GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OP HET KASTEEL.

III.

De kleine gemeente te Saintes, die in alle stilte vergaderde, had geen vasten prediker.

Vaak echter ging meester Bernard des Zondags voor, en dan had hij aandachtige hoorders. Want zijn woorden kwamen uit het hart en drongen door. Daarbij was hij een bij velen bemind, bij allen geacht man, op wien men rekenen kon, een man die wandelde met den Heere God.

Vol blijde verwachting en moed, ging meester Bernard den volgenden dag op weg naar Pons, een stad dicht bij Saintes gelegen. Niet ver van die stad lag het kasteel van den graaf van Marennes, sire Antoine de Pons, en van zijn vrouw Anna de Parthenay.

Zeer vriendelijk werd de meester op het slot ontvangen. Weldra was de edelman met zijn bezoeker in druk gesprek, waarin de eerste al spoedig opmerkte, hoe groote liefde voor, en kennis van de kimst zijn bezoeker bezat. Onze edelman, zen een liefhebber van kunst en al wat zij voortbrengt, vond blijkbaar in meester Bernard een man, wiens gaven en weten schap de verwachting ver te boven gingen.

„Ga eens mee, " sprak heer Antoine, toen de zaak die 't gold was afgehandeld; „ik zal u iets laten zien, waar ge zeker belang in stelt." Weldra bevonden beiden zich in een kamer, die prachtig gemeubileerd was. Op een tafel stonden eenige fraaie vazen en potten, Moorsch aardewerk, vooral in die tijden in Europa zeldzaam. »

Met groote belangstelling bezichtigde meester Bernard de kunstwerken. Eindelijk bleef hij lang, zwijgend en vol bewondering staan voor een aarden schaal, die even kunstig gevormd als heerlijk verglaasd was. De meester stond als versteend van bewondering.

De ridder liet hem eenige oogenblikken in stilte genieten. Toen sprak hij glimlachend: „Zoo iets zoudt ge ook wel gaarne maken, niet waar, meester? "

De ander antwoordde eerst niets. Zijn blik zei trouwens genoeg. Eindelijk riep hij uit: 't Is verwonderlijk schoon, edele heer! Ik begrijp niet, hoe menschen het kunnen vervaardigen en dat nog wel Mooren."

„Vergeet niet, vriend!" was 't antwoord, „dat die Mooren eens de opperheeren van Spanje zijn geweest en er zooveel heerlijke gebouwen hebben gesticht; dat ze als werkmeesters in staal en zoo velerlei, nog nooit zijn overtroffen. We kunnen waarlijk bij die ongeloovigen, nog wel ter schole gaan, wat de kunst betreft." i g

„Zeker, edele heer!" sprak Bernard; „maar k dit werk is toch al iets zeer bijzonders, ik heb 't nooit zoo gezien."

De lezer moet weten, dat onze goede vriend, hoe knap hij ook was, dusver van pottenbakken, leem enz. ongeveer niet wist. Trouwens in heel Frankrijk, zou men destijds vergeefs iemand gezocht hebben, die de kunst verstond, een pot of vaas te verglazci, er het glazuur, op zijn Fransch „émail", op te brengen of dit verglaasel te bereiden. De Arabieren en Moo ren waren oudtijds den volkeren van Europa in veel vooruit. Velerlei in de rekenkunst, de wiskunde, de sterrekunde, de bouwkunst, het tapijtweven enz. hebben wij geleerd van die Oostersche volken. Dat Europa nu reeds lang boven hen staat, heeft het te danken aan het Christendom.

Nadat de meester zijn opdracht verkregen had verliet hij het kasteel. Onderweg was zijn hoofd en hart geheel vervuld van al het schoone dat hij gezien had. Als hij ook eens zulk aardewerk kon vervaardigen, er zulk verglaasel op brengen! Dan zou hij een kunstenaar zijn, die in Frankrijk zijn weerga niet had. Dan zou hij voor zijn gezin ruim het noodige kunnen verdienen, en niet eiken dag met zorg behoeven te beginnen. Dan zou hij het in de kunst evenver gebracht hebben, als ze in 't Moorenland wE.ren, en een raadsel hebben opgelost, dat in Frankrijk nog niemand doorzag.

Maar hoe dit te bereiken? Hij wist het niet, en toen hij thuis kv/am en met een blij hart aan zijn vrouw vertelde, wat goede bestelling hij had gekregen, kon hij ook niet zwijgen van de gedachte die hem bezig hield. Doch Lisette schudde bedenkelijk het hoofd en vroeg:

„Zal 't niet veel geld kosten, dat alles te onderzoeken, en kan 't niet heel lang duren? "

„Zeker, " was 't antwoord; „ge begrijpt, ik moet er een smeltoven voor bouwen; ik moet verfwaren koopen en dan zal ik aan 't werk moeten. Het zal natuurlijk niet dadelijk alles lukken, maar later, als het goed gaat, zie, dan kan ik allerlei kunstwerken vervaardigen, zoo schoon als ge nog nooit hebt gezien. En dan behoeven we ook niet langer zoo te tobben als nu. Ge weet hoe moeilijk het is om rond te komen, al werken we hard. Wie zoo'n kunst verstaat als die Mooren, behoeft nooit gebrek te hebben aan werk."

AAN VRAGERS.

De vragers hebben eeuig geduld geoefend, W Thans allereerst wat onze lezer C. K. te E. H wenscht te weten. Hij zegt: b

„Een lezer van de Heraut zag zeer gaarne de vraag beantwoord, hoe we aan 't woord stief zijn gekomen, b.v. stief-ouders, stief-kin-deren enz. We denken altoos aan een minder aangename behandeling, en 't woord zelf klinkt zoo vreemd.

t Pleegouders, pleeg-kinderen enz. dat verklaart zich zelf."

Allereerst zij opgemerkt, dat „pleeg" en „stief" geheel verschillende woorden zijn; 't eerste duidt geen betrekking door verwantschap aan, 't laatste wel.

Dat het woord „stief, " bij nadenken vreemd klinkt, is misschien, wijl men het 'tzelfde acht als „stijf, " 'twelk ook in de volkstaal wel als „stief" wordt uitgesproken. Doch ook hier bedriegt de schijn.

Stief komt van het oude woord stiufen, of bestiufen, dat is zooveel als, iemand ouderloos maken of wel kinderloos; van ouders of van kinderen berooven. Daarom is een stiefkind eigenlijk een weesYvaA. Maar in verloop van tijd kreeg „stief" een wat gewijzigde beteekenis en duidde aan, gelijk nu nog, een halve verwantschap, waarbij een der eigenlijk noodigen ontbreekt: een stiefkind b.v. mist eigen vader of moed^-r; een stiefmoeder is dat niet over haar eigen kind, enz. Dat „stiefmoederlijke behandeling" een ongunstige beteekenis heeft, is wijl de stiefouders niet altijd aan de stiefkinderen de noodige zorg besteedden, en ook wel de eigen kinderen voortrokken.

Op een tweede vraag (H. K.) hopen we in 't volgend Nr. te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1901

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1901

De Heraut | 2 Pagina's