GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VROEG BEGONNEN.

I.

In het jaar 1820 werd te Florence in Italië een meisje geboren, wier naam later in geheel Europa met eere zou bekend worden. Bij haar geboorte gaven haar ouders, die Engelschen waren uit hoogen stand en zeer rijk, haar den naam der stad waar zij het levenslicht had gezien. Voluit heette zij Florence Nightingale i).

De kleine Florence, die haar jeugd in Engeland doorbracht, toonde al vroeg neiging om wel te doen aan anderen, wat haar moeder steeds in haar trachtte aan te kweeken. Groot geworden, hield zij zich bijzonder bezig met het verplegen van zieken, bekwaamde zich daarin, en ontzag niets, als het dienen kon om de lijdenden te helpen. Zij had er haar tijd, haar geld, haar zorgen en haar gezondheid er voor over. Zij had zich in dit werk den Heere ten dienste gesteld, dien zij reeds vroeg had gezocht, en wenschte. Zijn leiding volgend, anderen ten nut en zegen te zijn. Zoo goed is zij hierin geslaagd, dat haar naam — al zocht zij dit niet — door de geheele wereld bekend was, als van een godvreezende, liefderijke verpleegster en vriendin van zieken en gewonden, een vrouw die een leven van gem^k en weelde had kunnen leiden, doch om anderen wel te doen zich zelf gaf, den Heere diende in het liefdewerk dat zij verrichtte.

Toen Florence nog een klein meisje was, woonde zij in een rustig plaatsje in het Engelsche graafschap Derbyshire. Uit dien tijd nu wordt van haar reeds een opmerkelijk getuigenis gegeven, en wel dit:

Er was één ding, dat ieder trof die haar kende. Dit was, dat zij altijd bezig was er over te denken, wat zij doen kon om diengeuen van nut te zijn of te helpen, die hulp of troost behoefden. Zij hield ook heel veel van diereu, en was zoo vriendelijk in haar doen, dat zelfs de schuwste beesten dicht bij haar kwamen en opaten wat zij tot voedsel voor hen neer wierp.

In den tuin achter het huis was een lange laan met boomen aan eiken kant, waarin zeer veel eekhoorns huisden. Als Florence door de laan liep, en onder het loopen noten strooide, kwamen de eekhoorns langs de boomstammen naar beneden. Zij konden nauwelijks wachten tot het meisje voorbij kwam, grepen haastig het hun toegedachte en haastten zich dan weg, terwijl de ruige, witte staart over hun rug was gehaald, en ze met hun zwarte oogen rondzagen, als bevreesd voor elk geluid ofschoon zij voor Florence niet bang schenen. De reden was, dat zij van hen hield eu hen nooit opjoeg of plaagde.

Bij baar huis was een schuurtje dat tot stal diende voor een oude, grijze hit, die geen werk meer doen kon, maar nu onderhouden werd en die „heel den langen dag niets te doen had dan zich te vermaken." Eiken dag als de kleine Florence aan de deur van de schuur kwam, kwam ook Peggy, zoo heette het beest, naar buiten en., , , stak zijn neus in den zak van haar jurk. Waarom? Wel, dat kunstje had zij hem geleerd, Peggy wist heel goed, dat hij in dien zak altijd een appel of een broodje zou vinden dat voor hem bestemd was.

Niet ver van het huis dat Florence bewoonde leefde een oud vriend van haar vader. Vaak kwam hij haar bezoeken, en ging dan meteen even bij verschillende boeren die hij spreken moest, 't Was een lange rit en daar Florence veel van rijden hield, mocht zij dan dikwijls mee,

{Wordt vervolgd),

OPHELDERING.

Eens kreeg een smid een nieuwen knecht. Die bij hem wonen zou. De knecht kwam in de smederij. En klopte en vijlde trouw. Doch schoon hij werkte, uur aan uur. Nooit leeg stond, steeds wat deed, 't Ging alles langzaam, lijsig toe; Heel weinig kwam gereed.

Maar als het uur van eten sloeg, Was kwik de knecht er bij. Dan was hij de eerste aan de schaal. En hield zijn bord dichtbij, Dan at hij met een ijver, kijk, Dat ieder stond verbaasd. Dan at die trage knrcht voor twee, Beschamend al zijn maats,

In 't einde sprak de baas: „Mijn vrind, 'k Begrijp uw doen niet goed; Ik heb mijn leven lang geleerd: Veel eet, wie ook veel doet. Maar 't is bij u juist andersom: Gij werkt als geon zoo traag. Doch in het eten is als gij Niet één zoo vlug en graag.

„Ja goede baas, " sprak toen de knecht, „Dat is licht in te zien: De maaltqd duurt op 't hoogst een uur En 't werk een uur of tien. Zat 'k aan den maaltijd maar zoo lang Als ik aan 't werk moet staan. 'k Wed dat dan 't eten even traag Als 't werken nu zou gaan.”

AAN VRAGERS.

P. L. Bzn. te G. O. „De hond Munito" uit „de Pastorie van Mastland" ziet op een in der tijd bekenden hond van dezen naam, die er op afgericht was allerlei kunstjes te vettoonen en mee aan te zitten en zich behoorlijk te gedragen, natuurlijk zonder blaffen, maar ook zónder praten.

In de tijden toen de kermissen nog overal ehoiiden werden — wat nu gelukkig niet meer zoo is — reisde men vaak met zulke wonderdieren het land af. Van daar dat hun namen overal bekend waren.

i) Ongeveer uit te spreken als: Fldrrens Neitinkeel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's