GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„€n Jezeus nam toe"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„€n Jezeus nam toe"

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de menschen Luk. II: 52

In God is geen verandering, noch schaduwe van omkeering. Zoo kan er dus bij de Goddelijke natuur nimmer van een toenemen sprake zijn. Belijden we nu den Christus als zijnde de Tweede Persoon in de Heilige Drieëenheid, en zeggen we het ahoo Paulus na, dat Hij is „God boven alles te prijzen in eeuwigheid'', „door Wien alle dingen geschapen zijn, en door wien nóg alle dingen te saam bestaan, " dan stuit het ons altoos een oogenblik, zoo we van dienzelfden Middelaar lezen, dat hij „opwies en toenam in grootte, in wijsheid en in genade bij God en bij de menschen."

We begrijpen wel, dat het zoo moet geweest zijn, want Jezus is als pas geboren kindeke in een kribbe nedergelegd, en begon derhalve met niet eens te kunnen spreken. Zijn moedertaal heeft hij van zijn moeder geleerd. Ook vatten we zeer wel, dat, zou uit dit kindeke de volwassen Heiland worden, dat Kindeke ook naar het lichaam opwassen en groeien moest.

Er moest dus zijneen toenemen in ^Wi? /^^, d.i. in lichaamsstatuur. Er moest zijn een toenemen in wijsheid, doordien Jezus allengs kennis kreeg van personen, toestanden en gelegenheden in zijn omgeving; iets wat in vs. 40 jheet: dat „het Kindeke opwies, en gesterkt werd in zijn geest en vervuld met wijsheid". En dan wordt er nog aan toegevoegd, dat Jezus toenam in genade bij God en bij menschen, wat zeggen wil, dat de gunste Gods in steeds rijker mate over hem was, en dat in toenemende mate ook de gunst van menschen zich tot hem wendde. Wij zouden zeggen, dat steeds meer ieder die het Kindeke Jezus kennen leerde, zich tot hem aangetrokken gevoelde, en over zijn beminnelijkheid niet uitgesproken was.

Van dit opwassen en toenemen nu maakt de Evangelist tweemalen gewag. Eens om ons te zeggen, hoe Jezus van kindeke tot knaap opwies tot aan zijn twaalfde jaar. En dan nogmaals, na zijn optreden in den tempel, om ons te zeggen, hoe hij opwies van knaap van twaalf tot man van dertig jaren, en toen aan Israël zich openbaarde door zich te laten doopen door Joannes,

Er staat niet, dat dit toenemen van Jezus even traag ging als bij ons. Eer wijst zijn optreden ill den tempel op heel iets anders. Iri hem was niet de vevduistering van het verstand door de zonde. In Jezus bewustzijn was de spiegel, die het alles (jpving, helder en volkomen klaar. In hem was niet de stoo; nis, die aan ons toenemen in wijsheid gedurig in den weg staat. En met name voorde kennis der heilige dingen bezat Jezus een doorckingenden blik, gelijk geen zondaar dien ooit nad of hebben kon. Hij was „in de dingen zijns Vaders", gelijk de Zoon alleen daarin zijn kon.

We denken er dus niet aan, de ontwikkeling van Jezus ook maar eenigszins met de onze op één lijn te stellen. Zijn doordringende kennis van menschen overtrof al wat daarvan onder ons gezien is, en zijn zeggen tot Nathanaël: „Eer Philippus u riep, toen gij onder den vijgeboom waart, zag ik u", bewijst, dat ook het waarnemingsvermogen waarover Jezus beschikte, verre boven het onze uitging.

Alleen maar, hoe breed men dit verschil ook uitmete, het feit blijft, dat ook Jezus toenam, d. w. z. dat er ook in Jezus een menschelijke ontwikkeling plaats greep; en juist dit verwart zoo licht onze indrukken, als we dan straks ons weer in aanbidding verliezen voor zijn Goddelijk, innerlijk wezen.

Toch is het niet onmogelijk, onee voorstelling hierin te hulp te komen.

Of zegt de apostel ons niet, dat de Zone Gods „zichzelven vernietigd heeft, toen hij den menschen is gelijk geworden, en dat hij daarna, gevonden in gedaante als een mensch, zichzelven vernederd heeft tot in den dood? " (Filipp. 2:7, 8). Ni wil vernietigen zeker niet zeggen, dat Hij het licht en den glans zijner Godheid uitgebluscht en te niete gemaakt heelt, maar wel ligt er in, dat toen Hij in onze menschelijke natuur in ging, het licht en de glorie zijner Godheid in die menschelijke natuur zoo opgesloten werd, dat dit licht en die glorie niet meer scheen. Het was er wel, fmaar het scheen niet door. De menschelijke natuur was als een gordijn er voor geschoven, een gordijn waartegen het licht van binnen wel aanstraalde, maar waardoor het niet heen straalde.

