GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

III.

EEN ZWERVER.

Op een herfstavond stond Ralph ia de deur van zijn huis en keek naar de wolken, die dreigend met den oostenwind kwamen opzetten.

„'t Wordt booï weer", sprak hij tot zijn vrouw die hem kwam roepen. „Is de schuur gesloten? "

„Nog niet".

„Dan zal ik 't gaan doen", sprak Ralph, terwijl zijn vrouw naar binnen ging.

Juist kwam hij van de schuur terug, en wilde haar voorbeeld volgen, toen hij achter zich ieta hoorde, dat hem om deed zien. Hij bespeurde nu de gestalte van een rijzig man, in een langen, donkerkleurigen mantel en een ruige muts op 't hoofd. Eenigszins verwonderd keek Ralph den vreemdeling in 't gezicht, als begreep hij niet, hoe die zoo plotseling voor hem stond en wachtte hij af waar deze heen zou gaan^ De onbekende echter trad niet verder, maar zich tot Ralph wendende, vro^ hij;

„Vriend zoudt ge mij voor dezen nacht kun-

nen herbergen? 't Is nog ver naar het naaste dorp en ik wil er graag voor betalen".

„Heel best", zei Douglas, „als Carnessie een herberg was. Hoor eens vriend, een andermans zaken gaan mij niet aan. Maar ge 'zult het toch wel niet kwalijk nemen, als ik niet den eersten den besten in mijn huis neem."

„Zeker niet, als ge 't liever niet doet...."

„Mijn goede man, er komt boos weer op, en ge zoudt het op de hei bij zoo'n wind hard te verantwoorden hebben. Maar om de waarheid te zeggen, ik begrijp niet, dat ge zoo ineens voor mij staat. Waar komt ge van daan? "

De ander zag JRalph scherp en strak aan, en zei toen:

„Vriend, een woord in den naam des Heeren: kan een eerlijk man u in vertrouwen iets zeggen ? "

„Spreek op; het blijft tusschen ons. Ieder weet hier in de streek, dat ik mijn woord houd", sprak Douglas fier.

„Welnu dan; ik ben een vervolgd man. Ik heb den halven dag over de heide gezworven en ben doodmoe. Ik heb mij achter deze schuur verscholen tot ik u hoorde komen. Ik had van vrome lieden gehoord, dat ge een goed man zijt, gaarne herbergende, en dat gaf mij hoop".

Douglas knipoogde even, als wilde hij zeggen: ik begrijp u.

„Kom mee", zei hij vertrouwelijk, „voor dezen nacht zijt ge mijn gast en onder mijn dak veilig".

Ze gingen binnen. In het kleine, gezellige binnenvertrek brandde reeds het haardvuur. Want het werd kil daarbuiten.

„Ik breng een gast mee, vrouwlief", sprak Ralph. „Deze heer is aan 't dwalen geraakt, en kan onmogelijk meer 't naaste dorp voor den nacht bereiken."

Intusschen had de vreemdeling zijn overkleed afgelegd en zich neergezet, 't Was een man met al grijzend haar en een edel, ernstig voorkomen, al was ook zijn kleedij reeds tamelijk versleten.

Het drietal zette zich aan den avondmaaltijd en Ralph verzocht — blijkbaar met een doel — den vreemdeling om te bidden. Deze deed het en droeg in zijn gebed de huisgenooten en zich zelf aan den Heere op, gelijk allen die een zelfde dierbaar geloof hadden, als in Schotland werd beleden. Toen het gebed geëindigd was zag Ralph zijn vrouw even aan. 't Was duidelijk, dat de vreemdeling was wat hij vermoedde, al had niemand het nog uitgesproken.

't Werd tijd ter rust te gaan. De huisvrouw verliet de kamer om nog het een en ander in orde te brengen. Van deze gelegenheid maakte Ralph gebruik om tot zijn gast te zeggen;

„Ik geloof, dat we allebei meer denken dan we uitspreken. Gij hebt mijn vertrouwen gevraagd en het uwe gegeven. Laat mij , u nu ronduit zeggen wat in mijn hart is. Gij zijt een predikant van de Presbyterianen, en verzet u tegen koning Karel."

„Ge hebt gelijk, wat het eerste betreft", sprak de ander. „Aangaande het tweede, wij zouden ons niet verzetten als de koning ons niet wilde dwingen te handelen tegen Gods gebod. Waartoe in de gemeente des Heeren al die dingen, die Gods Woord niet noemt, altaren en kruisen en priesterkleeding ? Van dat al heeft ons de Heere verlost, en 't is alles uit het pausdom, al heeft de kerk van Engeland, die het ons wil opdringen, ook met den paus gebroken. Wij mogen niet bewilligen".

„Lieve man", antwoordde Douglas, „ik heb van dat alles zoo geen verstand. Ik ben trouw aan den koning en heb mij verblijd, toen het huis van Stuart op den troon hersteld werd. Wie gelijk heeft, de koning of gij en uw vrienden, kan ik, een eenvoudig landman, niet uitmaken".

„De Heere geeft den eenvoudigen wijsheid", zei de dom''nee.

„Dat kan zijn. Maar in elk geval, ik ben ook uw vijand niet. Nooit is aan een reiziger op Carnessie een maaltijd en een onderkomen geweigerd. Wat gij verder zijt, gaat mij niet aan. Liever ook hoor of weet ik er niet van. Want het kon mij later leelijk opbreken, als men bemerkt, dat ik willens en wetens een leeraar had geherbergd der weerspannige Covenanters".

„Toch raad ik u bescheidenlijk eens te onderzoeken wie zich naar den Woorde Gods richten de koning en de bisschoppen, of wij, arme vervolgden om des Heeren wil".

Allen gingen ter ruste. Het booze weer kwam opzetten, de wind en de regen loeiden om het huis en de leeraar dankte in stilte God, die hem een veilige schuilplaats had bereid.

Toen hij den volgenden morgen wilde vertrekken, stelde de goede huisvrouw hem voor nog wat te blijven. „Het waait nog hevig", sprak zij, „en de grond is doorweekt van den regen. Als ge geen grooten haast heb, raad ik u wat te wachten".

't Ontbijt werd opgezet. De predikant vroeg of hij iets uit zijn Bijbel zou lezen. Dit werd goedgevonden, en zoo sloeg hij dan een hoofdstuk op, las het voor, en voegde er eenige eenvoudige, doch krachtige woorden aan toe, toepasselijk op zijn hoorders zoowel als op hem. Toen het ontbijt was afgeloopen, besloot de gast nog een poosje te blijven en ging weer naar zijn kamer.

„Ik geloof", zei de vrouw tot haar man, „dat die reiziger een predikant is, zooals er wel meer rondzwerven, die uit hun huis verdreven zijn en door de soldaten gezocht worden. Maar ik zeg dat het schande is zulke lieve, vrome menschen als boosdoeners na te jagen. God zegene den goeden man"!

CORRESPONDENTIE.

F. L. R. te 's Gr. Zoodra mogelijk komt u aan de beurt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's