GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

XXX.

VERDWAALD.

Een paar dagen hadden de soldaten rondgezworven, toen zij op een morgen, na langs een heuvel te zijn getrokken, plotseling in de verte een paar menschengestalten bespeurden, die echter in een oogenblik weer verdwenen.

„Dat zijn de Boschjesmannen, " zei een der onge boeren, „ge ziet dat ze nog in den omtrek loeren."

De aanvoerder besloot nu den weg te volgen, dien, naar men meende, ook de Boschjesmannen hadden ingeslagen. Door „weg" moet ge echter niet verstaan, een min of meer gebaand pad. O neen, de weg was overal en nergens. Men moest maar zien hoe men door de struiken kwam, en waar de grond kaal was, ntbrak eveneens alle aanwijzing waarheen men ging.

Eén ding echter stond bij allen vast. Men as nu den roovers op het spoor. Na kort eraad werd besloten, dat men zich in troepjes zou verdeelen, elk van een man of vijf, die chter niet ver uiteen mochten gaan. Door lazen op de trompet, kon men elkaar teekens even en tegen den namiddag, moesten allen eer op dezelfde plek bijeen zijn. Daar het land, ls gezegd, nergens hoog geboomte had, was er einig gevaar dat men elkander niet zou terug inden. Allen zouden gaan in noordelijke ichting, doch de een wat meer rechts, de aner links. Door te letten op den stand der on, aan den wolkloozen hemel, kon ieder in lle geval tegen den middag zich gemakkelijk eder zuidwaarts richten.

Toen de afspraak was gemaakt ging men uiten, en weldra bevond Karel zich met eenige akkers te midden van struik en heuvels. oorzichtig ging men verder, steeds de geweren ereed houdend; want de vijanden waren listig n men wist, dat zij elk oogenblik uit een hinerlaag hun gevaarlijke pijlen konden schieten.

Geruimen tijd zochten Karel en zijn mannen e vergeefs. De zon rees hooger, het werd drukend warm en men moest een poos rusten, wilde en nog verder gaan.

Na een half uur stonden juist allen gereed den ocht te hervatten, toen plotseling een der solaten, de hand uitstekend, riep:

„Daar zijn ze weer!”

Aller oogen richtten zich naar de aangeduide laajs. Daar vertoonden zich werkelijk vier oschjesmannen; men kon hen duidelijk onerscheiden en ook oprnerken, dat zij met ogen waren gewapend. Blijkbaar hadden ook ij de blanken opgewacht en beproefd, al naerbij sluipend, hen te overvallen.

„Vooruit nu mannen!" riep Karelj „zij be-

loeren ons; kiest elk zijn man en dekt u zooveel mogelijk!”

Het voorbeeld gevend, snelde hij vooruit, door een der soldaten gevolgd, terwijl de anderen zoo snel mogelijk mede op de Boschjes mannen losgingen. Doch deze hadden hun tegenpartij niet afgewacht, maar waren snel en naar het scheen, spoorloos verdwenen. Toen men op den heuvel aankwam, waar zij het eerst waren opgemerkt, was heinde en ver niets van de wilden te zien.

Ditmaal echter was Karel besloten, het er niet bij te laten: Hij moest en zou den vijand opzoeken, en hem op een of andere wijs verkeren, zich te voeden ten koste van vreedzame boeren, hen te bestelen en te berooven.

Hij kon niet onverrichter zake naar het fort terugkeeren. Jong en sterk, haastte hij zich voort, zoodat weldra de eenige soldaat die vlak bij hem was, en die misschien tweemaal ouder was dan zijn bevelhebber, een eindweegs achter raakte. Doch Karel lette daar niet op. Het pistool gereed houdend, koos hij zijn weg over een groot vlak veld, waarachter zich begroeide hoogten vertoonden. Daar, vermoedde hij, hadden de Boschjesmannen zich verscholen. Uit de verte zBg hij zijn soldaten denzelfden weg inslaan.

