GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nieuwe koers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe koers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. (Slot).

Bij het bepalen van den nieuwen koers, meenden we vierderlei baken te mogen uitzetten, waardoor de richting bepaald wordt.

Vooreerst wezen we op de dringende noodzakelijkheid om het kerkelijk vraagstuk opgelost te krijgen. Nu de schoolstrijd aanvankelijk tot een schitterende overwinning geleid heeft, wordt het meer dan tijd, dat het kerkelijk vraagstuk aan de orde wordt gesteld. En dat niet alleen, omdat het Staatscreatuur van 1816, gelijk Groen het noemde, de scheidsmuur is, die op kerkelijk terrein de Gereformeerden gedeeld houdt en daardoor hun voor een goeddeel van hun kracht berooft, maar niet minder omdat de christelijke actie in ons vaderland telkens op deze zandbank schipbreuk dreigt te lijden, gelijk de jongste verkiezing bewees.

In de tweede plaats waarschuwden we voor het bange gevaar, dat ia de toenemende ongodsdienstigheid en zedelijke verwildering van de lagere volksklasse inzon derheid in onze groote steden schuilt en waardoor het socialisme steeds meer aan invloed wint. De schuld daarvan ligt voor een niet gering deel bij de Kerk van Christus, die de geestelijke bearbeiding dezer volksklasse verwaarloosde en ze daardoor van de Christelijke religie heeft vervreemd, Een krachtige actie, die van de Kerk uitgaat om het Evangelie weer tot allen te brengen is het eenige geneesmiddel, dat voor de toekomstige revolutie ons volk bewaren kan.

In de derde plaats toonden we aan, hoe onjuist de voorstelling is, alsof saamwerking met de Roomsche Kerk om ons christelijk volkskarakter te handhaven, aan het pro testantsche karakter onzer natie schade zou doen. Niet Rome, maar het ongeloof is de vijand van onze dagen. En wie uit vrees voor Roomsche overheersching dweept met een groot-Protestantsche partij, vergeet dat dit „groot-Protestantisme" nooit anders dan schade voor de ware Christelijke beginselen heeft gebracht.

En eindelijk vestigden we de aandacht op het gebrek aan wetenschappelijk gevormde en tot regeeren bekwame mannen, waarmede onze christelijke kabinetten dusver te worstelen hadden en waaruit blijkt, dat de christelijke actie veel meer bij de lagere volksklasse en den middenstand, dan in de hoogere standen en de intellectueele wereld heeft doorgewerkt.

Wat dit laatste punt betreft, is het zeker niet genoeg op dezen misstand te wijzen, maar dient ook gevraagd te worden, welke middelen tot redres zijn aan te wenden. En met de beantwoording van die vraag wenschen wij deze artikelenreeks te besluiten. Beperken we ons in de eerste plaats tot den engeren kring onzer Gereformeerde Kerken, dan valt het feit niet te ontkennen, dat tot dusverre veel te eenzijdig is geijverd voor de theologische faculteit en de andere faculteiten daardoor niet naar evenredigheid zijn uitgegroeid. Het aantal studenten in de theologie, Kampen en Amsterdam bijeen gerekend, overtreft verre at der beide andere faculteiten, niettegentaande de behoeften der Kerk aan candiaten met elk jaar minder wordt en reeds nu het aanbod de aanvraag overtreft. Wanneer de Kerken desniettegenstaande voortgaan met door beurzen de studie in de theologie gemakkelijker te maken, en zoowel Kampen als Amsterdam bovendien nog finantieelen steun verleenen, dan wordt deze eenzijdigheid eer gevoed dan tegengewerkt. En evenzoo staat het met de gelden, die voor het onderwijs zelf worden uitgegeven. Rekent men toch alleen de uitgaven voor tractementen, dan kost de litterarische en juridische faculteit elk per jaar fl 13 000, terwijl daarentegen voor het theologiscli onderwijs (Kampen en Amsterdam bijeen gerekend) fl 37.000 wordt uitgegeven; dus bijna driemaal zooveel. Hoe hoog men nu ook de eereplaats moge aanslaan, die aan de Theologie toekomt, toch zal worden toegestemd, dat deze verhouding zoowel wat het getal der studenten als wat de uitgaven voor het onderwijs betreft, niet normaal is. Natuurlijk schuilt de grondfout hierin, dat onze Kerken een dubbel stel hoogleeraren in de theologie hebben te onderhouden, t.-rwijl vcor hetzelfde geld, zonder dat het theologisch onderwijs eenjge wezenlijke sch; ^de behoefde te lijden, een uitnemende medische faculteit kon worden opgericht, waarom ons chris'e volk reeds zoo larg vraagt. We zeggen dit niet, om daarmede aan te dringen op opheffing der Theologische school te Kampenof der Theolc gis.he faculteit te Amsterdam. Zoolang geöondenheid aan het beding van i %%6 en het verschil van inzicht over de theologische opleiding tot bestendiging van de en toestand noopt, zal van onze zijde geen de minste poging worden aangewend om den status quo te verbreken. De jongste Synode te Utrecht heeft getoond, hoe men voor „verrassingen" niet behoeft bevreesd te zijn. Maar des te meer klemt de roeping en plicht van alle Gereformeerden, onverschillig naar welke zijde op theologisch gebied hun sympathieën uitgaan, om op versterking der niet-theologische faculteiten aan de Vrije Universiteit bedacht te zijn. Met name geldt dit vooreerst door te zorgen, dat jongelieden van goeden aanleg ook in de rechten en letteren studeeren gaan. En ten tweede door niet te rusten, voordat de Vrije Universiteit met de stichting eener medische faculteit een aanvang heeft gemaakt. Over de noodzakelijkheid dezer faculteit bestaat geen verschil van meening. Daarvoor wordt even warm geijverd door Prof. Lindeboom als door ons. Én waar de stichting dezer faculteit in de eerste plaats een quaestie is van geld, daar moge door legaat en schenking weldra de Vrije Universiteit in staat worden gesteld, ook aan dezen wensch yan haar vrienden te voldoen.

