GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Ermeloosche Courant schreef Ds. M.J. van der Hoogt, geestelijk verzorger van Veldwijk's krankzinnigen, een kostelijk woord over „publieke vermakelijkheden", dat we gaarne hier overnemen:

In aansluitmg aan ons vorig artikel: »Is scherts geoorloofd ? « willen we nog een en ander in het midden brengen over wat men gewoonlijk publieke vermakelijkheden noemt.

Nu de winter weer gekomen is, die zich om zijn lange avonden bij uitstek leent toi openbare voordrachten van allerlei aard, achten we het niet ondienstig onze meening te zeggen over de wijze, waarop men in zulke voordrachten het publiek bezig houdt.

De benaming «publieke vermakelijkheden» is zeer rekbaar. Men kan er zeer veel onder verstaan, ook datgene wat men gemeenlijk niet direct met dien naam aanduidt.

Zoo moest schrijver dezes jaren geleden in een Noord-HoUandsch dorp op aanwijzing van den burgemeester een patent nemen als ondernemer van publieke vermakelijkheden, alleen om er in een societeits-lokaal een lezing met debat te kunnen houden.

Nu zal men toch zulk een lezing allicht niet rangschikken onder de publieke vermakelijkheden, maar omdat er entree geheven werd, moest dit volgens de plaatselijke politieverordening zoo geschieden. '

Toch behooren zeker ook de lezingen, die door bekende sprekers in verschillende plaatsen worden gehouden, tot de nog altijd bij velen gewilde middelen, waardoor de winteravonden gezellig en aangenaam worden gemaakt.

En hetzelfde geldt ook van menige andere voordracht in proza en poëzie, in zang en muziek, in samenspraak en lichtbeelden.

Op zichzelf is dunkt ons geen enkele van deze verschillende vqrmen van voordrachten verwerpelijk. In den goeden zin van het woord mogen ze alle gerekend worden tot^de «publieke vermakelijkheden", tot de middelen van vermaak, van genoegen voor het publiek.

Maar ge kent het gevleugeld woord van Laurillard: »Van vele publieke vermakelijkheden is het te betreuren, dat het publiek ze vermakelijk vindt."

Het publiek in zijn volle lengte en breedte genomen staat nog niet op zulk een peil, dat het zijn hoogste genot vindt enkel in datgene, wat in strengen zin edel en verheven is.

Voor het meerendeel heeft het nog het meest behagen in «publieke vermakelijkheden", die kinderachtig, zouteloos of zelfs op 't kantje af schun nig zijn.

Nu is de vraag: moet het publiek in deze zucht naar het min verhevene en edele worden toegegeven, of moet het in zulk een inrichting worden geleid, dat het oog en oor en gevoel krijgt voor wat wezenlijk schoon is en goed?

Winzucht en nog minder edele drijfveeren hebben er velen toe geleid, om in allerlei vorm het publiek te «vergasten" op wat het zelf het smakelijkst vond, en zoo is allengs in de «publieke vermakelijkheden" een richting aan het woord gekomen, die het publiek hoe langer hoe verder van het rechte pad afvoert.

Tegenover die verderfelijke richting, die zich van eiken vorm van voordracht meester gemaakt heeft ten einde den slechten smaak van het publiek te streelen, moet beslist positie worden genomen door elk, die het welmeent met zijn volk, en die dus ook in publieke voordracht aan dat volk alleen datgene geven wil wat het Jeiden kan jop het rechte spoor.

Wij ontveinzen ons niet, dat aan een publieke voordracht, die dit doel beoogt en dit doel bereiken wil, hooge eischen moeten worden gesteld, zoowel wat inhoud als vorm betreft.

Vooreerst moet zij er op bedacht zijn, het publiek te trekken. Als "het publiek niet komen wil onder zulk. een voordracht, kan het doel natuurlijk niet worden bereikt.

En zooals het gaat bij de opvoeding van het kind, zoo dient het in veel opzichten ook te gaan bij de opvoeding van het volk. Wat men het % olk tot zijn opvoeding in de goede richting geven wil, moet in de eerste plaats aantrekkelijk zijn van vorm.

Zoolang de vorm niet aantrekt, komt ook de inhoud niet tot zijn recht. Vooral bij een publieke voordracht, die wat te zien en te hooren geeft, is een goede en aantrekkelijke vorm een eerste vereischte om belangstelling te wekken voor den inhoud.

Nu zegt men wel eens: het eene publiek is het andere niet. En dan meent men, dat het bij een seker gehalte van het publiek minder aankoiht op den vorm, omdat dit soort van publiek toch niet, zooals het'.heet, over den vorm kan oordeelen.

Met deze rèdeneering zijn we het heel niet eens. Onze er taring, die ons verschillende en zeer uiteenlooopende kringen leerde kennen, zegt ons, dat er over het algemeen onder ons volk, zelfs in de lagere kringen, een zeker natuurlijk gevoel voor een goeden vorm gevonden wordt, welk natuurlijk gevoel eenvoudig moet worden aangekweekt om tot meerdere bewustheid te komen.

Wie voor een publieke voordracht, van welken aard ook, een goeden aantrekkelijken vorm weet te kiezen, zal altijd in lederen kring veel voor hebben boven een, die den vorm verwaarloost. Om het publiek te trekken, moet men het weten te boeien, en daarvoor is de aangename vorm een eerste vereischte.

Welken vorm van publieke voordracht men ook kiezen moge, hetzij den vorm van een lezing of dien van zang en muziek of dien van recitatie en samenspraak of dien van een lichtbeeldenvoorstelling, aan elkeh vorm moet de hoogste eisch der schoonheid en aantrekkelijkheid gesteld worden.

