GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de gemeene Gratie.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIX.

Dit zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hunne geboorten, in hunne volkeren; en van dezen zijn de volkeren op de aarde verdeeld na den vloed. Gen. 10:32.

Tusschen den Zondvloed en Abrams uittrekken uit Ur der Chaldeën liggen naar de nog meest gangbare tijdrekening zeventien kwarteeuwen. Men stelt dan den Zondvloed in 3348 vóór Christus, en Abraliams optreden in 1921. Tenzij er in de vruclitbaarlieid van het toenmalig geslacht een buitengewone stijging hebbe plaatsgegrepen, kan men derhalve de bevolking der gansche aarde in de dagen van Abrams optrede^, niet hooger stellen dan op ruim twintig millioen. Eer we echter aan den toestand in Abrams dagen toekomen, vraagt de Heilige Schrift onze aandacht nog voor drie gebeurtenissen, t. w. I °. voor Noachs profetie over ons menschelijk geslacht, 2°. voor de spraakverwarring in het dal van Sinear, en 3". voor het optreden van Nimrod, die genoemd wordt een geweldig jager voor den Heere. Ook deze drie gebeurtenissen nu staan in rechtstreeksch verband met de ontwikkeling der algemeene genade. Niet alsof de particuliere genade eerst bij Abram haar werking begon. Integendeel, gelijk we zagen, werkte ook de particuliere genade terstond na den val. Toen Eva Kaïn ontving was zij reeds ten leven gekomen. Maar tot op Abrams geschiedenis toe, grijpt de werking der particuliere genade nog niet in het rad der wereldgeschiedenis. Tot op Abram toe zijn kerk en wereld vermengd, en eerst door zijn roeping uit Ur der Chaldeën verkrijgt de kerk een afzonderlijk terrein, zij het ook voorloopig nog nationaal gebonden aan één bepaald volk. Docli zoo wjs liet iri de dagen van Noach tot op Terah niet. Ook toen waren er kinderen Gods en kinderen der wereld, maar ze leefden nog ondereen. De kinderen Gods waren nog niet op zich zelf georganiseerd, zoomin nationaal als "Kerkelijk. Alles wat tusschen Noach en Abram in ligt doelt daarom wel zijdelings, maar nog niet rechtstreeks op de particuliere genade, doch heeft betrekking op heel mis menschelijk geslacht, en behoort diensvolgens tot het terrein der algemeene genade. Dit toch vormt tusschen beide soort van genade het altoos doorgaand en beslissend onderscheid, dat de algemeene genade is die genade die werkt in heel ons menschelijk geslacht, gelijk het Adam tot Verbondshoofd en Noach tot tweeden stamvader heeft, terwijl omgekeerd de particuliere genade alleenj werkt in de gemeente der uitverkorenen, d. i. in die herstelde en vernieuwde menschheid, die tot Verbondshoofd den Christus ontving.

Nu maakt, oppervlakkig beschouwd, het verhaal van Noachs profetie een vreemden, zonderlingen indruk. Er heeft in Noachs gezin een klein, onbeduidend voorval plaats, en nu schijnt het, alsof het lot der wereld zich regelt naar de straf en naar het loon, dat in verband met dit huislijk voorval, over de drie zonen van Noach beschikt werd. Ten opzichte van Sem en Japheth deert ons dit nu niet; maar als we van Cham lezen, dat hij in een onbewaakt oogenblik zich even vergat, en we hooren daarna, dat dit kleine vergrijp niet alleen aan hem, meiar aan al zijn nakomelingen zoo bitterlijk gewroken wordt, zoodat nu nog gansche volken en natiën als onder een vloek verkeeren, die ter oorzake van die huislijke overtreding op Cham gelegd werd, dan komt ons gevoel van gerechtigheid hiertegen in opstand en stuit dit verhaal ons tegen de borst. Het eerste wat ons te doen staat is derhalve, deze gebeurtenis van den schijn van onbeduidendheid te ontdoen, en haar historische beteekenis in het licht te stellen.