Niet minder dan versterking der niettheologische faculteiten aan de Vrije Universiteit, is voor dat doel echter noodig uitbreiding van het aantal onzer christelijke gymnasia. Tot dusver is de ervaring met onze christelijke gymnasia opgedaan, een rijk gezegende geweest, vooral wanneer ze geplaatst waren in de centra van ons land. Het christelijk gymnasium te Utrecht telt reeds meer leerlingen dan het stedelijk gymnasium. Van Amsterdam geldt hetzelfde, wanneer men de leerlingen van het Gereformeerde en het Roomsche gymnnsium bijeen rekent. Rotterdam's gymnasium bestond nog te kort, maar toont toch reeds toenemenden bloei. Tal van ouders, die hoewel zelf niet beslist-christelijk, toch een christelijke opvoeding voor hun kinderen niet afkeuren, maken gaarne van onze christelijke gymnasia gebruik, vooral wanneer het gehalte van het onderijs dat der openbare gymnasia overtreft. Én waar we in Prof. Woltjer een zoo uitnemend paedagoog bezitten, daar mag van de door hem gekweekte leeraars het beste worden verwacht. Onze christenmannen mogen daarom wel met ernst de vraag overwegen, of thans de tijd niet gekomen is om de hand aan den ploeg te slaan. Door de nieuwe wet op het Hooger Onderwijs is finantieele steun voor de christelijke gymnasia verzekerd. En eerst dan wanneer in alle groote steden tegenover de neutrale staatsgymnasia christelijke gymnasia zijn opgericht, kan van ons christelijk beginsel invloed uitgaan op de spes patriae, op de toekomstige leiders van ons volk.

Natuurlijk komt de vrucht van dit christelijk gymnasaal onderwijs niet uitsluitend der Vrije Universiteit ten goede. Het scherp-geteekend dogmatische uitgangspunt der Vrije Universiteit maakt, dat niet aller liefde haar deel wordt, terwijl voorts het kerkelijk geschil ook hier een breuke sloeg. Al betreuren we dit feit, het staat niet in onze macht het te veranderen. Maar we zijn daarom niet bekrompen genoeg om alleen in den weg der Vrije Universiteit herleving van den christelijken invloed te verwachten. Het oude geschil tusschen Groen en Beets, eigen stichting tegenover de Landsacademies óf aanvuliingsprofessoren om het gif te neutraliseeren, verdeelt ook nu nog de geesten. Al achten we voor onszelf èn principieel èn paedagogisch het standpunt van Groen het meest juiste en afdoende, toch hebben we rekening te houden met het feit, dat niet aller sympathie voor de Vrije Hoogeschool is. Maar des te meer bevreemdt het ons, dat na de gewijzigde wet op het Hooger Onderwijs, die de mogelijkheid voor aanvullingsprofessoraten schiep, nog van geen de minste poging gehoord wordt om dit hulpmiddel aan te grijpen. Een christelijk gymnasium, hoe uitnemend ook, baat niets, wanneer straks uw zonen aan de Akademie niets dan een bespotting hooren van wat als christen u het heiligste is. Indien ge meent, om wat voor redenen ook, dat de Vrije Universiteit voor de opleiding uwer kinderen niet bruikbaar is, dan gaat ge voor God toch niet vrij uit, wanneer ge uw zonen toevertrouwt aan den alles verlokkenden en