Men mag zich nooit tevreden stellen met het mindere, maar altijd moet gestreefd worden naar het beste. Voor wat aan het publiek gegeven wordt, kan de uitwendige vorm nooit te goed zijn. Het publiek moet door den vorm getrokken worden tot den inhoud.

Maar nu spreekt het vanzelf, dat het verder tot bereiking van het goede doel, hetwelk men zich met zijn voordracht voorstelt, geheel op den inhoud aankomt.

De vorm zou in zijn aantrekkelijkheid onberispelijk kunnen zijn en toch de inhoud verderfelijk. En het is helaas maar al te waar, dat in een verleidelijken vorm heel wat karakter-en zedenbedervends onder de menschen gebracht wordt.

Zal de publieke voordracht, in welken vorm ook, opvoedend en veredelend op het volk werken, dan moet de inhoud geheel daarop berekend zijn, en alles geweerd worden wat het volk in een verkeerde richting zou kunnen leiden.

Wie in publieke voordracht zijn hoorders en aanschouwers wat goeds geven wil, moet zelf in karakter en ontwikkeling een hoogstaande persoonlijkheid zijn, die het publiek tot zich zoekt op te heffen en in het streven naar al wat schoon is en goed, het publiek ten voorbeeld kan strekken.

En nu meene niemand, dat bij het stellen van zoo hooge eischen de keuze van onderwerpen voor een publieke voordracht te beperkt wordt. Op het breede terrein van het menschelijk leven en van het wereldgebeuren zijn de onderwerpen maar voor het grijpen.

Er is een uitgestrekt onzijdig terrein, waarop ieder, van welke geestesrichting hij ook zij, voldoende stof kan vinden, om in publieke voordracht een talrijk publiek bezig te houden.

Ook in bepaald christelijke samenkomsten, die geopend en gesloten worden met gebed en psalmgezang, kunnen zulke onzijdige onderwerpen zeer goed worden behandeld.

Maar ze moeten dan ook strikt onzijdig zijn. Is er in den inhoud iets, dat strijdt met het christelijk beginsel naar de uitspraak van de Heilige Schrift, dan is het onderwerp daarmee reeds geoordeeld.

Daarop dient dan ook scherp te worden gelet. Liever moeten onze - christelijke kringen breken met alle publieke voordrachten, dan dat zij ook maar iets daarbij zouden moeten inboeten van het beginsel, dat hun heilig is.

Dat er gevaar voor verflauwing, zelfs voor uitwissching der grenzen bestaat, is bij de toenemende gelegenheden, die ook aan het christelijk publiek tot een ; ge: ellig en aangenaam doorbrengen van de winteravonden geboden wordt, verre van denkbeeldig;

Met name wat als recitatie en samenspraak en vooral ook door middel van lichtbeelden onder ons volk gebraeht wordt, kan lang niet altijd den toets van ons christelyk begmsel doorstaan.

Het is goed te begrijpen, dat reeds tal van jongelings-en jongedochters-vereenigingen alle samenspraken van haar vergaderingen en jaarfeesten hebben geweerd, omdat die geheel gingen gelijken op comedie-stukjes, vooral wanneer er ook al verkleedpartijen bij te pas kwamen.

Hoe in protestantsch christelijke kringen over het tooneel geoordeeld wordt, behoeven we hier niet uiteen te zetten. In het algemeen is men daar beslist tegen alle tooneelvoorstelling. En zoo ishet te verstaan, dat men niet in een bedekten vorm door allerlei samenspraken de tooneel-voorstellingen in die kringen wenscht te zien ingevoerd.

En hetzelfde geldt ook van de lichtbeelden. Door lichtbeelden kan allerlei worden voorgesteld. Vooral de kunst met zoogenaamde levende of beweegbare beelden gaat tegenwoordig zeer ver, en deze laatste vallen algemeen zeer in den smaak.

Bepaalde men zich nu tot het weergeven van werkelijk bestaande voorwerpen of van werkelijk plaats gehad hebbende gebeurtenissen, zoo zou tegen de voorstelling daarvan geen bezwaar zijn, ook al 'moest dan toch altijd gelet blijven op de keuze der onderwerpen.

Maar het is alsof de lichtbeeldenkuast zich bij voorkeur gaat toeleggen op de voorstelling van allerlei onwezenlijke dingen, die den toets der waarheid niet kunnen doorstaan of althans een hooge mate van onwaarschijnlijkheid bezitten. Zelfs wat zij ontleent aan de gewijde of ongewijde geschiedenis, wordt vaak nog met onwaarheid vermengd.

Nu willen we wel toestemmen, dat in iedere kunst de verdichting tot op zekere hoogte haar rechten heeft, maar dat neemt niet weg, dat iedere kunst geoordeeld is, zoodra zij tot onware voorstellingen aanleiding geeft.

De lichtbeeldenkunst zal zich, dunkt ons, in de goede richtihg bewegen, wanneer zij, ook al om zooveel mogelijk de gelijkheid met het tooneel te mijden, heel sober is met het in beeld brengen van verhalen, maar zich des te meer toelegt op het weergeven van gebeurtenissen en tafereelen uit den vreerade en van eigen bodem, waarin het publiek wezenlijk belang stelt en waaruit het veel kan leeren.

Elke publieke voordracht, in welken vorm ook, moet het karakter der waarheid dragen. Zij moet het publiek onderwijzen en opvoeden. Zij moet bet opbouwen in al wat schoon is en edel. Zij moet het leiden in de goede richting. Eerst dan mag zij met recht gerekend worden tot de «publieke vermakelijkhedencc.

Moge dit ernstige woord ook in onzen kring ingang vinden!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's