GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN HET WERK.

X.

Allengs echter begon Kasper aan het nieuwe leven te wennen, iets wat trouwens gemakkelijk is, wanneer iemand het beter krijgt dan hij 't had. En zoo was het hier. In een gang of een kamer op wacht te staan was wel zoo aangenaam als in 't open veld, bij kouden wind of in de sneeuw te schilderen, op 't gevaar af van plotseling de vijandelijke kogels om de ooren te hooren snorren.

Daarbij kwam echter nog iets wat hem 't verblijf aan het hof van den markgraaf bijzonder aangenaam maakte. De dienst was daar volstrekt niet streng. De soldaten hadden ontzaglijk veel vrijen tijd, en de nieuwe lijfwacht gebruikte dien veel beter dan zijn meeste kameraden. „Ledigheid is des duivels oorkussen". Dit bleek ook bij hen. De meeste gardes brachten hun vele vrije uren in de kroegen door. Wie weten wilde waar in Ansbach lekker bier werd geschonken, die had maar te onderzoeken waar de lijfwachten veel kwamen om zich te vermaken.

Nu was Kasper volstrekt geen vijand van vroolijkheid, en iemand van een opgeruimden inborst. Hij wist ook zeer goed, dat de Schrift zegt dat vroolijkheid gezaaid is voor den oprechte van harte, maar ook welke ellende diezelfde Schrift verhaalt van hen, die bij den wijn vertoeven.

De vroolijkheid waar Kasper van hield was vroolijkheid met eere, zulk een waaraan God een welgevallen kon hebben. En dit was heel iets anders dan de dronkemanspret, het zwetsen en de ruwe taal bij het drinken in de kroeg. Zoo bleef onze vriend dus daar verre van, of zocht een gelegenheid waar hij rustig een glas bier drinken kon, al werd hij daardoor bij zijn makkers juist niet bemind.

Gelukkig s.chaadde hem dit weinig, wijl ze hem al spoedig beschouwden als iemand van een ander soort dan zij, een man met wien toch weinig te beginnen was, die boven hen stond en dien men dus liefst alleen liet. Hoe dit kwam zal ik u zeggen.

Dat Kasper zich niet te buiten ging, nooit vloekte en zich als een christen gedroeg, had reeds dadelijk veler opmerkzaamheid getrokken. Dat hij, al deed hij niet met alles mee, geen flauwert was, had de geschiedenis met het paard bewezen. Doch bovendien kwam Kasper met zijn makkers niet veel in aanraking.

Op zekeren dag namelijk ontving hij een boodschap, of hij eens bij dominee Von Bobenhausen wilde komen. Dat was de hofprediker van den markgraaf, en een man van groote kennis en van even groote goedhartigheid.

„Vriencj, " zoo sprak de predikant, toen Kasper verscheen, „ik heb van Zijn Doorluchtigheid vernomen dat ge Latijn verstaat, is dat zoo? "

„Ik kan althans een Latijnsch boek redelijk wel begrijpen, " antwoordde Kasper.

De dominee reikte hem zulk een boek toe, en vroeg hem of hij dat wel zoo zou kunnen vertalen. Kasper las een bladzijde en zette die toen, zoo goed hij kon, in het Duitsch over. Dit scheen den leeraar te bevallen, althans, toen zijn gast gedaan had, sprak de eerste:

„Best, waar hebt ge dat geleerd? "

Nu verhaalde onze vriend in 't kort zijn levensgeschiedenis, waarna de dominee sprak:

„De Heere God heeft u langs verschillende wegen geleid en het verblijdt me, reeds bespeurd te hebben, dat ge bij dit alles Hem zijt getrouw gebleven, en niet slechts aardsche vorsten maar bovenal aller heeren Opperheer dient. Ik bemerk uit uw verhaal, dat ge ook he schrijven goed verstaat, en gewoon zijt 't een en ander in orde te houden. Zoudt ge nu lust hebben in uw vrijen tijd mij van dienst te zijn ? "

„Heel gaarne, eerwaarde heer, " antwoordde Kasper, „als ik er bekwaam toe ben."

Reeds twee dagen later ging onze krijgsman met den dominee naar de groote bibliotheek van den markgraaf. Die verzameling was zeer uitgebreid, en vulde verscheiden zalen. Doch aan de orde van de zaak ontbrak veel. Men had er maar steeds nieuwe boeken bij gedaan, maar 't was vaak bijna onmogelijk datgeen 'twelk men hebben moest te vinden, en al even moeilijk te ontdekken of dit of dat boek er al of niet was. Zoodoende had men aan die bibliotheek heel weinig. Want dikwijls vond men na uren zoekens toch het boek niet, dat men hebben wilde.

Dit nu verdroot èn den markgraaf èn den predikant, dien het toezicht op de boeken gegeven was, reeds lang. De predikant ging nu met Kaspers hulp aan 't werk om verbetering aan te brengen. Eerst werden de boeken in soorten verdeeld, en alle die men wel missen kon ter zijde gelegd. Toen moesten ze alle genummerd en ingeschreven worden met allerlei aanteekeningen er bij. 't Was een ontzaglijk werk, dat jaren duren kon. Kasper echter deed het gaarne en met zooveel ijver, dat de predikant bijzonder tevreden was, en hem voor zijn werk zeer goede betaling deed.

Al zijn vrijen tijd kon onze vriend echter niet aan de boeken wijden. De predikant schreef er namelijk zelf ook. Doch, gelijk meer geleerde menschen, was ook de dominee onduidelijk van handschrift, en maakte hij tal van invoegingen en verbeteringen. Was een boek door hem geschreven af, dan zag het er alles behalve als een voorbeeld van schoonschrift uit; en was haast niet te lezen. Nu moest Kasper het bij gedeelten overschrijven, opdat het gemakkelijk kon gedrukt worden. Dit werk nu eischte niet alleen een goede hand, maar ook vrij wat kennis, daar men vaak meer begrijpen dan lezen moest wat er stond, en de dominee allerlei verkortingenen teekens gebruikte. Doch met 's Heeren hulp kwam Kasper ook door dit werk met eere heen. De markgraaf zelf had ook veel schik in zijn knappen grenadier en onthaalde hem van tijd tot tijd weder op Latijnsche volzinnetjes, die Kasper gelukkig altijd behoorlijk kon beantwoorden.

AAN VRAGERS.

Onze lezer W. H. te S. vraagt:

Hoe komt het dat in sommige streken yan ons land, in plaats van najaar, bedmese gezegd wordt ?

De inzender van deze vraag is een Zeeuw, en we vermoeden dus dat het woord 't welk hij bedoelt in Zeeland gebruikelijk is. Wellicht ook elders. Zeker is dat het vóór drie eeuwen, eenigzins anders uitgesproken, ook te Amsterdam bekend was.

De uitspraak in Zeeland is misschien beter voor te stellen door: Bèmisse, of Bèmesse. Dit nu komt af van Bavo-mis. In Amsterdam werd dit dan ook vroeger verkort tot Ba-mis.— St. Bavo is een „heilige" in de Roomsche kerk". Hij wordt vooral gediend te Gent; ook de Groote Kerk van Haarlem was weleer aan hem gewijd. Zijn dag valt juist op i October, 't begin van 't najaar. Zoo wordt dus begrijpelijk, dat men den herfst als Bamis, Bèmisse aanduidde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's