Denk u nu op een spoorbaan, rails die met enkel spoor beginnen, maar op een gegeven punt in drieërlei richting uiteengaan. Dan is er, gelijk ge het vaak met uw oogen zaagt, eerst een punt waar de afbuiging van die paren rails begint, en op dit punt waar de afbuiging pas een aanvang neemt, loopen beide paren rails, en in het hier onderstelde geval de drie paren rails eerst nog zoo dicht bij elkander, dat men de rails op dat punt half af moest vijlen, om den overgang mogelijk te maken, en ook als men de uitgesneden stukken rail voorbij is, loopt spoorstaaf en spoorstaf een meter lang nog zoo dicht naast een, dat ge beider afstand nog met uw voet overdwarst. Daarna echter begint de afstand tusschen de drie paar rails al toe te nemen. Niet zoolang meer of ze buigen al verder van elkaar af. Allengs liggen er heele weilanden tusschen elk der drie paar rails in. En eenige honderd meters ver zijn ze reeds zoodanig afgeweken, dat men, rijdende op de ééne rails - aan de andere niet meer denkt. Toch blijft het uitgangspunt van de snijding voor de richting waarin die spoorbanen al verder loopen, beslissend. Die schijnbaar nietige afbuiging bij het eerste punt stuurt als ze rechts ging heel den verderen weg naar rechts, of ook als ze links afweek drijft ze den geheelen verderen weg in linksche richting. Een voorbeeld uit de stoffelijke wereld genomen, dat ons toont, hoe een zeer kleine afwijking bij het uitgangspunt de geheele verdere ontwikkeling kan beheerschen. Het is er meê, als met een schot uit een stuk geschut op vijf kilometers afstand. Zal zulk een schot raak zijn, dan moet de richting van het stuk tot op een haar zuiver worden genomen. Want wijkt de kogelbaan bij het uitgangspunt uit den mond van het stuk ook maar één onnoem baar klein gedeelte af, dan verbreedt zich deze schijnbaar niets beduidende afwijking aan het eind van de vijf kilometer tot een zeer merkbaren afstand, en heel het schot is om niet.

Welnu, op gelijke wijze gaat het ook op geestelijk gebied toe. Er zijn in het leven van een kind soms schijnbaar zeer nietige gebeurtenissen, die toch feitelijk voor heel de toekomst van zulk een kind beslissen. Het is rnaar de vraag, of zulk een schijnbare nietigheid, gelegen in een gevaarlijk woord, in een slecht voorbeeld, in een verkeerde behandeling, of wat ook, op het kind, door bijomstandigheden, of ten gevolge van de stemming waarin het verkeert, een buitengewoon diepen indruk maakt; of deze diepe indruk tijd heeft zich te vestigen, zonder dat andere tegenovergestelde indrukken den eersten verkeerden indruk verzwakken; en of er zich spoedig daarna weer iets voordoet, waardoor die eerste indruk wordt versterkt. Hierdoor is het mogelijk, dat de schijnbaar nietigste zaak, indien ze ons in een bepaalde stemming of gesteldheid van geest vindt, een indruk op ons maakt, die blijft hangen, die niet meer weggaat, ten leste een plooi aan ons karakter geeft, en alzoo heel onze toekomstige ontwikkeling beheerscht. • — Doch hier blijft het niet bij. Al telen toch de karakters als zoodanig niet voort, evenmin valt te loochenen, dat in zekere familiën de eene of andere karaktertrek schijnt over te erven. Sommige familiën dragen zelfs een naam, die van vader op kind meegaat, en die door de analogie van een dier, of een bijvoeglijke beteekenis, vrij zuiver nog altoos den hoofdtrek uitdrukt van hetgeen een ieder nog altoos in het karakter van zulk een familie opmerkt. Namen te noemen zou hier kwetsend kunnen worden. Doch dit hoeft ook niet. Wie aan de slimheid of andere eigenschappen van bepaalde diersoorten denkt, krijgt zulke algemeen gebruikelijke familienamen vanzelf voor zich. Denkt men nu in, hoe de meest sprekende karaktertrek van zulk een familie herkomstig is uit het karakter van hem die stamvader van deze familie was; alsook hoe op het karakter van dezen stamvader allicht een der nietigste gebeurtenissen in zijn kindsche jaren merkbaar invloed kon oefenen, dan gevoelt ge terstond hoe metterdaad uit de schijnbaar nietigste oorzaken de verst reikende gevolgen kunnen voortvloeien. Een familie waarin drift en twistzucht sloop en overheerschend werd, kan eeuwen lang allerlei bittere familie-ellende te doorworstelen hebben, die oorzakelijk saamhing met het driftige of twistzieke karakter dat zich in den stamvader dier familie ontwikkelde; en dit driftige of twistzieke karakter van dien stamvader, kan tot die scherp geteekende ontwikkeling gekomen zijn door een ruzie bij een kinderspel.

