. Van Argoess nu verscheen op "zekeren dag een gezantschap, dat, na de lange reis gelukkig volbracht te hebben, aan-Khan Koeblai kwam vragen, hun meester een gunst te bewijzen. Welke dit was, zult gij hooren.

De gezanten brachten namelijk de droeve boodschap, dat de vrouw van hun Vorst was overleden. Doch nu wilde Argoess weder trouwen en begeerde voor zich een vrouw uit het geslacht zijner gestorven echtgenoote. Zoo had zij 't zelf gewenscht, en vóór haar sterven uitgesproken. Deze overleden Vorstin was een belijdster van het Christelijk geloof geweest. Argoess zelf behoorde wel niet tot de Christelijke kerk, maar stond haar toch van alleMongoolsche vorsten zeker het naast. Zelfs dacht hij er over ook Christen te worden. Zijn plan was Jeruzalem te veroveren en zich dan aldaar, in de heilige stad, te laten doopen.

Zoo begeerde dan de Perzische Khan dat Koeblai hem een goede vrouw zou toezenden, en de Groot-Khan, die met den Perziaan wel bevriend was, toonde zich daartoe bereid. Gij vindt zoo'n manier om' een vrouw te krijgen, misschien vreemd, en ik ook. Maar wij weten uit den Bijbel, dat zoo iets in het Oosten volstrekt niet ongewoon was. En in vroeger eeuwen ging het in Europa vaak op gelijke wijs. De beste manier is het zeker niet, vooral wijl niet elk uitgaat als Eliëzer, den Heere God biddende de rechte vrouw aan te wijzen. Dikwijls werd deze o£ die vrouw slechts getrouwd, omdat zij veel goed had of over een of ander gewest regeerde. Doch als iemand trouwt, alleen om aan geld of macht te komen, dan is er natuurlijk alle kans dat hem, als hij heeft wat hij begeert, de _ persoon die 't aanbracht, onverschillig zal wezen. En dat is dan ook heel dikwijls gebleken.

De geschikte vrouw was spoedig gevonden, en zeer dankbaar en verblijd togen dé gezanten met haar naar hun vaderland terug. Doch zij troffen het zeer ongelukkig. Er waren in INIidden-Azië binnenlandsche oorlogen uitgebroken, en nu was _ het daar zoo onveilig, dat het gezantschap niet dorst wagen met de prinses verder te trekken. Er bleef niets over dan terug te keeren. En zoo geschiedde ook.

Nu was men dus nog even ver als ettelijke maanden geleden; Wat nu te doen r Wachten tot Koeblai de rust hersteld had. ging moeielijk. Zoo bleef dan niet anders over 'dan van Peking naar de kust en verder over zee om Achter-Indië en langs Voor-Indië naar Perzië te varen. Dit IS nog in onzen tijd een heele reis; hoe veel te meer toen!

Doch daar zag men niet tegen op, 'maar wel was de vraag, om een bekwamen aanvoerder van den zeetocht te vinden. Juist kwam Marco Polo toen terug van een reis naar Oost-Indië, die hij op last van den Khan had ondernomen. De bmid, die Marco zeer goed kende, begreep dat zij moeielijk een beteren geleider kon wenschen, en verzocht dus dat hij 't bevel over de schepen zou hebben.

De Groot-Khan echter was niet bijster genegen de Venetianen, wier goede diensten hij terecht zeer hoog schatte, nu te laten gaan. Toch wist hij er niet anders op. Zoo kregen zij dan last om gezamenlijk uit te zeilen, de prinses naar Perzië te brengen en verder konden zij, als - zij lust hadden, dan hun vaderland gaan bezoeken. sMaar, " voegde Koeblai er bij, sgij moet mij beloven daarna tot mij te zullen terugkeeren."

Met rijke geschenken van den Groot-Khan vertrokken Marco Polo, zijn vader en zijn oom, met' veertien weluitgeruste schepen uit China, om den zeetocht te leiden. Weder was het een reis, zooals zeker vóór hen nog geen Europeaan gemaakt had. Aan merkwaardige lotgevallen, aan allerlei nieuws en vreemds v/as op dien tocht, welke dé lezer op de kaart kon volgen, geen gebrek, evenmin aan avonturen en gevaren. Van die laatste echter minder dan toen de Polo's op hun landreis dwars door Azië trokken.

U dit alles uitvoerig te vertellen is hier niet wel te doen. Ik zal maar enkele dingen noemen.

Een der moeilijkheden was, dat men zoo vaak met tegenwind te kampen had. Om die reden moest men zelfs eens vijf maanden, en wel op het eiland Sumatra, wachten. Gevaarlijk waren vooral in de Indische wateren de zeeroovers, die zich niet ontzagen zelfs de welgewapende koninklijke vloot aan te vallen. Dan kwam het tot gevechten, waarin het heet kon toegaan. Trouwens nu, zes eeuwen later, zijn de zeeroovers nog altijd niet uit onze Oost-Indiën verdwenen.

In Indië verbaasden zich de reizigers vooral over de onbegrijpelijke tooverkunsten der goochelaars, slangenbezweerders en dergelijk volkje. En ook dit is nog niet anders geworden. Er worden ook nu nog in Indië goochel-of misschien tooverkunsten verricht, waarvan geen mensch de verklaring langs den gewonen weg weet-te geven. Door zulke ijdele en valsche kunsten wordt het volk van God en zijn dienst afgehouden. Wij weten uit het boek der Handelingen, hoe de Heidenen, die tot den Heere Christus bekeerd werden, al deze ijdele en booze dingen wegdeden. Daartoe is het echter in Indië nog niet gekomen. Intusschen ontmoetten de Venetianen er vele betere dingen. Er waren toen in Indië, even als in Midden-Azië, talrijke Christenkerken. Op het vasteland en op de eilanden vond men vele Thomas-Christenen. Zij heetten zoo, wijl men meende dat de apostel Thomas hun 't Evangelie had verkondigd. Thans is ook van deze kerken weinig of niets meer over.

Allerlei merkwaardigs uit het dieren-, het planten-en het delfstoffenrijk, trok mede de aandacht onzer reizigers, waarbij gij wel bedenken moet, dat men toen in Europa van velerlei, dat nu elke schoolknaap wel weet, nog nooit had gehoord. Vreemd stonden b.v. de drie gezellen te kijken, toen zij in Indië een groot, plomp dier aantroffen, met een zwaren hoorn op den neus Ge begrijpt, dit was 't neushoornbeest, of op zijn Grieksch de Rhinoceros. Over de plantenwereld, die zich zoo weelderig vertoont op de heerlijke eilanden van onze Oost, waarbij onze mooiste tuinen niets zijn, geraakten de Polo's in verrukking. Nu, dit was geen wonder, en ze zouden er wel lang hebben willen blijven. Maar dat ging niet. Want, zij moesten de juffrouw wegbrengen, die door haar bruigom, Khan Argoess, met smart werd gewacht, en die nu toch zoo'n langen omweg moest maken.

Zoo zett'en zij dan, zoo snel als 't ging, de lange reis voort. In den Indischen Oceaan wachtten hen nieuwe merkwaardigh< 'den. Daarover den volgenden keer.

HOOOENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1896

De Heraut | 4 Pagina's