GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buiteuland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiteuland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Opheffing der Brandenburgsche Konsistorialorde van IS73-

Volgens bovengenoemde orde werd het bouwen van kerken en pastoriën gerangschikt onder de lasten die een burgerlijke gemeente te dragen ad. Dit was voor dien tijd niets bevreemdends. De kerkelijke en burgerlijke gemeente waren één. Daarom kon in een kerkorde het bruggeld worden vastgesteld, omdat het in de rmenkas vloeide. Geheel Brandenburg was Luthersch. In 1702 waren er verscheidene Fransch-Gereformeerde kerken in Brandenburg de leden werden echter toen vrijgesteld van het betalen van geld voor het bouwen van Luthersche kerken en pastorieën. Het principe was echter: het bouwen van kerken enz. is plicht der burgerlijke gemeenten. In andere Provinciën van Pruissen werd dit beginsel niet gehuldigd. Op grond van de Konsistorial-orde werd de gemeente Berlijn gedwongen groote geldsommen voor het bouwen van nieuwe kerken te betalen.

Nu heeft het „Kamraergericht" beslist, dat de bepalingen van 1573 geen bindende kracht meer hadden voor steden en dorpen; alleen een zedelijke verplichting kon daaruit voorvloeien.

Dat deze beslissing groote ontroering onder de geloovige leden der Pruissische landskerk veroorzaakte, is te begrijpen. De gevolgen van de gevallen beslissing zijn nog niet te overzien. Maar elke zaak heeft twee zijden. Onder de Konsistorial-orde van 1573, bevestigd door de wet van 1702, zuchtten reeds lang de kleinere Luthersche gemeenten in de Mark-Brandenburg, namelijk die welke zich niet met de Pruissische Unie konden vereenigen en daarom vrije Luthersche kerken gingen vormen. In de steden merkte men weinig daarvan, wijl de meesten er zich niet over bekommeren, welke uitgaven van de 150 percent gemeentelasten, bestreden worden. Maar op het land trerkt men van dien last des te meer. Toen de Konsistorial orde uitgevaardigd werd, was het geheele land Luthersch; tegenwoordig zijn verschillende kerkelijke gemeenten in ééne burgerlijke gemeente te vinden. Nu heeft men toch geen recht om leden van eene andere kerk te dwingen, kerken en pastorieën te bouwen voor de leden der Pruissische landskerk. Opmerkelijk is het ook dat, de Lutherschen die niet met de Unie medegingen, in provinciën buiten Brandenburg niet gedwongen konden worden belasting te betalen voor menschen, wier kerkelijk standpunt zij moesten veroordeelen. Reeds in 1873 hoopten de Luthersche gemeenten door de wet betreffende het uittreden uit de kerk van de geheele belasting vrijgesteld te worden. Doch alle klagen en petitioneeren hielp niets. Wanneer men zich tot den Landdag wendde, dan heette het: dit geldt maar het handjevol Oud-Lutherschen. Toen de stad Berlijn petitioneerde, verklaarde de vertegenwoordiger der regeering, dat buiten de stad Berlijn niemand belang had bij de opheffing der Konsistorial-orde. Het hielp niets. De bezitters van goederen, die oorspronkelijk aan Fransch-Gereformeerden behoord hadden, werden van de kerkelijke belasting vrijgesteld; de Oud Lutherschen moesten betalen.

Toen de orde van 1573 uitgevaardigd werd, was het geheele land Luthersch. In de 19de eeuw is de zaak zoo komen te staan, dat eene kerk de - voordeden van een wet genoot, van welke niemand zeggen kan, dat zij in het fundament der Luthersche belijdenis staat, terwijl zij die toch „ook" Lutherschen zijn, de zoogenaamd Oud-Lutherschen, niets daarvan genieten. Wanneer eene Luthersche kerk een kei k bouwde, werd het beginsel, dat kerken voor rekening der gemeenten gebouwd moeten worden, niet toegepast. Wanneer zij een kerkgebouw en eene woning voor hun predikant hebben wilden, moesten zij die uit eigen middelen bouwen, en gelijk bekend is, zijn hnnne gemeente klein en arm. Wanneer er voor de landskerk kerkgebouwen en pastorieën moesten verrijzen, dan moesten de Oud-Lutherschen daarvoor ook betalen, evengoed als de leden der Pruissische landskerk. Deze vreemde staat van zaken bestaat alleen in de Brandenburg' sche mark, maar wordt daar voor een zwaren last en een grooten druk gehouden.

