GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Schaalcollecte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schaalcollecte.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu de quaestie van de schaalcoUecte weder aan de orde is gesteld, is het goed, dat hierover van verschillende zijden licht opga.

Hoewel het onderstaande ingezonden stuk wat lang is uitgevallen, wiilen wij toch de opneming niet weigeren.

Publieke Schaalcollecte voor de Armen.

Niet om het schrijven van Haarlem A te critiseeren, vraag ik u een plaats, doch om over de P. C. meer licht te laten schijnen. De bewuste overtuiging dat we de P. C. niet tooeten houden, eenparig te doen worden: dat is de oorzaak, waarom 'k de volgende beschouwing wensch te geven.

Met genoegen heb ik opgemerkt dat ook Haarlem ~A principieel niet is opgekomen voor het „goed recht", of anders gezegd, dat het „recht goed" is, dat een dergelijke P. C. door Diakenen wordt gehouden.

Ik zal mij dan ook niet bepalen tot bestrijding of verdediging der P. C. maar door in algemeene trekken de hiitorie der P. C. in vogelvlucht na te gaan, aantoonen, dat we haar niet behooren te bestendigen op welken grond of om wat oorzaak ook. De P. C. bestonden reeds, vóór dat de scheiding in 1834 plaats had, bij Herv., Lutherschen, Roomschen en Joden. Voorbijgegane toestanden, verloren bezittingen of rechten, die door de omwenteling in 1797 en. vervolgens, in het begin der vorige eeuw niet weer in dien staat verkregen, of gehandhaafd konden worden, zijn de aanleiding geweest, dat in 't algemeen genomen, aan bovengenoemde Gezindten en ook aan de Joden vergunning werd gegeven, tot vergoeding voor verloren inkomsten straatcollecten te houden, op door B. en W. bepaalde tijden en met vergunning van dat college. Tengevolge daarvan heeft zich het niet te loochenen verschijnsel voorgedaan, dat men, wetende dat de zorg voor de armen van eigen Gezindte gedragen werd door 't publiek, daarop ging steunen; en dusdoende alle eigen verantwoordelijkheid en roeping verzakende, de barmhartigheid jegens broeders en zusters niet, of zeer onvoldoende, beoefende als kerk, en ten slotte zich in de vorige eeuw geholpen (? ) zag door de Armenwet.

Schaduwzijde van de P. C. was toen, dat de Liefde, de grootste factor in de barmhartigheid, te loor ging, en de roeping om zelf de armen te helpen in een toestand van „Nona" geraakte. Het staat vast, dat dezelfde uitwerking zich ook in onze Kerken met betrekking tot de P. C. heeft laten gevoelen, en nog gevoelen doet.

Als een zaak van groote beteekenis der P. C. gold in het volksbesef, en ook bij regeeringsen bestuurslichamen, dat die Gezindten, en die alleen, die in het bezit waren van publieke rechten, zooals de P. C. er een is, rechtens en feitelijk recht van bestaan hadden en erkend werden in de Staatssfeer. Vervolgens oefende hier invloed de gewoonte, die machtige factor in 't leven, die ons de dingen en 't doen als 't ware tot een tweede natuur maakt, zóó, dat ze met ons leven en beschouwing één geheel vormen ; en de vraag uit het verstand en hart houden die ons doet vragen „waarom ? ". Dit alles is naar mijn overtuiging de oorzaak geweest, waarom in de laatste helft der vorige eeuw, vooral in die steden waar de P. C. bestond, vele Kerkeraden zich lieten verleiden tot de aanvrage om consent van B. en W. voor een P. C. Het besef van onvermogen, om eigen armen te onderhouden, was niet het hoofdmotief; maar de gelegenheid om door het hebben en houden van een P. C. aan stad-en landgenooten te toonen : ziedaar! ook wij de kleine, gesmade en verachte Kerk, ook wij hebben dezelfde rechten als andere Gezindten, ook wij hebben bestaansrecht in de Staatssfeer. Ge kunt het zien daaraan, dat ook ons eenzelfde recht, als U gegeven is, wordt gegund; wij zijn nu ook een lichaam waarmee gerekend en dat erkend wordt. Dan, die goeie gewoonte, ze speelde ook hier een groote rol. Dat doet ze nog. Lees Haarlem A's schrijven. Was de P. C. iets ongeoorloofds ? Is dat nu ongeoorloofd? .... Geld voor armen in te zamelen? weineen !

