GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEEN RUST.

XI.

Maar er waren ook vele anderen, die meenden dat het eigenlijk heel verkeerd was van den ouden Pietersz en zijn vrouw, dat zij den zoon, dien eigenzinnigen zwerver, zoo maar ontvingen alsof er niets gebeurd was. „Als mijn jongen zoo de breêveertien was opgegaan, " zei deze en gene, „dan zou ik er wel voor bedanken, hem weer als kind in huis te ontvangen." En anderen spraken: „'t Is wel makkelijk, eerst aan den zwier, wie weet waar en dan maar weer thuis, om zich warm en wel aan den haard te koesteren. Is dat een manier van doen? "

Zoo redeneerden er velen, , en al was daar veel verkeerds en dwaas in, toch voelde Nikolaas heel goed, dat er grond was voor die verwijten, welke hem zoo achterom wel ter oore kwamen. Als hij over de straat ging, behoefde hij nu niet meer te klagen, dat niemand op hem lette. Doch de blikken die op hem werden geworpen, waren lang niet altijd vriendelijk, en zeiden heel veel. In een kleine plaats vooral nu, is 't ver van aangenaam leven, als men zoo iets bespeurt. Nikolaas gevoelde dat, en waartoe 't een zoowel als 't ander leidde, zal weldra blijken.

Drie maanden waren voorbijgegaan sinds Nikolaas te Vlaardingen was wedergekeerd en nog altijd stond hij voor de vraag: Wat nu?

Zijn toestand was ver van benijdbaar. 't Was zijn voornemen geweest, zoodra mogelijk 't een of ander ter hand te nemen, waarmede hij den kost kon verdienen, en hij had aanstonds naar iets uitgezien.

Nu is uitzien, dat weten we, wel zoo makkelijk als ontdekken, en dat ervoer onze vriend ook. Liefst zou hij, na een hernieuwde studie, zich aan een of ander vak van wetenschap gewijd hebben, doch hij dorst om vele begrijpelijke redenen, daar nïet van spreken, en bezat zelf geen middelen om alles te bekostigen. Zoo wilde hij dan beproeven rnet de geneeskunst, zoover hij die verstond, zijn onderkoud te vinden. Tegenwoordig zou zoo iets moeilijk gaan, want onze wetten zien er streng op toe, wie de geneeskunst uitoefent. Te dier tijd ging het gemakkelijker, en hadden wonderdokters en waterkijkers en dergelijken, onder allerlei namen, soms een zeer goed bestaan, te meer wijl zij de geneesmiddelen zelf verstrekten. Die te bereiden, had Nikolaas geleerd, en van het dokteren zelf wist hij ook tamelijk wat af.

Maar een dokter zonder zieken is niet veel waard en wordt ook niet rijk. En nu bleek het hem al sposdig, dat in Vlaardingen de kans om ook maar '.ijn brood te verdienen gering was. Er waren dokters en wondheelers genoeg, te meer daar de scheerders toen ook veelal de geneeskunde beoefenden. Deze nu zagen liefst geen vreemde eend in de bijt. Maar daarbij kwam, dat, zooals gezeid, velen 't niet op Nikolaas begrepen hadden, en wel allerminst hun lichaam aan een „verloopen student" wilden toevertrouwen.

Toen beproefde Nikolaas 't op een dorp, waar hij minder bekend was. Doch daar kwam een ander ongeluk, althans van zijn kant beschouwd, schoon het eigenlijk een geluk was. De lieden waren namelijk hier bijzonder welvarend, en behielpen zich dan ook bij verkoudheid, jicht en koude koorts, met vlier en knoppen van aalst (alsem) en conserf van pruimen. Voor wonden en kneuzingen hadden zij „Jeruzalemsche" balsem. Kortom, ze hielpen liefst zich zelf, en Nikolaas begreep al spoedig, dat hij hier te veel om te sterven, maar ook te weinig om te leven zou verdienen, en ging weer naar Vlaardingen. Daar echter wachtte hem nieuwe teleurstelling. Moeder die eerst, toen haar zoon weder terug was gekeerd, eich veel beter had gevoeld, was weer ingestort. De dokter zag 't nu ernstig in, en Nikolaas zelf was knap genoeg om te bespeuren, dat moeder denkelijk nooit weer beter zou worden. Het verdriet had haar krachten ondermijnd, en tegen zulk een kwaal konden alle drankjes en likkepotten niet helpen. Dit was op zich zelf reeds heel treurig, maar voor de zoon nog meer, wijl hij, hoe hard van gemoed ook dusver, toch wel inzag, dat hij de oorzaak was van moeders ziekte en vaders verdriet.

