GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

xxxv.

UIT ZIJN WERK.

Een paar maanden gingen voorbij en allengs was het zeker geworden, dat Karel het gebruik van één zijner oogen voor goed zou moeten missen.

Hij wist, als gezegd, wat dat voor hem beteekende. Ontslag uit den krijgsdienst moest volgen. Een eenoogig krijgsman was niet te gebruiken in een land, waar men zijn twee oogen wel noodig had om te letten op allerlei gevaren, die van wilde menschen of van wilde dieren dreigden.

Zeker, er zijn wel mannen geweest, die, al misten ze ook een Uchaamsdeel, het land in den oorlog gediend hebben. Zoover we weten, had Claudius Civilis, de aanvoerder der Batavieren, ook maar één oog tot zijn dienst. Evenzoo is er in Bohemen een groot legerhoofd geweest, die bijgenaamd was Ziska, d. i. de éénoogige, en die, nadat hij zelfs geheel blind was geworden, nog groote overwinningen behaalde. We weten ook hoe van onzen grooten zeeheld Kortenaer in zijn grafschrift gezegd wordt, dat hij was:

„Verminkt aan oog en rechterhand, En echter 't oog van 't roer, de vuist van 't vaderland."

Maar in al die gevallen betrof het mannen, die reeds aanzienlijk of beroemd waren onder hun volk, en die men dus ongaarne miste. Karel daarentegen was nog jong, pas kort in dienst, had niets buitengewoons verricht en was daarbij een vreemdeling. Geen wonder dat er weinig kans voor hem bestond zijn plaats te behouden.

Dit bleek hem, toen hij kort daarop bij den bevelhebber van het fort werd ontboden. Deze deelde hem mee, dat hoezeer het hem, den overste, en velen anderen leed deed, de Compagnie toch onmogelijk iemand die verminkt was in krijgsdienst kon houden. Wel zou men zooveel mogelijk, trachten voor hem te zorgen, en, als hij dat wilde, hem ook vrijen overtocht naar het vaderland geven, maar in den krijgmansstand kon hij onmogelijk meer blijven. Hij zou met alle eer worden ontslagen.

Onze vriend gevoelde maar al te wel, dat hier weinig tegen te zeggen, en evenmin iets tegen te doen viel. Zoo waren dan al zijn schoone verwachtingen voor goed vervlogen.

„Heer commandant!" dus sprak hij na ee oogenblik, „ik begrijp zeer goed, dat de heeren van de Compagnie niet anders kunnen handelen en dank hen voor hun goedwilligheid mijwaarts. Maar wat zoudt gij mij raden te doen? "

„Mijnheer De Raye, " antwoordde de opperbevelhebber, „gij kunt verzekerd zijn, dat mij uw lot ter harte gaat, en ik het dien diefachtigen Boschjesmannen zal betaald zetten. Want

ge hebt u steeds als een braaf officier gedragen. Mijn raad is: blijf voor het oogenblik hier, wellicht doet zich iets voor u op. Is dit niet 300, dan kunt ge naar het vaderland terugkee ren, en ik zal zorgen dat ge goede brieven van aanbeveling medekrijgt."

Karel dankte den commandanl en ging heen. 't Viel hard een ander in zijn plaats te zien treden, maar hij schikte zich ia zijn lot en stelde alles in Gods hand. Hij had geleerd dat de Heere regeert en in alle dingen Zijn macht en wijsheid toont, ook al begrijpen wij het niet. En zoo kon hij zich dan, ook wat de aardsche zaken betreft, dien Heere toevertrouwen, die zorgen zou.

Dat gebeurde ook op ongedachte wijze.

Zoo als ik u verteld heb, was op het fort ook een schoolmeester, althans iemand die dezen tite! droeg, en geroepen was, de jeugd te onderwijzen. Deze man echter bleek al spoedig nog andere gebreken in zijn vak te hebben, dan zijn slechte kennis van onze taal. Hem was namelijk ook opgedragen en wel zeer uitdrukkelijk, de jeugd op te voeden in de leer en vermaning des Heeren, haar tuchtelijk groot te brengen en in alle Christelijke deugd, en daartoe onder anderen den kinderen den Catchismuste leeren en dien uit te leggen. De meester had dat op zich genomen, gelijk nog veel meer, doch de uitkomst leerde, dat beloven en houden twee zijn.

