GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

XLV.

TERUG.

Een half jaar later ging nu Karel — voor de zooveelste maal in zijn leven — weer aan boord van een schip om de verre reis te doen. Hij keerde van Kaapstad naar Nederland teri'g.

Met hoeveel blijdschap hij dit ook deed, toch was hem het afscheid nemen niet gemakkelijk gevallen, vooral niet van den Franschen predikant, die reeds oud begon te worden en een moeilijken post bad. Ook de lieden in de stad, waaronder vele ouders van zijn leerlingen, waren zeer met Karel bevriend. Evenzoo hingen de kinderen aan hem. Hij zelf echter voelde op den duur en nu de taak al zwaarder werd, weinig lust in het schoolmeesteren, dat trouwens geenszins zijn vak was. Bovenal echter trok hem zijn hart naar de Nederlanden, waar zijn lieve ouders en zusters woonden, die hij zoovele jaren niet had gezien, en van wie hij slechts nu en dan iets hoorde. Ook zijn eigen brieven schenen soms niet, of slechts zeer laat aan te komen.

Daarbij kwam, dat de heer De Cuyper aan Karel's verlangen op edele wijs had voldaan. Niet alleen had hij bewerkt, dat onze vriend naar Nederland kon teruggaan, maar ook, om zijn dankbaarheid voor de redding zijns levens te toonen, nog meer gedaan. Zoo wist Karel dan nu, dat hij te Amsterdam teruggekeerd, daar niet ledig zou behoeven te zitten. Immers hij had de vaste belofte van een aanstelling, hetzij als commies bij de Oost Indische Compagnie of in 'slands dienst.

Vooral bij dezen laatsten kon men toen wel geschikte handen gebruiken. De oorlog, waarvan ik hier boven sprak, was uitgebroken. Hij werd aan de zijde der bondgenooten Engeland, Nederland, Duitschland, vooral gevoerd door onze troepen. Ook was het tooneel van den strijd dichtbij ons, hoofdzakelijk Zuid Nederland, thans België, dat wel het groote schaakbord mag heeten, waarop reeds zooveel is gestreden en uitgevochten. We weten hoe ook de groote slag van Waterloo, die over zooveel besliste, daar is geleverd.

De reis duurde lang, heel lang, wijl men veelal of windstilte of tegenwind had. Doch alles liep zondei onheilen af, en zoo stond

Karel. eindelijk, na vele maanden op reis te zijn geweest, weer op dezelfde IJgracht waarbij als jongmensch, vóór vele jaren aan land was gekomen. Was het wonder, dat vele gedachten in zijn hart oprezen I Wat was er sinds dien tijc" niet al gebeurd! Hoeveel hadden niet zijn ouders en hij zelf ondervonden. Toch kon hi ten slotte zeggen: De naam des Heeren zij ge loofd. Hij heeft alles wèl gemaakt.

Zijn eerste gang was naar het ouderlijk huis. Zou men hem verwachten? Hij wist het niet. Want wel had hij geschreven, en gezegd wan neer hij ongeveer dacht te kunnen binnen zijn, maar hij was niet zeker, dat het bericht was aangekomen. Zoo wandelde hij dan de straten door die naar het binnenste der stad voerden, tot hij stil stond voor een deftige burgerwoning. Daar moest hij zijn.

Een deftige dienstbode opende hem de deur. „Zijn mijnheer en mevrouw thuis? " vroeg hij haastig.

„Mijnheer ja, maar mevroiiw; uweet wèl..." Karel staarde de meid zoo verbaasd aan, dat zij zich haastte op zijn: „Neen, ik weet niets" te antwoorden:

„Mevrouw is verleden week begraven; in de Westerkerk."

’t Was Kï.rel als zonken de marmeren stee nen van de gang onder hem weg. Zijn moeder dood; weg voor goed! Hij moest zich bedwingen om geen kreet van smart te geven. De dienstbode keek verbaasd den vreemdeling aan, die met slechts één oog en in ietwat vreemde dracht, al dadelijk haar opmerkzaamheid had getrokken. Eensklaps echter trof haar de sterke gelijkenis van den vreemdeling met haar overleden meesteres, en zij begreep dat deze heer wel de zoon kon zijn, die men zoo lang had verwacht.

„Breng mij bij mijn vader, " zei Karel kortaf, en een oogenblik later was aan het be vel voldaan. De dienstbode had nu zekerheid.

„Papa, papa!" riep hij uit, op den ouden graaf toeloopende, „God zij dank, dat Hij u mij nog liet."

Die woorden, in de oud-vaderlandsche taal, de Fransche, uitgesproken, zeiden den graaf ineens, wie zijn bezoeker was en tevens, wat deze al vernomen had. Hij wierp een blik op zijn zoon en sloot hem in de armen, terwijl hij de woorden herhaalde, eens door De Coligny, als bij een gehate om des geloofswille, uitgesproken.

„En toch is ons de Heere een lieflijke troost." De armen ineengestrengeld, zaten vader en zoon een poos zwijgend neder. De vreugd van het wederzien, gemengd met de smart over een niet te herstellen verlies, belette beiden iets te zeggen. Eindelijk vroeg Karel:

„Zijn mijn zusters hier, vader? "

„Weet ge dan niet dat ze gehuwd zijn: de eene woont te Utrecht, de andere te Maastricht."

„Ik heb de laatste brieven zeker niet ontvangen, " sprak Karel; „gij zijt dus alleen, vader? "

„Ja mijn jongen, maar dit weet ik dat God met mij is."

Vader en zoon hadden elkaar dien dag veel te verhalen. Tot laat in den avond zaten zij bijeen in de groote huiskamer der nu vrij eenzame woning. Hoe geheel anders was het dan Karel het zich had voorgesteld. Geen moeder meer, de zusters eiders; blijdschap over zijn terugkeer bijna niet gevoeld, door de bittere smart over haar die was heengegaan. Alles scheen hem donker en hopeloos.

„Papa, " sprak hij eindelijk, „was ik maar niet beter daarginds gebleven? "

„Lieve Karel, " was 't antwoord; „al deze dingen leeren ons, dat we hier geen blijvende stad hebben, en de toekomende moeten zoeken. Ons geheele leven is een reizen en trekken geweest, uit Frankrijk naar dit land, toen naar Denemarken, daarna weer naar hier terug, en verder de een naar Engeland, de ander naar Afrika, tot eindelijk dit goede land weer ons bijeenziet die er nog zijn. Laten we er uit leeren, niet te bouwen op deze wisselvallige wereld; we hebben haar leeren kennen. Laten wij leven bij en in de onbewegelijke dingen, ook terwijl we nog in de bewegelijke zijn, en het ware vaderland zoeken, waar de Heere Christus is, die den Zijnen plaats bereidt".

Kort daarop kreeg Karel een plaats als hoofdcommies in het Oost Indische Huis, 'tzelfde dat nu nog in de Hoogstraat te Amsterdam is te vinden, doch nu niet meer „Oost-Indisch" is, gelijk ook de Compagnie is verdwenen. Een landsbetrekking had hij, die zich aan de Compagnie verplicht gevoelde, geweigerd. Hij nam zijn intrek in het groote, vaderlijke huis, waar nu wel ruimte was. JDe oude graaf, die in den Raad der Fransche kerk was verkozen, vond overvloedig werk, vooral door hulp te bieden aan zijn geloofs-en landgenooten, waarvan er nog soms uit Frankrijk kwamen. Daar toch duurde de vervolging van Roomsche zijde steeds voort.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1905

De Heraut | 4 Pagina's