meesleependen invloed, die van de materialistische of humanistische wetenschap uitgaat, wanneer ge daartegen geen tegen weer in christelijke hoogleeraren hun biedt. We hebben noodig, broodnoodig, een Christelijke, een geloovige wetenschap. Niet alleen een christelijke theologie, maar evenzeer een christelijke rechtsgeleerdheid, een christelijkephilologie, een christelijke natuurkunde, een christelijke medische wetenschap. Over dat punt bestaat geen geschil. Zoowel de fractie Hoedemaker als de groep, die de leiding van Prof. Visscher volgt; gaat hierin met ons accoord. Zelfs de ethische theologie, — haar geestelijke vader Dr. Chantepie de la Saussaye heeft het bezielder dan iemand in zijn dagen vertolkt — roept om een „geloovige wetenschap". Moge daarom spoedig een krachtige actie' ontstaan, die van woorden tot daden leidt. Onzerzijds zal zulk een actie met vreugde worden begroet.

En eindelijk, voor versterking van den Christelijken invloed vooral in de meer beschaafde kringen van ons volk is noodig, dat de christelijke elementen zich nauwer aaneensluiten en elkander beter leeren verstaan. Toen onlangs met het oog op de aanhangige revisie van Art. 36 het plan geopperd werd om door saamspreking met broeders uit de Hervormde Kerk tot zekere eenheid van gedragslijn te komen, hebben we daartegen bedenking geopperd, omdat elk mandaat over en weer hiertoe ontbrak. Maar op zichzelf lacht het denkbeeld om niet langer elk onzen eigen weg te gaan, maar een punt van ralliement te vinden, ons zeer aan. Menig schijnbaar geschilpunt zou bij nadere saamspreking allicht wegvallen of tot ware proporties worden teruggebracht. Op velerlei gebied, waar saamwerking mogelijk en gewenscht is, zou over en weer steun kunnen worden geboden. Persoonlijke ontmoeting zou waardeering wekken, waar persdebat zoo licht tot verwijdering aanleiding geeft. Niets is droever, dan dat in ons kleine land de kerkelijke breuk zoo diepe klove trok tusschen zonen van eenzelfde huis. We loopen daardoor gevaar, steeds verder van elkander af te raken, steeds meer antithetisch tegenover elkander te gaan staan en zelfs daar een antithese te gaan zoeken waar geen antithese is. Zoo wordt veel van onze beste kracht verspild om broeders te bestrijden, terwijl de hoofdaanval toch niet tegen elkander, maar tegen den gemeenschappelijken vijand dient gekeerd.

Terstond na 1886 kon van samenwerking kwalijk sprake zijn. Toen was het een gevecht van man tegen man, en in dien strijd om het beginsel mocht geen kamp worden gegeven. Maar die strijd is in hoofdzaak uitgestreden; de posities zijn over en weer ingenomen; een beslissende slag wordt nu niet meer geleverd. Zou de tijd dan niet zijn aangebroken om met wederzijdsche erkenning van wat trots het kerkelijk vraagstuk in den wortel der Gereformeerde belijdenis ons saambindt, te zoeken naar persoonlijke aanraking, naar bespreking van de gewichtige vraagstukken op staatkundig, kerkelijk en maatschappelijk terrein, ten einde zoo mogelijk tot saamwerking te komen voor dat ééne doel, dat als heilig ideaal ons allen voor oogen staat, om de Gereformeerde beginselen in ons volksleven te handhaven en te ijveren voor de eere onzes Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1905

De Heraut | 4 Pagina's

De nieuwe koers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1905

De Heraut | 4 Pagina's