Deze tragische aaneenschakeling van eeuwen van ellende aan een oorspronkelijk onbeduidend voorval bestaat evenzoo op lichamelijk gebied. Het kan zijn, dat eeuwen geleden een man, - die stamvader van een nieuw geslacht werd, door onvoorzichtigheid de tering opliep, dat deze tering hem ten grave sleepte, op zijn kinderen overging, en zoo erfelijk in de familie geworden, de toekomst van tien, twintig geslachten in die familie beheerscht heeft, en een stroom van ellende eeuwen lang over haar heeft uitgegoten. — Zelfs de gelaatstrekken van de familie rekenen hier mede. Die gelaatstrekken toch hangen, gelijk heel de bouw en vorm van het lichaam, saam met de geaardheid van het geestelijk wezen, dat in zulk een lichaam huist. Een scherpe kop met vooruitstekende lijnen verraadt een heel ander soort niensch dan een ronde kop met sterke welving. Ieder weet dat en rekent er meê. Er zijn menschen die ons sympathetisch aandoen door hun vriendelijk gelaat, en an­ deren die ons afstooten door hun scherpen blik; al hetwelk steunt op den stelregel, dat zooals het gelaat zich vertoont, zóó ook het wezen is van den mensch, die achter dat gelaat schuilt. Gaan nu deze gelaatsvormen in een familie, scherpgeteekend van vader op kind en kleinkind over, dan blijkt ook hieruit duidelijk, hoe ste"k de invloed is, dien een stamvader door zijn eigen innerlijke bestaanswijze op al zijn nakomelingen tot in verre geslachten oefent. —Eerst wie dit wel en scherp indenkt, begint iets te beseffen van de ontzettende verantwoordelijkheid waaronder ons persoonlijk leven staat. Haast zou het ons bang maken, en voor wie niet aan een albestierend God gelooft, is het ook om bang te worden. Maar het feit is daarom niet weg te cijferen, en indien er iets uit volgt, dan wel dit, dat elke familie onder de verplichting staat, om haar zondige karaktertrekken op te merken, te bestrijden, en met Gods hulp te wijzigen, opdat de familie-ellende, die haar als een vloek achtervolgt, eerst ingebonden worde, enten slotte moge verdwijnen. — Niet te huwen, en geen kinderen te verwekken, maakt daarom het leven van een man of vrouw van karakter zoo onbeduidend. Wie huwt en kinderen krijgt, legt een spoorbaan aan, die zich over niet te overzienen afstand uitstrekt, terwijl het leven van een ongehuwde hoogstens een spoorlijntje van een paar kilometer is, waarop het wagentje van zijn eigen persoonlijk leven op en neer rijdt. £)och juist daarom staat er ook tegenover, dat wie huwt 'en kinderen verwekt, onder zooveel hooger verantwoordelijkheid staat. Zulk een toch leeft in zijn eigen leven het leven van heel zijn geslacht, dat daarna komen zal, in zeker opzicht voor een aanmerkelijk deel vooruit.

