GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVER EN WEER.

In het begin der vorige eeuw woonde te Leiden een fruithandelaar, die zeer groote zaken dreef. Als men hem vroeg, hoe hij het zoo ver gebracht had, antwoordde hij gewoonlijk: „Met Gods zegen en door de vriendelijkheid mijns vaders."

Wat hij met dit laatste bedoelde, wil ik u vertellen.

De vader van onzen oofthandelaar was een kweeker van groenten. Hij had een huisje en een stuk land op ongeveer een uur afstand van Leiden. Tweemaal per week ging hij met een vol geladen schuit naar Den Haag ter markt. Gemeenlijk keerde hij terug met een ledig vaartuig en een welgevulde beurs.

Meermalen bespeurde hij, van Den Haag terugkecrende, op den weg langs de vaart een man, die ongeveer gelijken tred hield met de schuit. Deze man was burgerlijk gekleed; enkele malen droeg hij een pak bij zich. Op zekeren dag toen het zeer warm was, roeide de groentenkoopman huiswaarts, toen hij zijn kennis weer op den weg bespeurde, met een tamelijk zwaar pak onder den arm. Hij riep hem toe, of hij ook lust had meê te varen. De ander draalde niet lang, nam plaats in de schuit en bleef gezellig pratend zitten, tot bijna het doel van de reis bereikt was. Toen stapte hij uit, zei vriendelijk dank en sloeg een zijweg in.

Verscheiden maanden gingen voorbij en vele malen mocht de onbekende gebruik maken van de gemakkelijke reisgelegenheid, die de ander hem om niet verschafte. Allengs werden zij vertrouwelijker en het bleek, dat beiden godvreezende menschen waren. Den naam van zijn nieuwen vriend, kwam de groentenkoopman echter niet te weten. Ook bood de gast nooit aan bij het roeien te helpen; trouwens de and ir bespeurde al te duidelijk aan de handen van zijn vriend, dat deze aan zulk werk niet gewoon waren.

Op een najaarsmorgen keerden beiden weder huiswaarts. De groentenhandelaar zag er zoo bedrukt uit, dat de ander vroeg wat hem scheelde.

„Daar zijn twee redenen voor", sprak de koopman. „Een half jaar geleden is mij de huur van mijn land opgezegd, wijl de eigenaar er komt wonen. Nu kan ik dicht bij Delft een zeer goed stuk land koopen met een woning voor/1000. Ik had gehoopt die in Den Haag te kunnen leenen; maar dat is mislukt, en zoo sta ik misschien over enkele weken broodeloos".

„Zoo God wil, vriend", zei den ander; „Hij weet een weg, ook als wij er geen weten.

De beide mannen zeiden elkander vaarwel en in een paar weken zag de koopman den ander niet. Zeer verrast echter was hij toen hij, in Den Haag ter markt komend, daar werd aangesproken door iemand, die hem verzocht bij een notaris te komen, wiens adres werd opgegeven. Toen onze groentenhandelaar daar verscheen, werd hem een papier overhandigd waaruit bleek, dat hij eigenaar was geworden van het huis en het land bij Delft, 'twelk hij vergeefs getracht had te koopen.

De man kon zijn ooren niet vertrouwen, toen hem dit werd meegedeeld, doch nadat hij de oogen had laten gaan over het papier, moest hij alles wel gelooven. Hoe dat in zijn werk gegaan was, was hem een raadsel, dat hij den notaris dringend verzocht hem op te lossen. Deze laatste echter antwoordde eenvoudig: „dat is mijn zaak niet, het gaat alles eerlijk toe. God zegene u er meê."

Met een verblijd hart en vol dank aan Hem, die zoo volkomen en onverwacht had uilgeholpen, toog de groentenschipper huiswaarts. Na enkele weken vertrok hij naar zijn nieuwe bezitting, die in alle opzichten zijn vroegere woonplaats ver overtrof. Hoe dankbaar ook, toch had hij geen rust, vóór dat hij wist wie het middel geweest was, om in zijn behoefte te voorzien. En om kort te gaan, eindelijk ontdekte hij, dat het schoone geschenk hem was toegekomen van den eigenaar eener groote lakenfabriek te Leiden. Deze heer woonde op een klein buiten tamelijk ver van de stad. Zoodra onze boer dit met verbazing had vernomen, spoedde hij zich naar de plaats hem aangeduid. Maar hoe verbaasd was hij, toen hij in den koopman zijn reisgenoot van vroeger herkende. Deze, schoon zeer rijk, leefde nog even eenvoudig als hij was opgevoed, en ging zelf wekelijks te voet naar Den Haag, - ouder gewoonte.

„Ziet ge wel, ” zeide hij tot zijn bezoeker, toen deze had uitgesproken en alles was opgehelderd, „dat de Heere God een weg heeft, ook als wij dien niet weten. De eene vriendschap was de andere waard, maar één ding spijt mij, ik kan nu niet meer meevaren".

Zoo luid de geschiedenis van Symon de^Groot, van Leiden. Van zijn vriend den lakenfabrikant die meermalen, zeer eigenaardige invallen had, is de naam niet bekend

AAN VRAGERS.

1. Moet men uit het eerste gedeelte van het Evangelie van Lukas opmaken, dat er in vroeger dagen meer Evangeliën zijn geweest dan nu?

Om deze vraag van O. te verstaan, lezen we wat staat in Lukas i : i, 2 en 3:

„Nademaal velen ter hand genomen hebben, om in orde te stellen een verhaal van de dingen die onder ons volkomene zekerheid hebben; gelijk ons overgeleverd hebben, die van den beginne zelven aanschouwers en dienaars des Woords geweest zijn; zoo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles van Voren aan naarstiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, voortreffelijke Theophilus."

Hieruit nu blijkt, ten eerste, dat er velen zijn geweest, die feiten welke in de Evangeliën voorkomen, te boek stelden; ten tweede, dat Lukas van de betrouwbare berichten van ooggetuigen gebruik gemaakt heeft, bij het schrijven van zijn eerste boek.

Er hebben dus vele verhalen bestaan, die echter verloren zijn geraakt. Evangeliën kunnen wij alleen de 4 boeken noemen, welke wij onder dien naam kennen.

2. Wat moet men verstaan onder de Oude Wereld, waarvan in de Schrift en ook elders gesproken wordt ?

In den Bijbel komt de uitdrukking „Oude wereld" zeker al heel weinig voor.

We vinden in 2 Petr. 2 vs. 5:

„En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, den prediker der gerechtigheid, zijne acht zielen bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddeloozen heeft gebracht.

Hier wordt met „oude wereld" bedoeld de wereld vóór den Zondvloed.

De gewone beteekenis der uitdrukking is echter een andere. Zij duidt dan aan al de landen die tot het Romeinsche wereldrijk behooiden, 't welk zich uitstrekte van de Noordzee tot aan de Sahara, en van den Atlantischen Oi: eaan tot aan den Eufraat. De „oude wereld" zijn dan de rijken, die vóór en tijdens de komst van Christus bestonden. Men kan er ook toe rekenen de later meer bekend geworden landen die verderal lagen, maar toch tot Europa, Azië of Afrika behooren. Meestal echter verstaar men het zoo niet.

Merken we hierbij op, dat door „Nieuwe wereld" altijd uitsluitend Amerika wordt ver staan, wijl het voor de Europeanen die het ontdekten een geheel nieuwe wereld was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's