Eerst van lieverlede is, dank zij zijn ontwikkeling, dat gordijn van zijn menschelijke natuur toen iets doorzichtiger geworden, en later nóg doorzichtiger. En natuurlijk, hoe meer die menschelijke natuur doorliet, hoe klaarder het licht doorscheen. Maar toch kon er nooit meer uit Jezus glansen, dan die menschelijke natuur in zich opvangen en weer uitstralen kon.

Zijn Goddelijke natuur was en bleef dus in hem, en onderging zelve geen de minste verandering. Wat verandering onderging was alleen de menschelijke natuur, die al doorzichtiger werd. En hoe meer nu die doorzichtigheid van zijn menschelijke natuur toenam, des te meer straalde er van zijn innerlijk, onveranderd wezen in door.

In een nog ongesiepen diamant fonkelt het licht slechts op enkele punten. Maar is de diamant eindelijk geheel geslepen, dan schittert het licht er langs alle lijnen in door. Toch is daarom het licht hetzelfde gebleven, en evenzoo de natuur van de diamant niet veranderd, maar de oppervlakte van de diamant nam door het slijpen toe in transparent karakter en daardoor is nu het effect zooveel luisterrijker.

Als uw venster bestoven en bezoedeld en met gordijnen overdekt is, komt het zonlicht er nauwlijks even doorheen; maar als ge die gordijnen één voor één ophaalt, en ge maakt het vensterglas doorzichtiger, dan komt het zonlicht steeds klaarder en warmer in uw woning stralen.

En zoo nu ook bleef het Goddelijk licht van Jezus innerlijk wezen steeds hetzelfde, maar er kon niet meer van uitstralen dan de menschelijke natuur doorliet. En naarmate nu die menschelijke natuur, in haar ontwikkeling, meer doorliet, naar die mate nam Jezus toe in wijsheid en in genade bij God en bij de menschen.

Nu laat het zich op zichzelf zeker denken, dat dit groeien, opwassen en toenemen bij Jezus niet ware voorgekomen.

Adam is nooit kind geweest, en nam nooit toe in grootte. De eerste man, en zoo ook de eerste vrouw, ontvingen het leven in-volwassen staat. Zoo liet het zich dus denken, dat ook Jezus op eenmaal als volwassen persoon ware opgetreden.

Het heeft daarom beteekenis, dat Jezus «erst onder het hart eener vrouw gedragen, toen als klein wicht geboren, als kindeke aan de moederborst gevoed is, en voorts allen leeftijd van knaap, jongeling en man doorleefd heeft. Niet de leeftijd van grijsaard, omdat dit geen nieuwe toeneming kenteekent. De grijsaard is en blijft man.

Die beteekenis nu ligt ten deele zeker daarin, dat hij, om ons te redden, het vleesch eu bloed van ons geslacht moest deelachtig worden. Toch toont Eva's optreden, dat het denkbaar ware, dat Jezus toch vleesch van ons vleesch en been van ons been ware geweest, zonder door den gewonen gang der geboorte te zijn doorgegaan.

Onze Heidelberger wijst ons dan ook op een heel andere beteekenis.

Jeztis is, zoo belijdt onze Catechismus, a's kindeke geboren, ten einde door zijn zondelooze geboorte „onze schuld en zonde, waarin wij ontvangen en geboren zijn, voor Gods aangezicht te bedekken".

Ontwikkeling, toeneming, een opwassen van klein tot groot is van onze menschelijke natuur onafscheidelijk. Dat hebben de engelen niet. Maar bij ons hoort dat.

En nu is de zonde van zulk een aard, dat ze niet pas later, als de wormsteek de voldragen vrucht, ons vergiftigen komt, maar dat ze in ons sloop, „van onze ontvangenis af".

Zóóver kunt ge in uw aanzijn en in uw wording niet terug gaan, of de zonde was er, en had u den doodelijken steek reeds toegebracht.

Nog eer ge uit uw moeder geboren waart, waart ge weg.

Zoover nu als de zonde in u teruggaat, zoo ver moest ook uw Redder en uw Verzoener op den weg van den oorsprong uws levens teruggaan, om het doodelijk kwaad daar aan te tasten waar het 'teerst in u geslopen was.