Die gedachte begon hem meer en meer te kwellen, hoe langer hij in 't ouderlijk huis vertoefde. Hij werd neerslachtig, somber, en zoo naargeestig, dat dé lieden zeiden: 't Is of 't „segrijn" hem verteert. („Segrijn" is een verbastering van hét Fransche chagrin d.w.z. verdriet.) En deze en gene sprak dan: „Geen wonder; hij heeft het verdiend."

Maar verdiend of niet, Nikolaas voelde er zich droevig, moedeloos onder. Ten einde raad, besloot hij, in alle stilte den dominee te gaan spreken. Dat was niet meer dezelfde als die hem had onderwezen. Deze was elders beroepen. Maar de nieuwe predikant was ook een goed vriend van zijn vader, en zou hem zeker wèl ontvangen. Dat bleek ook zoo te zijn en wel in nog ruimer mate, dan Nikolaas had dur­ ven denken. Zoo kreeg hij de vrijmoedigheid om heel zijn hart voor den leeraar uit te storten, en dat deed hem goed. Hij had verwacht, dat de predikant hem ernstig zou bestraffen over zijn vroeger leven en zijn vorige daden. Doch zoo liep het niet. De dominee repte daar weinig van en trachtte hem daarentegen duidelijk te maken, hoe zijn leven niet, gelijk Nikolaas dwaselijk meende, een verloren leven was, maar hij wel degelijk was geroepen het tot Gods eer te besteden.

„Ik begrijp, " zei de predikant, „dat het u moet bedroeven, uw moeder ziek te zien, en geen weg te weten, om door werken uwjbrood te verdienen. Ik weet ook, dat er een groot verdriet knaagt aan uw hart en gij ontevreden zijt over de menschen en ook niet tevreden met Gods wegen. Maar ik raad u, ga tot den Heere, temeer daar gij den weg weet, en zeg Hem wat op uw hart ligt, gelijk gij 't mij deedt, ja nog meer. Wie op Hem vertrouwt, en tot Hem komt, en zijn overtredingen bekent en laat, die zal ervaren dat God genadig is en barmhartig."

Met meer moed dan hij gekomen was, ging Nikolaas weder weg, om den goeden raad te volgen, hem door den leeraar gegeven, die zijn vertrouwen had gewonnen. Voor 't eerst in lange jaren bad hij weder eens van harte en hij gevoelde hoe het zijn hart verlichtte, alles den Heere voor te stellen. Dat deed hij niet eenmaar meermalen, en hij gevoelde dat het goed was alzoo te doen, al bleef voor het oogenblik nog de toestand als hij was en al kon hij zeggen: Alle dingen zijn tegen mij.

AAN VRAGERS.

De derde vraag van J. W. A. v. d. B. luidt; Wat beduidt de uitdrukking: Zijn schepen achter zich verbranden?

Volgens verschillende geschiedverhalen voerde eens een veldheer in de oudheid — wie, is min zeker — zijn troepen over zee, tegen een machtigen vijand. De legers stonden weldra tegenover elkaar, doch het zijne was verreweg het kleinste. Menig krijgsman dreigde het hart in de schoenen te zinken en menigeen keek naar de schepen, die achter hen aan 't strand lagen en dacht: Als 't mij te heet wordt kan ik nog altijd vluchten.

De veldheer begreep toen, dat hij in groot gevaar verkeerde den slag te verliezen, daar zijn soldaten niet verwoed zouden strijden, zoo lang zij wisten dat nog een uitweg open stond. Daarop gaf hij het schijnbaar onzinnig bevel, de schepen die hem hadden overgevoerd te verbranden. Met ontzetting aanschouwden de krijgslieden dat dit bevel werd uitgevoerd. Nu was hun de vlucht afgesneden. Zij wisten: 't Was nu overwinnen of sterven, 't Gevolg was, dat zij met moed en doodsverachting streden en — overwonnen.

Of 't waar gebeurd is weet ik niet, maar wel, dat onze prins Maurits iets dergelijks gedaan heeft bij den slag van Nieuwpoort in 1600. Hij had een groot Spaansch leger voor zich en achter zich de zee, welke de schepen droeg, die desnoods zijn soldaten konden opnemen. Doch Maurits, wel begrijpend, dat dit zijn krijgers niet tot volhouden zou aansporen, beval den schippers weg te zeilen. We welen hoe de slag afliep.

In 't gewone leven wil de uitdrukking dus zeggen: den uitweg afsnijden, zich zelf dwingen het uiterste te wagen om het doel te bereiken, 't Is natuurlijk geen alledaagsch middel en wie het toepast, moet wel weten wat hij doet.

HOOGKNBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1901

De Heraut | 4 Pagina's