GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VRIENDELIJK JEGENS ALLEN.

Een huisvader, die eigenaar was van een groote boomkweekerij, las op zekeren morgen uit den Bijbel de woorden voor, die ons zeggen vriendelijk te zijn jegens allen. Waar ze staan zullen de lezers wel weten.

Op een vraag van een der huisgenooten gaf de huisvader bij die gelegenheid een antwoord, dat wel waard is door velen gehoord te worden.

Nu een 30 jaar geleden, zoo zeide hij, woonde in ons dorp een jong mensch, die voor de boomkweekerij werd opgeleid bij zijn vader. De zoon moest zoo nu en dan den tuin in orde houden van een heer, die Geesen heette en veelal op reis was.

Op een dag stond de zoon in de kweekerij, een pijpje rookend, toen hij een eenvoudig gekleed man opmerkte, die langs de bloemperken wandelde, en ten slotte vroeg, of hij zijn sigaar eens mocht aansteken. De jonge kweeker, die dacht, wat doet die vreemde hier, antwoordde vrij norsch:

„Ik heb nu geen tijd, en u loopt hier eigenlijk ieder in den weg, ”

De bezoeker ging dadelijk, zwijgend, heen. Maar-eer de tuin van den heer Geesen weer een beurt moest hebben, kwam er van dezen een boodschap, dat het niet meer behoefde.

Vader en zoon keken bij het ontvangen van dat bericht vreemd, maar niet vriendelijk. De laatste sprak er een paar dagen later eens over met den burgemeester van het dorp, met wien hij zeer bevriend was, en vroeg hem wat mijnheer Geesen toch wel zou bewogen hebbenzoo te handelen.

„Als ge het toch weten wilt, " was het antwoord, „ik geloof vriend, dat ge zelf de schuld zijt.”

„Ik? " vroeg de jonkman verbaasd,

„Ja gij. Kort geleden liep mijnheer Geesen eens even uw kweekerij op, om naar de bloemen te kijken, en vroeg zijn sigaar eens te mogen opsteken. Ge moet hem toen heel onbeleefd behandeld hebben, schoon hij niets onbescheiden deed. En ik begrijp best. ...”

„O, ” viel de ander in de rede, „was dat mijnheer Geesen! Had ik het maar geweten, dan zou ik wel opgepast hebben, en had hij

kunnen rondwandelen zooveel hij maar wilde. Maar ik kende mijnheer niet; men ziet hem haast nooit. £n hij was zoo eenvoudig gekleed.”

„Hoor eens vriend, " zei de burgemeester glimlachend, „ge zoudt dus vriendelijk geweest zijn om des voordeels wille. Dat is toch het rechte niet. Ge hebt nu een goede les gehad, om voortaan ieder vriendelijk te behandelen, wie 't ook is.”

De jonge man onthield het en het heeft hem goed gedaan.

„Ziet ge, " zoo ging vader voort, „vriendelijk jegens allen te zijn, is dus reeds in ons eigen belang noodig. Maar de Feere God zegt het ons, opdat we daarin Hem zouden navolgen, die zelf goedertieren is over de ondankbaren en de boozen. Vriendelijk zijn jegens anderen, leert ons hen liefhebben die om ons zijn. En daarbij is een vriendelijk woord voor meoigeen soms meer waard dan geld of loon.”

Wie de jonge man was, zei vader niet. Dat hebben de kinderen later wel begrepen.

AAN VRAGERS.

Zondt u ook het volgende willen beantwoorden:

I. Regeerden de richters in Israel over alle stammen of slechts over enkelen?

3. Was Abimelech ook een richter?

H. P.

Wat het eerste betreft, zoo blijkt duidelijk, dat in veel gevallen niet het geheele land Kana& n maar een bepaald gedeelte door de vijanden werd bezocht en geplaagd. Verwekte God dan een richter, zoo verloste hij die streek en oefende daar gezag. Barak en Debora bevrijdden b.v. het Noorden des lands, Jefta het Oi^er-Jordaansche, Simson het Zuiden. Ook waren er wel gelijktijdig twee richters, de een hier, de ander daar, zoo als Thola en Jaïr. We moeten wel bedenken, dat richters geen vorsten waren, die over heel een land regeerden, maar mannen van God verwekt, om het volk van vijanden te verlossen en te besturen.

Abimelech kan geen richter heeten, al wordt hij soms zoo genoemd. Hij was niet door God geroepen, verloste ook het volk niet van vijanden, en maakte zich op gruwelijke wijze meester van het gezag over een klein gebied in het midden des lands. Daarbij heette bij koning. Hij was geen verlosser maar een verdrukker, die na een slechts driejarige regeering in een strijd tegen het volk werd gedood.

Een ander lezer zit verlegen met twee vreemde woorden, of wil althj.ns die toegelicht zien.

Het eerste is secundo. Wel is dit geen onbe kend woord maar, vraagt onze lezer, hoe kan dat nu in de muziek de tweede beteekenen, en is in de tijdverdeeling het zestigste van een minuut?

Dat lijkt ook wel heel vreemd. Feitelijk beteekent „second" de tweede (denk b.v. aan het Fransch) en de secundus (Latijn) is de tweede of de volgende na hem, die tot het een of ander is benoemd en die dan zelf de primus of eerste heet. Zoo heet ook de tweede noot eener schaal in de muziek-de seconde.

Dat hetzelfde woord nu ook het zestigste deel kan aanduiden, zit zoo: Een uur wordt ten eerste verdeeld in 60 minuten; de tweede of volgende verdeeling is die in siconden. Vandaar dan ook dat men bij graden ook van seconden spreekt. /

De derde en laatste vraag luidt: /

Is ook bekend wat er geworden is van de Edomieten, omdat men van dat volk zco dikwijls leest, en zij met Israel waren verwant?

Het is even moeielijk te zeggen wat van de Edomieten als wat b.v. van de Moabieten of de Fhilistijnen is geworden.

Toen de stad Jeruzalem door Nebucadnezer werd ingenomen en verwoest, waren de Edomieten die-vaak onder Israel gestaan hadden ƒ verblijd, doch ook zij moesten voor de macht van Babel zwichten. Later kreeg het land Edom weer nieuwen bloei, en was de hoofdstad Petra beroemd cm haar schoonheid. Daarna werd Edom onderworpen door den Makkabeeschen vorst Johannes Hyrrchanus, waarvan een gevolg was dat Edomieten en Joden zich vermengden. Ten tijde van Christus heerschte een vorst van Edomietische afkomst, Herodes, over de Joden. Ook kwamen er uit Idumea of Edom om Christus te hooren, die predikte aan de zee van Galilea. Want we lezen in Markus 3:8:

En van Jeruzalem, en van Idumea, en van over de Jordaan; en die van omtrent Tyrus en Bidon, eeue groote menigte gehoord hebbende hoe groote dingen Hij deed, kwamen tot Hem.

De Edomieten stonden, gelijkdê Joden, onder het oppergezag der Romeinen. Na het jaar 200 wordt van hen niet meer gesproken, en wordt hun land tot Steenachtig Arabië gerekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's