En daarom nu moest Jezus ontvangen worden van den Heiligen Geest, opdat Hij u tot in uw ontvangenis en tot in de eerste kiem van uw aanzijn ontzondigen zou met het hysop zijner genade. 't Is niet alleen dit kwaad dat roept om straf.

„Neen, , 'k ben in ongerechtigheid geboren.

Mijn zonde maakt mij 't voorwerp van uw toorn, „Reeds van het uur van wiya. ontvangenis & ? '.

Het hysop der verzoening moest dus tot in uw ontvangenis doordringen. EB ZOO belijden dan MHIilMiJMHMaMHMiElÉtlMÉHa de geloovigen van hun zaad, dat het in Christus geheiligd is.

Doch er is meer.

Jezus is voor alle stanaen, maar ook voor alle leeftijden.

Niet eerst als de volwassen man Jezus openlijk belijden mag is Jezus hem ten Heiland geworden. Ook de jongeling, ook de knaap, ook het kind, en zelfs het kleine kind, heeft Jezus noodig, en kan niet buiten hem. En zelfs als het kindeke nog te jong is, om Jezus naam te stamelen, moet de moeder zich troosten kunnen met de gedachte, dat er toch reeds een band tusschen Jezus en den zuigeling op haar schoot bestaat.

En dat nu kan alleen verwezenlijkt worden, zoo Jezus zelf al deze leeftijden doorliep. Leeftijd sluit bij leeftijd aan. Het kind voelt zich het meest vertrouwd met een ander kind; de knaap is het vrijst in zijn verkeer met een anderen knaap; de jongeling beweegt zich het best onder jongelingen; de man zo; ktdenman van zijn jaren.

Zoo nu ook is Jezus eerst daardoor allen alles geworden, dat hij aller leeftijd zelf doorleefd heeit, en daarom een ieder onzer in zijn eigen leeftijd toespreekt, ieders vertrouwen be zit, en voor menschen van allen leeftijd de vriend des harten is.

Niet de Rabbi van Nazareth, gelijk men thans wil. Een Rabbi trekt alleen den Rabbijn van zijn jaren aan, en een kind, een knaap, loopt als een Rabbi komt, eer weg.

Neen, maar voor onze kinderen het Kindeke Jezus, en voor ons, ouderen, de man Jezus. Voor een ieder naar de behoefte van zijn hart.

Nog dit zij er aan toegevoegd.

Jezus „toenemen^' was naar de wet onzer men schelijke natuur, en zoo moet een gestadig toenemen in wijsheid en in genade bij God en bij de menschen, ook voor ons de wet des levens zijn.

Nu is er veel zorge voor onze kinderen, dat ze toenemen in grootte en in verstandelijke kennis. Maar is er ook een evenredige zorge voor hun toenemen in de „dingen des Vaders", voor hun toenemen in de ivijshcid die God geeft, voor het toenemen ook in genade bij God en bij de menschen ?

Wat zou Christus kerk niet bloeien, als hel zoo waarlijk in elk gezin, dat tot onze kerken hoort, zijn mocht!

En toch, zelfs d^t volstaat nog niet.

Niet alleen onze kinderen moeten toenemen, toenemen moeten ook wij zelven, toenemen tot ons sterven toe, in „de dingen des Vaders", in wijsheid voor God, in gunste en genade bij God en bij menschen.

Wie verstaat dat ? Wie gelooft dat ? Wie brengt dat in practijk ? En hoevelen zijn er niet veeleer, die op dertigjarigen leeftijd nu denken dat ze er zijn, teren blijven tot hun dood toe op wat ze gewonnen, en in karakter, in wils kracht, in liefde, in toewijding geen stap meer vooruit komen!

Alsof stilstaan ook hier geen achteruitgang ware, en alsof dit stilstaan zich niet strafte in het blusschen van hun geestdrift voor Jezus, in het armbloedig worden van hun geloof, en in het slijten van hun geestkracht.

En daarom laat het woord van den Evangelist, dat „Jezus toenam" ook dezen zegen brengen, dat meer dan één, die insliep op wat hij verwierf, wakker worde.

Om meer genade moet ons worstelen zijn.

En den weg tot die meerdere genade kent ge: Ze wordt op het pad der nederigheid gSMonA^n.

God al grooter, gij al kleiner.

Den nederige geeft Hij genade!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

„€n Jezeus nam toe

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's