Volgens den tekst van de uitspraak van het Kammergericht wordt alleen voortaan het bouwen van nieuwe kerken niet meer door de burgerlijke gemeente betaald. Wanneer herstellingen aan kerkgebouwen ten laste der gemeente blijven, dan zijn de Lutherschen op kleine plaatsen en op het platteland er niet veel beter aan toe. Immers het bouwen van nieuwe kerken komt zelden voor, wèl worden dikwijls oude hersteld, waarvoor veel geld noodig is.

Gelijk wij uit een Luthersch orgaan: de Algem. Evang. Luth. Kirchenz, vexanraeD, doen de oud-Lutherschen geen aanspraak gelden op de kerkelijke goederen en stichtingen der voorouders, ofschoon die stichtingen dikwerf plaats hadden met het uitgedrukte doel, dat daardoor de prediking van de zuivere Luthersche leer ook aan hun nageslacht zou worden gebracht. Zij zullen ook nooit den eisch laten hooren, dat de burgerlijke gemeenten hunne kerken moeten bouwen. Zij dragen hunne lasten nu reeds meer dan 70 jaar, zijn daaraan gewoon en klagen er niet over. Bij hen leeft de overtuiging, dat het tijdelijke goed ons niet al te zeer ter harte moet gaan; maar dit neemt niet weg, dat zij gaarne bevrijd zullen zijn van den last van Kerken te bouwen en te onderhouden van menschen, die anders over de religie denken dan zij. Daarom spreekt het vanzelf, dat zij zich zouden verheugen indien de Konsistorial-orde van 1573 geheel buiten werking werd gesteld.

Engeland. Een besluit van de bis­schoppen van Winchester en Salisbury.

Wij lezen in The Christian: „De bisschoppen van Winchester en Salesbury hebben zich gehaast aan hun geestelijkheid bekend te maken, dat zij van voornemen zijn de misbruiken te keer te gaan, die zij reeds te lang hebben toegelaten. Daarom is door de geheele diocese van Winchester het gebruik van wierook verboden, alsmede reservation, „devotions" aan de Maagd Maria en aan de heiligen en andere onregelmatigheden. De uiterste partij, die der Ritualisten, is over deze stellige verklaring slecht te spreken, maar wij vermoeden dat het grootste deel van het volk eenstemmig is in het hartelijk toejuichen van de cordaatheid van den bisschop. Dr. Ryle is even krachtig, en schoon zijn herderlijke brief „geen geringe verontwaardiging" onder een zekere partij heeft gewekt, zoo heeft hij de goedkeuring der meerderheid verkregen. Een krachtig, hoffelijk handelen op die manier, met het doel om eenheid en vrede te brengen op den grondslag van de duidelijke beginselen en de leer van de kerk van Engeland, zal veel er toe bijbrengen om steenen des aanstoots van het pad van menigeen weg te nemen."

Volgens ons moet er iets anders gebeuren! Dat bisschoppen eener Protestantsche kerk het invoeren van Roomsche ceremoniën in hunne kerk afkeuren en verbieden, spreekt haast van zelf, al wordt het door de meeste bisschoppen niet gedaan. Maar de oorzaak van de ellende der Engelsche staatskerk wordt op die manier niet weggenomen. Wat baat het of men al eenige takken van een boom die giftige vruchten draagt, afslaat, als de stam gaaf blijft staan? Als men eens ging onderzoeken, of het indringen van Roomsche ceremoniën niet het gevolg

zijn kan van het insluipen van ongereformeerde leeringen, dan kwam men ongetwijfeld op een beteren weg! Wanneer ook de dissenters eens ernstig onderzochten, waarom zij niet die kracht ten goede in Engeland zijn, die zij konden wezen, dan zouden zij ook tot de slotsom moeten komen, dat zij ook voor het meerendeel de wegen der Vaderen hebben verlaten!