Want na eenigen tijd begon men te bespeuren, dat niet alleen het onderwijs bedroevend slecht was, maar ook dat ér van het leeren van den Catechismus en vooral van het uitleggen, heel weinig kwam, terwijl de meester blijkbaar ook de schoolkinderen niet Christelijk opvoedde, gelijk hem was voorgeschreven. Ongelukkig had men verzuimd vooraf te onderzoeken, of de man zelf den Catechismus en andere dingen kende; men was al blij dat men iemand had, die voor schoolmeester kon doorgaan.

De onderwijzer echter, die niet eens een Ne derlander van geboorte was, had misschien op de school van het fort voor 't eerst van zijn leven den Catechismus gezien. Doch daarbij kwam, dat hij volstrekt niet de man was, om de schooljeugd in de vreeze Gods op te voeden. Hij was een minnaar van bier drinken, „toeback suyghen" (d. i. rooken, 'twelk toen geen fatsoenlijk man deed) en spelen of liever dobbelen. Dat al nu maakte, dat hij een slecht voorbeeld gaf aan de kinderen, die daarbij al heel weinig leerden, en op school soms aan 't vechten sloegen als Boschjesmannen ol Kaffers. En al vonden xij zulk een toestand nu misschien wel prettig, de ouders en ouderen dachten er niet zoo over en klaagden weldra steen en been over den meester.

Tot hen die zoo deden behoorde ook de predikant, die op de catechisatie begon te bespeuren, dat er op de school zeer weinig gedaan werd voor de kennis van Gods Woord, maar het er vrij tuchteloos toeging. De predikant klaagde er over bij den bevelhebber van het fort, die op dat oogenblik het hoogste gezag voerde, doch dit baatte niet veel. Want de overste zei: „We hebben hier geen schoolmeesters te veel en moeten wat lijden en mijden. Ik zal eens met den meester spreken." Of de bevelhebber dat nu vergat, of dat het niet hielp, zeker is dat de dominee binnenkort opnieuw kwam klagen en er bij voegde, dat als het zoo voortging, hij naar Nederland zou schrijven en aan de heeren van de Compagnie verzoeken er orde op te stellen. De commandant liet nu den meester bij zich komen en lei hem voor wat men van hem vertelde. Zeer verrast echter was de bevelhebber, toen de meester tot antwoord eenvoudig zei: „Het is alles zoo als de lieden zeggen. Ik deug niet voor schoolmeester en hoe eer ik een ander vak krijg hoe beter. Ik ben vroeger in den handel geweest, en kunnen de heeren mij daarvoor gebruiken, dan zal ik hun dankbaar zijn."

De bevelhebber begreep, dat nu de zaken zoo stonden, het 't best was den meester te ontslaan, te meer wijl dan ook de ontevredenen van zelf kregen wat zij vermochten. Reeds een week daarna, hield de meester op onderwijs te geven en kreeg de jeugd voorloopige vacantie. De man die hen onderwezen had, vertrok v/eldra met het eerste 't beste schip naar de Molukken, en vond daar een werk, dat hem beter paste dan de jeugd op te voeden en te leeren.

Zoo was dan nu wel de oorzaak der ergernis weg, maar nu moest er natuurlijk iemand zijn die de ledige plaats vervulde. De. predikant en anderen drongen — toen de vacantie weken duurde — daar zeer op aan. Maar de commandant die van zijn kant nijdig was, dat men met den schoolmeester zoo had gehandeld, maakte er geen spoed mee en zei: Ik zal afwachten tot er een schip naar Europa gaat, dat mijn brieven rneeneemt en dan zullen we zien. Ik wil, na al wat er gebeurd is, niet op mijn eigen verantwoording een nieuwen meester aanstellen. En zoo duurde — tot groote vreugd der kinderen — de vacantie twee maanden lang.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's