GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET DOEL BEREIKT.

XV. (Slot).

Zoo goed hadden de Portugeezen het nog zelden getroffen. Zij bleven een geheele week aan dit gastvrije strand. Toen echter moest men verder.

De Arabieren hadden zich voortdurend zeer welwillend getoond. De reizigers hadden, voor goed geld natuurlijk, zooveel voorraad kunnen inslaan als ze wilden. Ze maakten er goed gebruik van. Ook had men de Portugeezen op hun aanvraag, voorzien van een flinken stuurman, wat natuurlijk van het grootste belang was, nu men hoopte het groote doel, Indië, te bereiken.

De wind was gunstig toen de eerste Euro peesche schepen den steven wendden oostwaarts naar het verre Indië. Had men tot nog toe met vele wederwaardigheden te kampen gehad, thans liep alles voorspoedig. Zelfs werd de reis in even drie weken afgelegd. Dit zou nu wel in onzen tijd verbazend lang zijn, maar te dier tijd mocht het met alle recht een snelle vaart heeten.

Na twee-en twintig dagen klonk op een morgen de roep uit den mast: „land ! land !"

De matrozen die op het dek waren zfigen weldra ver voor zich uit de hooge toppen van het Ghiti gebergte. Een luid vreugdgeroep ging op en weldra bevond zich alle man op he dek. Het land naderde meer en meer, en de Arabische stuurman, de eenige die kalm bleef onder de algemeene, luidruchtige vreugd, sprak tot Vasco de Gama.

„Dit is de kust van Calicoet, heer. Daar ligt Indië.”

„Gegroet moeder der barmhartigheid, Salve !" (gegroet) riepen de scheepslieden, die in hun blindheid aan de gunst van Maria het welslagen van hun onderneming toeschreven, vergetend dat geen mensch, maar God onze wegen bestiert.

Wat Vasco de Gama gevoelde, toen hij na tien maanden van hoop en vrees eindelijk het doel zijner reis vóór zich zag, we kunnen het beter denken dan weergeven. Onbewegelijk stond hij op het dek, en zag met welgevallen hoe elk oogenblik de kust van Indië nader kwam.

Calicoet is dezelfde stad die we thans ge meenlijk Calcutta noemen. Zij geraakte in dien tijd onder het gebied van Aziatische vorsten, die later den titel van Groot-mogol droegen en een groot rijk hadden, dat bijna heel Voor-Indië omvatte, 't Is hetzelfde land dat tegenwoordig onder Britsch gezag staal en Hindostan of Britsch-Indië genoemd wordt.

Den i8den Mei 1498 kwamen de Portugeezen aan land. Vasco de Gama had zijn taak volbracht. De zeeweg naar Indië was gevonden. De Portugeezen wisten nu den weg, en zij zouden er voordeel van trekken.

Doch zij zouden onbewust de wegbereiders zijn voor een ander volk, ook niet groot, maar krachtiger nog dan het Portugeesche, en grooter van raad en daad omdat het zijn moed en vertrouwen had in God.

Welk dit volk was weten we. God heeft ons veel gegeven; ook veel wat Portugal verloor. Doch dit mag ons niet tot roemen brengen, maar tot ootmoedigen dank aan God, die ons ook zoo zeer boven de volken van het zuiden heeft bevoorrecht, door geestelijke zegeningen in den Heere Christus.

ZONDER GETAL.

Ik hoorde eens een kleinen jongen zeggen tot zijn oudsten broer, terwijl zij samen aan h§| strand liepen, waar de visschersschuiten lagen :

„Als ze nu maar altijd door 'visschen Jan, halen ze dan niet al de visch uit de zee". En Jan antwoordde.

„Dat kan best, maar zoo lang wij leven zal er toch nog wel wat visch overblijven.”

Als we zien hoe de visscherij tegenwoordig geschiedt met stoomschepen en dat tot in de verste zeeën, dan zou men licht denken dat de vrees van den kleinen jongen niet ongegrond was. Evenwel, hoe onbegrijpelijk veel er ook wordt gevischt, toch had zijn broer gelijk, en zal er zelf na zijn dood nog wel een vischje over zijn.

Dit komt doordat de visschen zich zoo ontzaglijk vermenigvuldigen.

Van de haringen b. v. worden jaarlijks vele millioenen gevangen en door de menschen gegeten. Zeker even zooveel worden door walvisschen en andere zeedieren verorberd. Toch merkt men niet dat het getal der haringen slinkt.

Dit nu is alleen mogelijk doordat zich de haringen zoo sterk vermeerderen. In de tijden van de vangst zijn soms geheelen baaien en andere deelen der zee met de haringkuit, waaruit de vischjes voortkomen, overdekt. Het getal eieren van de haring beloopt dan ook honderdduizenden.

Toch is hij, naar velen gelooven, nog niet de vruchtbaarste visch. Een volwassen karper kan, naar men meent, wel 700, 000 eieren leggen. Natuurlijk komt het op eentje meer of minder niet aan. De kabeljauw is hem echter nog de baas: die legt de eieren bij miljoenen!

Nu zegt gij misschien: Wie kan dat weten? Wie houdt er oog op? Maar als we nagaan hoeveel er gevischt wordt b.v. op de Noordzee, dan moeten we wel aannemen dat haringen en kabeljauw ontzaglijk vermenigvuldigen. Anders zouden onze visschers en vischvrouwen al lang een ander vak hebben moeten zoeken.

Doch de visschen zijn 't niet alleen. De insecten doen voor hen niet onder, ja overtreffen hen soms ver.

De bijenkoningin legt jaarlijks ongeveer 50, 000 eieren. Maar de koningin der witte mieren of termieten, wint het haar bijenmajesteit nog wel met een 30, 000 af. In landen waar veel wijnstokken zijn, zit men in den laatsten tijd vaak verlegen wat te doen tegen de wijngaardluis. Geen wonder. De kenners toch zeggen ons, dat dit beestje in één zomer 25 miljard nakomelingen kan hebben. Schrijf dit getal eens in cijfers! Stel 't u eens voor als ge kunt. Al ging heel de school eiken vrijen Zaterdagmiddag uit wegvangen, het zou niets geven.

Nog overtroffen wordt dit insect echter door de kleine, voor 't bloote oog onzichtbare diertjes, die beschouwd worden als de middellijke oorzaken van vele landplagen en ziekten. Een enkel paar dezer gedierten kan, zeggen de geleerden, • in één dag zich ontwikkelen tot een miljoen!

Trouwens ook onder de dieren die we beter kunnen gadeslaan in hun ontwikkeling, zien we soms een heel sterke vermeerdering.

Neem b.v. het wilde konijn. Een enkel paar kan in den loop van één jaar ^t\ vijftig ]oag& ^ hebben. Dit is volstrekt geen zeldzaamheid.

Worden nn van die jongen er geen gedood en sterven er ook niet vele uit andere oorzaken, dan wordt dat eene paar na drie jaar tot zoo ongeveer een miljoen. Met ratten en muizen gaat het op dezelfde wijs. Geen wonder dat de mensch, wat hij ook doet, niets vermag tegen de vernieling, die zulke dieren kunnen aanrichten.

Maar ook: „des Heeren werken zijn zeer groot!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1902

De Heraut | 4 Pagina's