Valt nu tegen de hoofdstrekking, die we aan deze onloochenbare feiten toeschreven, weinig in te brengen, dan t'-eedt reeds hierdoor liet gebeurde met Sem, Cham en Japheth in een geheel ander licht, dan bij incidenteele, oppervlakkige en huislijke beschouwing. Immers het ligt in den aard der zaak, dat de stamvader van een groote familie grooter verantwoordelijkheid draagt en verder met zijn invloed reikt, dan de stamvader van een kleine familie. Maar dan ook dat de stamvader van een geheelen stam in dit alles den stamvader van een enkel geslacht nog verre overtreft. Alsook dat wie, gelijk Jacob, stamvader van een geheel volk wordt, nog weer dien stamvader van een enkelen stam in macht en beheerschenden invloed zeer verre te boven gaat. Volk bij volk maakt hierin ook weer verschil door zijn talrijkhcid en langen bestaansduur. Is heel het Chineesche volk uit één stamvader gesproten, dan oefent die ééne man al de eeuwen door, uiteraard veel machtiger invloed dan Moab die slechts de stamvader van eefa klein en spoedig verdwijnend volk werd. En gaat ge nu nóg verder, en komt ge van den stamvader der volken op de stamvaders der rassen, en klimt ge van deze tofrden stamvader van heel de bevolking der aarde op, dan behoeft het toch waarlijk geen betoog, dat een man als Noach, en de drie zonen die hij gewon, ook afgezien van wat ze deden, enkel door hun persoonlijk bestaan, zoo naar lichaam en voorkomen, als naar ziel en karakter, op h^el de ontwikkeling van ons geslacht, en op heel de geschiedenis der menschheid een invloed hebben geoefend, waarbij zelfs de invloed van een Alexander den Groote of Napoleon in de verste verte niet te vergelijken is. En past ge nu hierop toe, wat we zoo straks ontwikkelden, hoe schijnbaar nietjge gebeurtenissen in iemands leven op de vorming van zijn persoonlijk karakter soms den gewichtigsten invloed kunnen oefenen, dan volgt hieruit het resultaat, dat bij de stamvaders der rassen en bij Adam en Noach als de stamvaders van heel ons geslacht, de nietigste voorvallen in hun leven van zeer gewichtige beteekenis konden worden voor heel de historie, waarin zich ons menschelijk geslacht ontwikkelen zou. En herleest ge nu, met deze wetenschap voor oogen, het verhaal van Gen. 9:20—29, dan is immers uw blik op dat verhaal een geheel andere geworden, en vat ge op eenmaal hoe hier metterdaad een uiterst gewichtig stuk van onze menschelijke historie geboekt staat.

Mannen van beteekenis, die tijd vonden, om hun eigen leven te beschrijven, en die den moed bezaten, om de vorming van hun eigen karakter bloot te leggen, hebben ons keer op keer meegedeeld, hoe er in hun kinderjaren allerlei kleine nietige nestetijen, zouden we in huislijke taal zeggen, zijn Voorgevallen, die, volgens de klare uitspraak van hun bewustzijn en hun heugenis, van ongemeenen invloed op geheel hun verdere ontwikkeling en op heel hun levensloop zijn geweest. Welnu, wat God de Heere ons hier in zijn Woord biedt, is de biOgraphie van ons menschelijk geslacht, en wijl God nu wist, hoe deze kleine gebeurtenis in Noachs gezin veel meer dan allerlei groot werk, dat later door Noachs zonen verricht is, op de vorming van hun karakter, en dus ook op de vorming van het karakter der rassen en volken van invloed geweest is, daarom doet God ons niet die andere daden van Sem, Cham en Japheth, maar wel dit kleine onbeduidende huiselijke tafereel mededeelen. Hadden tvij Noachs historie moeten schetsen, dan zou dit verhaal stellig zijn weggebleven, en zouden we bericht hebben, hoe Sem, Cham en Japheth het aanlegden, om zich tegen de wilde dieren te beschermen, om zich woningen te bouwen, om den bodem te ontginnen en zooveel meer. God daarentegen gaat dit alles voorbij. Hij weet hoe de eigenlijke cultuurgeschiedenis der menschheid veel meer door de innerlijke drijfveeren van het stam karakter, dan door alle uitwendige ontwikkeling beheerscht wordt; en daarom blijft in het Goddelijk verhaal al dat overige weg, en wordt alleen dit verhaal, breed, in negen verzen opgenomen.

Toch zij men hierbij tegen ééne misvatting op zijn hoede. Wat we bedoelen is volstrekt niet, alsof Sem, Cham en Japheth tot op dit voorval van binnen blank papier waren, en alsof eerst door dit voorval de grondtrek van hun karakter op dat blanke papier geteekend werd. Waren ze toch tot dat oogenblik toe blank papier geweest, dan zou zulk een klein en nietig voorval onmogelijk die diepe insnijding in hun karakter hebben kunnen teweegbrengen. Daarom wezen we er zoo straks nog op, hoe de vraag of zulke voorvallen een onuitwischbaren indruk op ons maken, geheel afhangt van de stemming en geestelijke gesteldheid waarin we verkeeren. Men kan dus beide zeggen, zoowel eenerzijds dat in Sem, Cham en Japheth reeds een geestelijke gesteldheid aanwezig was, die hier eerst recht uitkwam, als anderzijds, dat dit voorval, in verband met die gesteldheid, voorgoed over den grondtrek van hun karakter en hun aard besliste.