De armen kregen het er immers beter door, ze kregen meer; een toeslag boven het gewone. Is dat waar ? Het zal de vraag zijn, maar niet te min de gewoonte deed het niet als ongeoorloofd beschouwen.

Doch wat gaf men hiermee prijs? Christus eer! eigen eer en roeping als lichaam van Christus. Het is toch de eer van een lichaam, en de wet van een hchaam, dat het hoofd zelf, en door eigen leden, het lichaam verzorgt. Zoo ook Christus; Hij zorgt zoowel voor geestelijke als ook stoffelijke behoeften. Hij kan dat doen. Hij zal het ook doen. Hij doet het. Hij heeft het beloofd, en zijne beloften vervult Hij. Het is de wet van Hem voor ons Zijne Kerk. Wanneer 'k hier juist zie, is de P. C. dan bestaanbaar en geoorloofd met Christus eer ? met onze eer ? Juist omdat de Kerk daarin de wet van Christus als Hoofd des lichaams schendt, is het ongeoorloofd, omdat we daardoor onze eer schande aandoen en onze roeping laten te loor gaan.

Daarop is niet voldoende gelet. De begeerlijkheid bedolf toen ter tijd het heilig woord van Christus: „Ik zal U niet begeven".

Waarbij komt, dat we als Ger. Diaconie, door de P. C. te aanvaarden, kwamen op de liju 'van Instellingen van Weldadigheid in den zin der Armenwet.

Onmacht om eigen, armen te ondersteunen was niet en kon het hoofdmotief niet zijn.

Dat is logisch te bewijzen. De kerken hadden reeds jaren zonder de P. C. zich staande gehouden, en daardoor de energie zoowel der 'gemeente tot offeranden der barmhartigheid geprikkeld als den arme aangespoord om zichzel zoo mogelijk door noesten arbeid en overleg te verzorgen, en niet ontijdig tot een last te worden. Was onmacht de oorzaak geweest, dan hadden onze Kerken in de voorgaande, 26g 35 3-3° jaren hunne armen verwaarloosd, wat niet is aan te nemen als men let op de toenmalige getalsterkte en het sociaal gehalte. De meeste stadskerken waren toen klein, en toch in staat hnn eigene nooden te dragen.

De tegenwoordige tijd is er, om te bewijzen, dat niet onmacht, maar de begeerte naar een zekere erkenning door volk en magistraat, de zucht om door anderen zijn lasten te laten dragen, de Oorzaken zijn, waarom men de P. C. aanvraagt. Ik ken een gemeente (geen Ger.) die jaarlijks pi. m. ƒ1200 ontvangt, door de P. C, en daarvan niets noodig zou hebben tot armenverzorging, aangezien het getal verzorgden zeer miniemis. Zoo verleidt deze collecte tot iets onzedelijks, iets inmoreels, en is derhalve ongeoorloofd.

Toch heeft de P. C. jaren dienst gedaan, en heeft men haar, onbewust van 't ongeoorloofde en ongewettigde, gebruikt, totdat men, op dit punt, zich begon te herzien.

Op Diaconale en; Kerkeraads-vergaderingen, op Diaconale Conferentie's kwam de vraag, mogen wij Gereformeerden die P. C. houden ? Niet het minst kwam de aandrang waardoor men tot die vraag kwam, uit het feit voort dat de kerken in Doleantie van stonde aan in haar plan van reorganisatie ook de roeping der Diaconie helder hadden omschreven; waardoor zij met helderder bewustzijn en meer belijnd hun roeping verstonden; en zoo ze al begeerig waren geweest naar een P. C, ze werden aanvankelijk door de Overheid niet erkend en konden dus de toectemming tot deze collecte niet verkrijgen.

Ook uit den toestand waarin die Kerken leefden, is het logisch te bewijzen, dat de P. C. onnoodig is, en moet het, tot de overtuiging leiden dat het motief van noodweer ontbreekt.