Doch toen hij op de hoogte aankwam, hijgende en afgemat, en rondzag, bleek 't hem al spoedig, dat hij nog even wijs was als te voren. Hij bevond zich in een streek, die in zoover op onze duinstreek geleek, dat men op een hoogte geklommen, telkens weer nieuwe hoogten voor zich ziet, iets dat ten slotte vermoeiend wordt, en als men twee of drie rijen heuvels achter zich heeft, iemand licht het spoor bijster maakt, zoodat hij niet meer weet in welke richting te gaan.

Dat ervoer Karel ook, want toen hij naar gissing zoo wat een uur was voortgegaan, en zich te rusten zette, bemerkte hij al spoedig dat het niet gemakkelijk wezen zou, den weg terug te vinden.

In den haast had hij minder op zijn richting gelet, daarbij ontbraken alle kenteekenen, die hem een aanwijzing konden geven, en was de streek overal vrij wel hetzelfde. Wat hij ook zag en hoe hij ook tuurde, Boschjesmannen zag hij echter niet. Dit speet hem geducht. Later echter heeft hij ingezien, hoe hij den Heere er voor had te danken, dat de vijanden hem niet gewaar werden terwijl hij alleen was. 't Zou hem zeker het leven hebben gekost. Zijn eenige makker had hem niet bij kunnen houden, en was nergens meer te zien.

De zon was intusschen reeds haar hoogtepunt voorbij, toen Karel, die machteloos nog een poos den tocht had voortgezet, aan terugkeeren begon te denken, na zich met wat brood en den inhoud van een drinkflesch gesterkt te hebben. De hitte en de vermoeienis noopten hem nog wat langzamer te gaan dan van morgen. Zich richtend naar de zon, liep hij in zuidelijke richting, doch ongelukkig moest hij meermalen groote omwegen maken, 'tzij om het afmattende beklimmen van heuvels te mijden, of wijl de struiken geen doortocht toelieten. Zoo kon hij dan wel, voortgaande, zuidwaarts komen, maar gelijk hij zelf begreep, liep hij alle kans een heel eind, oost of west, van de plaats te zwerven, waar men elkaar ontmoeten zou. Hij ging echter voort, en tot zijn vreugd bereikte hij weldra den rand eener vlakte, dezelfde, meende hij, welke dien morgen reeds door hem betreden was. Nu was hij dicht bij zijn doel, en daar hij zich van den tocht en de inspanning thans zeer mat gevoelde, zette hij zich neer in de schaduw van eenige struiken, om wat uitgerust te zijn eer hij zijn mannen weder ontmoette.

Dit zou echter niet zoo spoedig gebeuren als hij wel gehoopt had.

Want al zittende in den schaduw, na een langen tocht, en op een zeer heeten dag, ge beurde Karel wat er meer in die omstandigheden overvalt: hij werd slaperig. Een paar malen dutte hij in, doch schrikte weer wakker en wilde opstaan. Maar 't bleef bij een besluit, zonder meer. Een oogenblik later was de slaap hem weer meester, en ditmaal voor eenige uren achtereen.

Toen die om waren, hoevele heeft hij nooit recht geweten, werd hij wederom met een schrik wakker. Hij sprong nu op, en trachtte zich te bezinnen omtrent de plaats waar hij was en den tijd. Wat den laatsten betreft, zoo was de zon reeds zoover gedaald, dat het wel een uur of vier moest zijn. Wat de eerste aangaat herinnerde hij zich weldra, dat hij slechts het veld voor hem had over te steken, om dicht bij de verzamelplaats uit te komen. D& arop liep hij den heuvel af en nam zijn weg dwars over de vlakte, terwijl hij inwendig op zich zelf boos was over zijn slaapzucht, die hem zoo te kwader ure was overvallen.

CORRESPONDENTIE.

Een kluchtige zetfout in het vorig no. die we verzuimden te verbeteren, schrijft den Boschjes • mannen HoUandsche afkomst toe. We schreven Hottentotschen. We danken onzen lezer, den heer W. die hierop wees, en zoo zijn beide Boschjesmannen en Nederlanders in hun eer hersteld.

HOOGKNBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1904

De Heraut | 4 Pagina's