Noach was niet als Adam een nieuw man. Adam was zonder vader en moeder en zonder geslachtsrekening, maar Noach niet. Lamech was zijn vader, en heel zijn geslachtslinie van Adam af wordt ons medegedeeld. In hem persoonlijk hebben we dus reeds te doen met een geërfd en erfelijk karakter. Zielkundige ontleding zou getoond hebben hoe er in Noachs karakter allerlei gemengd was uit het karakter van zijn voorgeslacht. En als nu uit den éénen Noach zich het drietal van Sem, Cham en Japheth splitst, dan hebben we ook in hen met geen oorspronkelijke karakters te doen, maar met een drietal mannen in wie veel uit wat achter Noach lag, en van Noach op hen overging, nawerkte. — Zelfs mag de huisvrouw van Noach hierbij niet worden vergeten. Het is toch een feit, dat in de kinderen volstrekt niet altoos het karaicter van den vader nawerkt. Zelfs ziet men maar al te vaak, hoe geheele familietakken een ander gelaat en een ander karakter erlangen, door het huwelijk met een vrouw, die haar stempel op de kinderen van dien familietak afdrukte. We hebben daarom bij Sem, Cham en Japheth volstrekt niet alleen met Noach zelf, maar misschien evenzeer met zijn huisvrouw te rekenen, iets wat we niet stellig zeggen kunnen, omdat de regel niet altoos doorgaat, maar waarvan de mogelijkheid toch moet worden toegegeven. Ja zelfs mag men hierbij niet staan blijven. Het feit toch is telkens opgemerkt, hoe soms het karakter van vader en grootvader merkbaar verschilt, en dat toch in het kleinkind meer het karakter van den grootvader dan van den vader uitkomt. Zoo nu kan het gebeuren en komt het metterdaad voor, dat, als er uit één gezin drie zoons voortkomen, de één het karakter van zijn vader, de ander meer het karakter van zijn moeder, en de derde weer meer het karakter van een der beide grootvaders of der grootmoeders vertoont. Er ligt hier geheel een veld van onderzoek braak, v/aarop de wetenschap nog weinig haar aandacht gevestigd heeft, en waarop toch, al ware het slechts in de vorstelijke geslachten, stoffe voor onderzoek te over, voorhanden ligt. Maar ook al kan men deswege op dit terrein nog niet van uitgewerkte uitkomsten spreken, toch is het feit zelf aan geen twijfel onderhevig.

Want wel gaat het vaak ook anders, en komt het evenzoo voor, dat het is, of het ééne karakter van den vader zich in drieën splitst, zoodat elk der drie kinderen één deel van zijn geest schijnt ontvangen te hebben, en dit ééne deel zicli nu als eigen karaktertrek meer zelfstandig en op eigen wijze ontwikkelt. Maar ook al neemt men dit bij Noach aan, zoodat men in zijn karakter de oorspronkelijke saamvoeging aanneemt van wat zich in Sem, Cham en Japheth splitste, toch heft dit het oorspronkelijk verband met de grootvaders en grootmoeders van Noach en zijn huisvrouw niet op. In dit geval toch bezat Noach een gemengd karakter, waarin drieërlei grondtrek was sam.engevloeid, en heeft hetgeen zijn huisvrouw als karaktererfenis van haar voorgeslacht bezat, scheidend op dit gemengde ingewerkt, zoodat zich in Sem, Cham-en Japheth geïsoleerd vertoonde, wat in Noach nog één was. —Alleen in Adam was niets erfelijks, niets afgeleids, in hem was die ééne volheid door God zelf geschapen, waaruit alle trek van alle menschelijk karakter, in heiligen of onheiUgen zin is voortgekomen. Maar zoo was Noach niet, en daarom is dus onze verhouding tot Noach een geheel andere dan onze verhouding tot Adam, wijl in Adam niet, in Noach wel heel een voorgeslacht nawerkte. Dit immers moet verondersteld, al ontbreekt het bewijs er voor, dat met den Zondvloed geen enkele grondtrek van het menschelijk karakter voorgoed is teloorgegaan, en dat in Noach en zijn huisvrouw, genomen in het verband met hun ouders eh voorouders, alle stralen van het menschelijk karakter als in één bundel saamvielen. Anders toch zou onze menschelijke natuur door den Zondvloed verminkt zijn, en zou het niet te verstaan zijn, hoe in Sem, Cham en Japheth zich de drie grondtypen van heel ons menschelijk geslacht hebben vastgezet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Van de gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's