GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn bespreking van de moeilijkheden, die het Zendingswerk der Gereformeerde Kerken op Midden-Java ondervindt, behandelt Ds. Bakker in zijn jongste artikel in het Zendingsblad ook de uiterst ingewikkelde en moeilijke taalquaestie:

De Javaansche taal. Het Javaansche volkskarakter heeft zijn stempel gezet ook op de taal. Het Javaansch levert voor den Zendingsarbeid eigenaardige moeilijkheden op om de menigte van vormen, die het gebruikt om verschil van rang, stand en leeftijd uit. te drukken. Deze Terschillende vormen gewoonlijk tot twee of drie taaisoorten teruggebracht, ngoko en krama of ngoko, madya en krama. Volgens de nieuwere taaikenners is deze onderscheiding echter niet juist. Zij zijn van oordeel, dat het ngoko geen bijzondere taalvorm of taaisoort is (zooals het krama) maar de eigenlijke, oorspronkelijke Javaansche taal.

Ngoko e^ Krama. De oorsprong van het krama schijnt gezocht te moeten worden in de oudheid, hetzij in de overheersching van de oorspronkelijke bevolking van Java door de later ingekomen Hindoes, hetzij in de bijge'.oovige gewoonte om iets dat men vreest, een euphemistischen naam te geven of wellicht in beide. Vast staat evenwel, dat het veelvuldig gebruik van het krama is van nieuweren datum. In zijn werk over de taaisoorten in het Javaansch (bl. 7) zegt W a 1 b e e h m daarvan: »eene zelfs vluchtige lezing van oudere Javaansche geschriften doet terstond inzien, dat het krama eerst langzamerhand de tegenwoordige uitbreiding gekregen heeft."

In sommige afgelegen streken op Midden-Java moet het veelvuldig gebruik van krama z-lts van zeer jongen datum zijn. Oudere ambtenaren verzekeren, dat in de binnenlanden, waar bijna geen krama werd gebruikt en verstaan, toen zij hun loopbaan begonnen, thans overal het krama is doorgedrongen. En herhaaldelijk komt het voor, dat men in de desa, vooral voor oudere menschen, de krama-woorden (die men in 't ngoko gebruikt als er van God of van hooggeplaatste personen gesproken wordt) moet verklaren door ngokowoorden om zich verstaanbaar te maken.

Dr. Brandes karakteriseerde het krama als volgt:

Ziekelijk verschijnsel. »Wel is een kramawoord »(of kramavorm), een krama inggilwoord, zoo goed »als een ngoko woord goed Javaansch, maar het «wetenschappelijk onderzoek van het ontstaan, de «wording en de ontwikkeling van het krama en »de krama-vormen, brengt aan het licht en heeft «dat reeds voor een gedeelte duidelijk gedaan, dat «hoeveel traditioneels men ook in het krama vindt, ))het krama toch wel beschouwd een ziekelijk versschijnsel is, een uitwas op den eigenlijken stam ))van de Javaansche taal, menigwerf in hooge mate «wanstaltig, dat het krama oppervlakkig op het «Javaansch ligt, dat bet in booge mate gemanie-«reerd is, dat het voor een deel het gewrocht is «van een pedante schoolmeesterij, waaronder gaan-«deweg alle Javanen gebukt zijn, zóó zeer dat thans »de groote man en de kleine man, dat krama de «beleefde taal fraaier nog vinden, dan en haar de «voorkeur geven, boven hun in merg en been ge-»zonde rgoko taal. Hoeveel oude en ouderwetsche »bestanddeelen er ook in het krama kunnen wor-«den aangewezen, verreweg het grootste gedeelte »van 't krama is maakwerk, dat langzamerhand «dien groeten omvang heeft gekregen, dien het «thans heeft, en nog steeds toeneemt."

Niet voor den kansel. Ieder die dit hoo'rt, gevoelt dadelijk, dat een taalvorm als het krama onder een Christenvolk niet zal ontstaan en voor de prediking van het Evangelie niet geschikt is. Zelfs onder de heidensche en mohamedaassche volken is er geen, dat zijn slaafsche onderwerping aan den meerdere zoo in zijn taal belichaamd heeft als het Javaansche. Het krama wijst op veel ziekelijks ea bijgeloovigs in het karakter en het volksleven van den Javaan, dat de Zending heeft te bestrijden.

Natuurlijk baat het niets hier met geweld te werk te gaan, en alle overtollige beleefdheidsvor men maar over boord te werpen. Dit moet de Javaan zelf doen, en wanneer het Christendom doorwerkt, zal ook het ziekelijke in de taal daardoor allengs verdwijnen.

De Zendingsarbeider kan niet anders doen dan in het taalgebruik de Javaansche gewoonte volgen. Ook daarin (en daarin allermeest) moet hij den Javaan een Javaan worden. Waar de Javaan zich in zijn positie verplaatsende, ngoko zou spreken, spreke hij ngoko, waar de Javaan krama zou gebruiken, gebruike hij krama. Maar het ligt zeker niet op den weg der Zending om, waar 't Javaansche gebruik ngoko eischt, daarvoor krama in de plaats te stellen. Veeleer is het haar roeping «de noodlottige uitbreiding" van het kramagebruik tegen te gaan en de waardeering van het «in merg en been gezonde ngoko" te bevorderen.

Ngoko. Javaansch gebruik eischt, dat de Zendingsarbeider, bij de prediking zich van het ngoko bedient. Het is dan ook onjuist zijn ngoko-prediding aan hoogmoed toe te schrijven. Ngoko spreken in de koempoellan is op zichzelf evenmin bewijs van hoogmoed, als het ngoko spreken met den kleinen man in het dagelijksch leven. Natuurlijk kan het bezigen van laag-Javaansch wel met hoogmoed gemengd zijn, maar dit kan met het gebruik van hoog-Javaansch evenzeer. De Javaan zelf (ook de hooggeplaatste) ergert zich daarom ook volstrekt niet, wanneer de Dienaar des Woords in de koem-. poellan het Woord verklaart en toepast in het ngoko; veeleer vindt hij dit natuurlijk. Wel zal een enkele, die in den waan is gebraeht, dat in de prediking enkel krama gebruikt mag worden, zich «minder gevleid" gevoelen, wanneer hem het Woord gebracht wordt in het ngoko, maar dit feit pleit zeker niet voor het krama, want de prediking dient allerminst om de hoorders te vleien.

De prediking der, helpers zou ongetwijfeld in eenvoud, kracht en duidelijkheid winnen, wanneer ook zij hun eigenlijke taal spraken. Zij weten het niet, dat zij zich, in hun godsdienstig onderwijs, van het ngoko zouden mogen bedienen, zonder van de Javaansche gewoonte af te wijken. De kramakoorts heeft hen langzamerhand zoo aangegrepen, dat zij geen godsdienstig onderwerp meer kunnen behandelen of zij vervallen in het krama. Indien er niet tegen gewaakt wordt, wordt het krama voor hen een soort heilige taal.

’t Is wenschelijk, dat onze helpers ook hun taal goed leeren verstaan, om zoo des te beter met de prediking door te kunnen dringen tot het hart des volks.

Het verblijdt ons, dat in Indie steeds meer de overtuiging ingang vindt, dat niet de gemaniereerde krama-taal met al haar overdreven beleefdheid en vleiende titels, maar de gewone volkstaal bij catechisatie en prediking behoort gebruikt te worden.

Ds. Bakker heeft hier afdoende argumenten aangevoerd, en de bedachtzaamheid en voor zichtigheid, waarmee hij zijn oordeel uitspreekt, schenkt aan dat oordeel te meer waarde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's