Het was dit voorbeeld der Ned. Geref. Kerken, dat leidde tot zelfcorrectie der Christelijk Gereformeerde Kerken, dat weer deed opwaken her besef van eigen roeping en het zoeken van Christus eer, en zoo aanleiding werd, dat het vraagpunt P. C, op de agendums van Cent. en Prov, Diac. Conf.'s voorkwam.

Nog op de laatst gehouden Centr. en Piov. Friesche Couf. werd ze behandeld of kwam ze ter sprake.

Op de Centr. Conf. is ze noch door de Verg. noch door de beide adviseurs aanbevolen; integendeel Ds. Teering veroordeelde haar principieel, waartegen over Ds. Donner geen bestrij ding stelde, maar alleen bij wijze van toelating in geval van noodweer, beter achtte haar te behouden, dan den arme te laten omkomen.

Laat dit alles dan een prikkel zijn voor alle Kerken, wier Diaconiën nog P. C. houden om daarmee te breken. De P. C. is voor Ger. Diaconiën niet te verdedigen. Wie haar verdedigt kan het niet principieel doen, doch alleen op zeer kwestieuze gronden en met gezochte motieven.

De woorden „doet wel aan alle menschen" moeten niet toegepast in omgekeerde orde op onszelf, alsof er stond „laat aan U weldoen door alle menschen." Men doe wat er staat.

Ook moet niet uit het oog verloren worden dat in de P. C. gegeven wordt, niet qua Gezindte, maar door 't publiek, waaronder allen en alles is te begrijpen.

Ten slotte komt nog iets in aanmerking als motief tot niet wederaanvrage. Alles heeft z'n tijd onder de zon, vooral als 't uit menschelijk vernuft of vinding is ontstaan. Zoo ook de P. C. voor kerkelijke armen, 't Volk heeft er genoeg van. 't Begint zoo'n beetje een bespottelijk iets te zijn, eene kerk die niet voor haar eigen armen zorgt, 't Is iets uit de vorige eeuw en als zoodanig heeft 't zijn tijd gehad. De opbrengst is door velerlei invloed aan het minderen, en ook door publieke behandeling dezer zaak op onze Vergadering wordt het toongevend publiek bekend er mee, dat wij althans principieel die P. C. veroordeelen.'

Immers, het Utrechtsch Dagblad had den dag, op de Vergadering van de^Centr. Diac. Conf. volgende, reeds een uitvoeriger verslag van de Conf. dan later de kerkelijke bladen.

We moeten in deze kwestie niet onzen eigen weg kiezen, maar gaan in 't aangewezen spoor, op den rechten v/eg. Laat tenminste niet om eenige duizenden guldens Christus kerk bespottelijk gemaakt worden. Dan passé men liever Christus woord toe: wie twee rokken heeft deele desnoods met wie geen heeft. Zooveel in ons is moeten we bereid zijn af te staan van het onze tot leniging van den algemeenen nood.

Weelde en gebrek mag niet, maar hoeft ook niet tegenover elkander te slaan in Christus kerk.

’t Moge mooi schijnen, en goed zijn de armen 's winters iets extra's te geven; de mooiïglieid is er zeker vrijwel af, niet waar? als ge zeggen moet: „maar 't is van anderer geld." Dit zeg ik niet tot Haarlem A, maar tegen mezelf.

Wat betreft de P. C, ik meen te hebben aangetoond dat deze collecte een oneer is voor Christus als ons Hoofd; een overtreding van de wet dat zijn arme leden door Hemzelven, en door ons zijn lichaam, moeten verzorgd worden.

Ik heb aangetoond, dat zij ongemotiveerd is omdat logisch is bewezen dat we er zonder kunnen.

En tenslotte heb ik aangetoond, dat ze in strijd is met onze belijdenis, dat we met wat we hebben en zijn, Christus behooren, en dus als Kerk onze roeping moeten leeren verstaan en betrachten om Christus leden wel te doen.

Door afstand te doen van P.C. leggen wij ons niet een last op, — wij behoeven het ons niet lastig jte maken, — Christus doet het, en Zijn last is licht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Schaalcollecte.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 november 1902

De Heraut | 4 Pagina's