Noord-Amerika. Wij vonden het volgende in De Wachter:

„Een wijs woord.

De correspondent van New-York voor de Public Ledger van Philadelphia, berichtte on langs in dit blad, dat er eene buitengewone beweging thans gaande is om tot eene vereeniging te komen van de Presbyterianen en de Gereformeerden, de Reformed (D) Church en de Duitsche Geref. keik). Deze correspondent verklaart, dat de zuidelijke Presbyterianen met de noordelijken niet willen vereenigen ter oorzake van de herzienings beweging, maar dat zij pogingen zullen aanwendep om tot eene organische vereeniging te komen met de Dutch Ref. Church. Verder meldt de schrijver, dat er dit jaar onderhandelingen zullen plaats hebben door de United Presb. Church, Associate Ref. en andere kleine genootschappen om tot eene General Assembly te komen, waarin alle Presbyteriaansche kerken vertegenwoordigd zijn, met dien verstande, dat iedere kerk haar eigen naam behoudt, eigen zending blijft drijven, en eigen aangelegenheden regele.

In verband met bovenstaande lazen we een wijs woord in een wisselblad van de U. P. Church. De schrijver zegt, dat hij zich niet druk maakt over de zaak van vereeniging met andere Presb. kerken. En vervolgt dan: Wij zijn zoo bezig met het groote werk dat de Heere ons geeft te doen in dit land en onder de heidenen, dat wij geen tijd hebben om ons in te laten met vraagstukstukken van minder aanbelang. Wanneer broederen van andere kerken tot ons komen met •wel omschreven plannen, wij zullen ongetwijfeld bereid zijn om hun een welwillend gehoor te geven. Tot zoolang zullen wij in kalmte onzen •weg vervolgen, der waarheid getuigenis geven, en door getrouwe prediking van het Evangelie trachten zondaren tot geloof en bekeering te brengen. De Heere heeft ons tot dusver gezegend, en'wij vertrouwen, Hij zal dit verder doen.

Tot zoover de schrijver.

Een wijs woord. Vereeniging van gelijkgezinden is eisch, en om vele redenen ver te verkiezen boven een gedeeld leven, dat doorgaans ook min of meer eenige verdeeldheid medebrengt. Maar bij verschil van gevoelen is vereeniging ten slotte toch eene onmogelijkheid. Het wordt dan een bieden en loven, een rekken en trekken, ten einde beide partijen bij elkaar te krijgen.

De ontwerpers van een plan om eene General Assembly voor alle Presbyterianen in het leven te roepen, hebben iets gevoeld van de moeilijkheden aan dit plan verbonden. Met de bepaling, dat iedere kerk niet alleen eigen naam houdt, maar inzake zending en de „internal affairs" onafhankelijk kan blijven — kunnen wij niet inzien welke zaken op zulk een algera. verg. besproken kunnen worden. Hebben de ontwerpers op het oog een soort Internationale Synode of Concilie, dan hebben we daartegen minder bezwaar, maar dan mag het niet alleen beperkt tot Amerika, maar moet ook gerekend met Europa t\i Zuid-Afrika. En een van de niet onbelangrijkste zaken, waarin gemeenschappelijk overleg zoo broodnoodig is, is juist de arbeid der Zending."

Wij zouden zeggen, een Internationale Synode is broodnoodig, niet in de eerste plaats voor de zending, maar voor de herziening der belijdenis, gelijk die in de Presbyteriaansche kerk dreigt doorgedreven te worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Buiteuland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's