GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

PAASCHZANG.

De Heer is uit den dood verrezen. Weg is de steen en ledig 't graf, De Heiland, thans Gods Zoon bewezen, Werpt allen boei en kluister af. Voor eeuwig is de dood bedwongen Door Hem, den leeuw uit Juda's stam. Thans juichen menschen — englentongen: Lof, sterkte en eére zij het Lam!

Nu is de ban voor goed gebroken; Nu vroolijk 't oog weer opwaarts blikt, Want God heeft van gena gesproken, En onze bange ziel verkwikt. Nu moet de duisternis verdwijnen, Voor 't morgenlicht zoo hel en klaar. Nu zal het volle licht verschijnen En de eeuwige lente, wonderbaar.

Ook gij mijn ziel moogt niet meer treuren. Zoo gij dien Heiland kent en mint. Ook ik mag 't hoofd thans opwaarts beuren. Niet dienaar heet ik meer, maar vrind. Hij jo de heemlen thans verheven, Breekt ook de kluisters van mijn graf, Zoodat Zijn leven wordt mijn leven, Dat Hij uit vrije gunst mij gaf.

Laat nu de lente zich ontplooien. Ik heb wat beters dan haar pracht. Laat nu het voorjaar bloesems strooien, Reeds rijpt de vrucht die ik verwacht, 't Is-eeuwig rijk en heerlijk leven Dat 'k uit mijns Heeren hand ontvang. Lof Hem die 't geeft en nog zal geven, Hgm nu en straks mijn lofgezang.

Nu kan ik zonder moedloos klagen, Des levens lijden, rouw en last. Vertrouwend op mijn Heiland dragen. Hij weet wat goed is, wat mij past. Hij schenkt mij vreugd en eeuwigheden, Ontneemt den prikkel aan den dood. Hij leidt door 't schaduwdal mijn schreden Tot 't hemelsch huis, dat Hij me ontsloot.

EEN WIJS WOORD.

Petrarcha was eens een groot dichter in Italië. Zijn verzen zijn beroemd tot nu toe.

Toen hij in Noord-Italië dicht bij de Alpen vertoefde, wenschte hij een berg te beklimmen, van welks, top, zoo had men hem verzekerd, het uitzicht schooner was dan ergens elders.

Hij begaf zich op weg, doch de berg was steil en hoog en de weg oneffen. Eerst na langen tijd bereikte hij met veel inspanning den top.

Toen hij nu echter boven was, moest hij erkennen, dat hem niet te veel gezegd was. Het uitzicht was verrukkelijk en reikte uren ver. Eindelijk werd de groote dichter zoo overweldigd door al de heerlijkheid om zich heen, dat hij de oogen sloot, en toen hij ze weder opende, zich neerzette om een wijle te peinzen. Toen haalde hij een boek te voorschijn om daarin te lezen. Het waren de „bekentenissen" van den kerkvader Augustinus.

Hij sloeg het boek open. Daar trokken zijn aandacht de woorden:

„De menschen reizen ver om hooge bergen te beklimmen, de oneindigheid der wereldzee te beschouwen of de bronnen der groote stroomen te ontdekken, maar zij verwaarloozen zich zelf."

Toen Petrarcha dat gelezen had, kreeg hij een geweldigen indruk. Hij deed het boek dicht, en sprak, gelijk hij later verhaalt, 'bij zich zelf; „Nu heb ik mij zoo ingespannen om mijn lichaam den hemel nader te brengen. Maar wat moest ik dan niet doen, opdat mijn ziel nader kwam tot de gewesten der eeuwige heerlijkheid."

Als alle menschen die zich inspannen voor het aardsche, ook eens tot die gedachten kwamen, hoe gansch anders zouden zij leven en handelen.

AAN VRAGERS.

In de Spreuken van Salomo vindt men gesproken van een „bagge." Is dit woord nog in gebruik ?

De vrager bedoelt zeker Spr. 11 : 22, waar we lezen:

Een schoone vrouw die van rede afwijkt, is eene gouden bagge in eenen varkenssnuit.

Voor dit „bagge" leest men in de nieuwere uitgaven „ring, " wat heel goed is; in't Fransch heet een ring ook bague.

Of nu 't woord nog gebruikt wordt ? Wel, de de meeste Nederlanders verstaan het zeker niet meer. Maar als ik mij niet vergis, wordt dat „bagge" en „baggetje" nog in Noord-Holland wel gebruikt; b.v. gouden baggetjes voor belletjes of oorringen. Ook edelgesteenten en sieraden worden wel baggen genoemd; evenals de bloemen van de fuchsia, die wel wat op oorbelletjes lijken. Bij dichters vindt men dat woord „bag" ook nog wel gebruikt, b.v. door Bilderdijk.

In Openbaringen 21 : n lezen wij van den steen Jaspis, dat hij zeer kostelijk is. Maar tegenwoordig is een Jaspis toch volstrekt niet zoo schoon. Hoe is dat dan te verstaan?

Wij lezen in Openbaringen 21 : 11:

En zij had de heerlijkheid Gods; en haar licht was den allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen Jaspis, blinkende gelijk kristal.

Dat nu past minder op den steen dien wij kennen, want deze is niet doorschijnend en niet zoo kostbaar. Vandaar dat waarschijnlijk in deze plaats evenals in Openbaringen 4 : 3 de diamant is bedoeld. Want op dezen steen past volkomen, wat in de Schrift boven aangehaald, gezegd wordt.

De diamant was daarbij in het oosten geenszins onbekend.

Al kunnen we dus niet met zekerheid spreken, toch is waarschijnnlijk de steen dien wij jaspis noemen, niet dezelfde die in den Bijbel zoo heet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's