GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN UITLEGGING ?

XL

Keeren we thans tot Frederik in de kloostercel terug.

Onder diep nadenken over 'tgeen zijn vreemde droom toch mocht beduiden, bracht de jonge monnik den morgen door. De andere monniken bemerkten dat hij er bleek uitzag en buitengewoon stil was. Doch niemand lette daar bijzonder op, wijl het bij degenen die pas in het klooster kwamen wel meer voorkwam.

Tegen den avond echter gevoelde Frederik zich zoo afgemat, dat hij zich moest nederleggen om te rusten. Hoe gaarne had hij eens aan zijn vader gevraagd, wat die dacht van den won derlijken droom, die zoozeer de ziel van den jongeling ontrustte. Maar die vader was hier niet, en de gedachte rees bij Frederik op, of 't wel goed geweest was wat hij gedaan had, door zoo heen te gaan zonder zelfs afscheid te nemen. Doch hij stelde zich gerust. Immers de „geestelijken" hadden hem gezegd dat hij goed deed, en zij wisten het toch wel, docht hem.

De pi ior, die gehoord had dat de nieuwgekomene zich ongesteld gevoelde, kwam hem bezoeken, 't Was een oud, eenvoudig man, die gelijk velen in die dagen door de nevelen van bijgeloof en menschenleeringen de waarheid toch, al was 't niet duidelijk, zag. Vriendelijk zette hij zich bij den jongeling neer, en vroeg wat hem deerde. Eerst wilde de monnik dat niet zeggen; als schaamde hij zich een weinig, doch toen de oude man aanhield verhaalde F'rederik den droom, die hem nog steeds levendig en helder voor den geest stond.

„En waarom ontrust u nu die droom? " vroeg de prior?

„Wijl het mij toeschijnt dat dit geen droom is als andere", was 't antwoord; " ik kan geen rust vinden eer ik de beteekenis weet.

„Welnu, laat ons zien" sprak de prior, „wellicht ontvangen we er licht in. Vertel mij den droom nogmaals, stuk voor stuk.

Frederik begon opnieuw.

„Sdl" sprak de oude na een poos; „dat is dtiidelijk. De wildernis beduidt het leven in de wereld dat ge dusver hebt geleid, toen ge u bevondt in de aardsche woestijn en niet wist waarheen."

Frederik knikts even en ging' weder met zijn verhaal voort, tot de prior sprak:

„Wacht even: ook dit komt mij duidelijk voor. De heilige man die u uitleidde verbeeldt de heilige bestiering Gods die u aandreef hier rust en zaligheid te zoeken. Dit was de uittreding alreeds uit de woestijn."

„En dan het drinken uit de bron? "

„Wel mijn vriend, dat is uw intrede zelf in deze Godgewijde stichting, waar Christus woont en u de levenswatercn biedt. Hier wordt gij gedrenkt, gelaafd, van uw zonden gewasschen; dat is ongetwijfeld de beteekenis.

, „Ja, " zei de monnik, schoon nog maar half overtuigd, en vervolgde zijn verhaal tot het einde.

„De oogst, " zoo sprak de prior doch minder beslist dan straks, „zal wel beduiden de strikte naleving der regelen die onze orde stelt. Gij vindt hier in het klooster en ook door arbeid daar buiten wellicht straks, gelegenheid die regelen op te volgen, en zoo te oogsten ten zegen voor u zelf en anderen. De goede God heeft u zeker dezen droom gezonden nu gij aan het begin van uw nieuwe loopbaan staat, als een bemoediging en aanwijzing voor hetgeen gij te verrichten hebt. Ga nu ter ruste en ik vertrouw dat gij nu niet meer zult gekweld worden door ontrustende gedachten. Mogen de heiligen u onder hun hoede nemen."

Weldra sliep Frederik in. Dien nacht had hij geen droomen, zoover hij zich later kon herinneren. Doch toen hij des morgens ontwaakte, stond hem alweer dat droombeeld van eergister voor de geest en — vreemd genoeg — de verklaring voldeed hem in geenen deele. Hoe groot vertrouwen hij ook in den prior stelde, toch was 't als zei een stem in zijn binnenste: Geef den moed niet op. Wacht uw tijd af. God zelf zal u op Zijn tijd den droom verklaren, het raadsel oplossen. Als bij Paulus zullen ook bij u de schellen van de oogèn vallen.

We springen nu een aantal jaren over.

't Waren jaren van groote beteekenis geweest voor heel de wereld, voor Duitschland allereerst. God had den man verwekt van wien Da Costa zoo schoon zegt:

Het Woord werd leven in zijn ziel, werd in zijn mond

Een overwinnend zwaard. Hervorming! Gij bestondt.

De monnik, in de kracht van 't heil hem aangebroken.

Heeft op den dag van Worms 't getuig'nis uitgesproken, —

Daar staat hij; ja God hielp

Die monnik was Maarten Euther. Ook hij had als Frederik den vrede en de rust zijner ziel gezocht in een klooster, maar de ervaring van beiden zou later blijken dezelfde te zijn.

Hoe nu Luther uit het diensthuis van Rome werd geleid, orn te komen tot de „vrijheid eens christenmenschen" d. i. die welke de Zoon des menschen geeft, dat is zeker allen lezers min of meer bekend. Ik behoef dus slechts te herinneren hoe hij openlijk tegen den aflaathandel optrad ' op den Allerheiligendag van 1517 waarover we pas spraken. Hij, de Augustijnermonnik, die meer dorst bestaan in Gods kracht dan iemand vermoed had, ging van kracht tot kracht voort. En de Heere was met hem. Luthers „stellingen" „liepen zoo snel door Europa als waren engelen de dragers geweest". Zelfs vond een reiziger ze na eenigen tijd te Jeruzalem te koop! Drie jaren later gaf Luther zijn drie geschriften in 't licht, die vt-ederom heel de wereld met verbazing vervulden, en gelijk zijn stellingen veler oogen openden voor de waarheid naar het Woord Gods en de dwalingen der menschen. Groot was de beweging die nu ontstond, zoo groot dat de jonge Duitsche keizer Karel V op zijn eersten Rijksdag, te Worms, in 1521 den monnik voor zich ontbood. Wat toen gebeurd is behoef ik zeker hier niet te vertellen.

AAN VRAGERS.

M.K. Een derde vraag van onzen vriend T. te R. luidt:

In Jeremia lees ik Nebucadrezar de koning van Babel b.v. in Jer. 21:7 — Jer. 22 : 25, en in Daniël staat Nebucad; ; ezar, wat is nu goed? is eén van beiden een drukfout of is beide goed, dat de r en n elkaar verwisselen.

We hebben hier slechts met twee verschillende schrijiwijzen te doen, die zelfs in vele Bijbels niet eens worden in acht genomen, en dan ook geen onderscheid maken. De beteekenis er van blijft dezelfde namelijk: „Nebo is de koning der goden." Nebo of Nabo was een god der Babyloniërs, en 't kwam meer voor, dat de vorsten zich met godennamen noemden. Zoo heette b.v. Nebukadnezars vader Nabo-pul-asser.

CORRESPONDENTIE.

C. L. D, CORRESPONDENTIE. te M. Uw toelichting in dank ontvangen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's