GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE BIDDENDE VADER.

Niet Beers. ver van Leeuwarden ligt het dorpje Beers.

Nu twee en een halve eeuw geleden, kon men eiken Maandagmorgen op den weg van Beers naar de Friesche hoofdstad een ongewoon schouwspel zien. De dominee van Beers wandelde dan stadwaarts in zijn deftige kleeding, met zijn zoon, die een jaar of 17 oud was. Een eindweegs buiten het dorp nam de vader afscheid van zijn zoon, die naar Leeuwarden ging, bleef dan een oogenblik staan, biddende voor den jongen, en oogde hem zoo lang na, tot hij uit het gezicht verdwenen was.

De dominee die alzoo deed, heette Theodorus a Brakel. Zijn zoon ging naar de Latijnsche school te Leeuwarden, om later voor predikant te studeereu.

De jonge man, die Wilhelmus heette, had niet alleen een biddenden vader, maar ook een biddende moeder, Margaretha Bouman geheeten, die den schonen lof heeft, van te zijn geweest, „een parel van godsvrucht, een sieraad onder de vrouwen in haar tijd." Ook zij bad aanhoudend voor haar Willem, en zei eensmet nadruk tot hem: „O, wat zult gij te verantwoorden hebbeu, als gij God niet vreest.”

Wanneer de kinderen van vrome ouders in de vreeze Gods wandelen, rust op hen dier zegen. Dat heeft Willem ervaren. Als kind reeds diende hij den Heere, gelijk eens de jonge Samuel. Het ging hem later als meerderen, die vroeg in den wegen des Heeren zijn geleid. Hij kon den juisten tijd van zijn bekeering niet opgeven, wat ook niet noodig is. De vraag is of we bekeerd zijn, niet wanneer dit juist is gebeurd. Zelfs kan men zich daarin zeer bedriegen.

Zoover Willem zich kon herinneren, had hij altijd een teederen indruk van God en liefde tot den Heere Jezus gevoeld. Ook was hij al vroeg onder een zeer krachtigen indruk van Gods Woord. Eens toen hij nog klein was, hoorde hij zijn vader in de kerk prediken over het Kerstfeest. Wat hij toen hoorde, maakte zulk een indruk op hem, dat hij daarna dikwijls verlangend vroeg: „Vader, wanneer zal 't weer Kerstfeest wezen? " Soms zelfs sprak hij zoo, dat zijn moeder zei: „Kind, dat gaat boven uw verstand." Dat kon ook wel zijn, maar het bewees dan toch, waar het hart van Willem naar uitging. Daar vloeide zijn mond van over.

Willem is naderhand een van de beroemdste en meest gezegende leeraars geworden. Een zijner welbekende boeken, „De Redelijke Godsdienst, " twee dikke boekdeelen, werd in de eerste 25 jaar tien malen hert - ukt en in heel de i8de eeuw, meer dan twin; ; ^; maal

’t Wordt nog veel gelezen, en is in de laatste tijden zelfs weer 3 maal opnieuw uitgegeven.

De biddende vader en moeder zijn dus in hun zoon rijkelijk van den Heere gezegend. Eén ding dient er echter niet bij vergeten. Wilhelmus verhaalde later dikwijls, dat hij zelf gewoon was den weg naar Leeuwarden biddende af te leggen.

Of alle jongelui, die op 't Latijnsche school gaan zoo doen, betwijfel ik. Doch zeker is, dat we allen onzen weg biddende kunnen gaan Dan. zullen we hem ook gaan met zegen.

AAN VRAGERS.

„Mag ik U ook eens een paar vragen doen; 't is voor de eerste maal, want ik ben nog maar 12 jaar.

Hoe komt het, dat het eeuwcijfer ruim een jaar geleden verhoogd is, terwijl naar veler oordeel de nieuwe eeuw pas vóór drie weken is begonnen.

2. Als Methusalach II eens gelijktijdig met onzen Heiland geboren was, en 2 maal zoo oud mocht worden als Methusalach I, zou hij dan nu pas voor drie weken 19 eeuwen levens voltooid hebben, of reeds een jaar vroeger? Aangenomen dat onze jaartelling precies met de geboorte van Christus aanvangt.”

H., 21 Jan.

’t Is maar goed, dat niet alle 12-jarige lezers zulke diepzinnige vragen doen. Doch we zullen er gaarne op antwoorden, zoover dat gaat.

Wat de eerste vraag betreft, als iemand van 200—300 telt, is het derde honderd eerst vol, als hij tzveehonAtxA met i. 2, 3, tot 99 toe er bijopgeteld heeft. Het laatste getal van de honderd moet echter met drie beginnen:300. Zoo ook met de jaren; het eerste jaar der 19de eeuw was niet 1800 maar 1801 (d. i. het eerste jaar van de 100 die toen begonnen) en het laatste dier 100 is natuurlijk 1900.

De tweede vraag vatten we niet. „Methusa lem I" werd 969 jaar. „Methusalem II zou 2 X 969 = 1938 jaar oud worden. Hij zou dus, in 't begin onzer jaartelling geboren, nu toch al 62 jaar dood zijn, maar dan de 19 eeuwen met 38 jaar overschreden hebben.

Over onze verklaring van „hondeweer" kregen we twee brieven.

In de eene wordt o. a. gezegd:

De verklaring die uw lezer wel eens gehoord heeft is m. i. de rechte, want onder gewone omstandigheden worden kat en hond 's avonds om begrijpelijke reden, naar buiten gejaagd; alleen bij guur en stormachtig weer maakt dat uitzondering, waarbij dan gezegd wordt dat het geen weer is om er een hond of kat m (niet uit) te jagen.

Veel duidelijker maakt dit toch de zaak niet. Immers daargelaten nog, dat de kat doorgaans niet naar buiten wordt gejaagd, is juist dd" uitzondering die bij slecht weer voor den hond wordt gemaakt, bewijs dat het zijn weer met is, dus geen hondeweer. Ook zegt de schrijver, dat ont in de volkstaal onbekend is, tenzij dan als verkeerde uitspraak voor „hond." Dit nu is wat kras gesproken, 't Kan zoo zijn in K. waar onze waarde lezer woont, maar „ont, " voor vuil, morsig, is wel degelijk in gebruik, en evenzoo 't plaatsen van de h vooraan, waar die niet behoort. Dat g en h in Zeeland vaak verwisseld worden, was ons bekend, ook uit de brieven die we wel krijgen.

Een ander lezer denkt bij „hondeweer" ook wel degelijk aan den hond, en herinnert aan de Fransche spreekwijs: Il fait un temps de chieu, letterlijk 't Is hondeweer, en de Engelsche: // rains cats and dogs, d. i. het regent katten en honden. De uitdrukking zou dan beteekenen: 't Is weer waar men wel een hond maar geen mensch in uit zou sturen. „Hond" is een uitdrukking van verachting, soms op menschen toegepast, en „hondsch" is „ruw." Men zou dus ongeveer zeggen: Voor een hond is 't goed genoeg. Dat nu kan de juiste opvatting zijn, doch het spreekwoord: „Je zoudt er hond noch kat uitjagen (bij boos weer) pleit er weer niet voor.

Intusschen blijven we voor het opgemerkte vriendelijk dankbaar, en hopen op wat we verder kregen terug te komen.

CORRESPONDENTIE.

J. W. A. V. d. B. te W. Uw vriendelijk schrijven ontvangen. AVe hopen weldra te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's