GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN TWEEDE DE BUYTER.

IV.

EEN KRIJGSLIST.

’t Sprak wel van zelf, dat de zoo aangegrepene zich dat maar niet liet welgevallen. In woede ontstoken, te meer nu ook de visschen weer opgeladen moesten worden, wierp de lange jongen zich op Peter, en gaf hem een slag in 't gezicht. Een oogenblik duurde het gevecht. Toen echter gelukte het aan den grootsten van de twee zijn tegenstander Peter bij de lange haren te grijpen, die deze droeg. Met een forschen ruk werd Wessel tegen den grond gesmeten en kreeg nog een paar klappen bovendien, terwijl de ander sarrend uitriep:

„Ga nu gauw naar den winkel, anders jaagt de patroon je weg."

Peter beet zich op de lippen van woede. Doch er bleef hem voor het oogenblik niet over dan zich in zijn lot te voegen. Toch kon bij niet nalaten zijn bevechter, die intusschen zich haastte met behulp der anderen den wagen te beladen, om uit te schreeuwen:

„Wacht maar, morgen zal ik je wel vinden !"

Een spottend gelach was het antwoord Peter ging zijns weegs, meer gevoelig \oor z^Jn neerlaag, dan voor de klappen en stompen, die bij had ontvangen.

Den volgenden avond was zijn dagtaak in den winkel nauwelijks afgeloopen, of Peter haastte zich naat huis waar de maaltijd wachtte. Toen die was afgeloopen ^ing hij naar den zolder en haalde daar uit zijn zak een groote schaar, die hij stil uit moeders naaidoos genomen had. Uit een anderen zak kwam te voorschijn een stukje spiegelglas, dat hij tegenover zich zette, zoodat hij er in zien kon. Toen begon onze vriend, al bad bij nooit voor baaignqder geleerd, zijn kunst in dat vak op zich zelf te beproeven. Hij greep met de eene band in zqn pruik en zette met de andere et de schaar in. Weldra viel de eene lok na de »Bd«re, IR kortm ti^d had hij zich zoo goed

en kwaad als 't ging, kaal gemaakt, althans zooveel mogelijk. Dat het naar de regelen der kunst was gegaan valt te betwijfelen. Een Tracsche kspper zou zeker heel wat aanmerkingen gehad hebben op zulk een afmaaiing. Peter echter brak met zulke kleinigheden zijn baarloos hoofd niet. Als hij zijn doel maar bereikte. Reeds nu bleek in den jongen wat de man wezen zou.

Toen de knipperij naar zijn wensch was afgeloopen, nam Peter een flesch olie en zalfde zich daaruit het hoofd, dat de stralen van het vette vocht hem over de wangen liepen en de vraag was wat meer glom, zijn gezicht of het spiegeltje. Nu ging hij naar beneden, en sloop uit een achterdeur de straat op.

Niet lang nog had hij gewandeld, toen hij in de verte zijn vijand van gisteren ontdekte. Ook deze kreeg hem in 't oog. Beide liepen op elkaar toe en de lange riep uitdagend:

„Wil je nog meer? Kom maar hier! Je kunt het krijgen!"

Tot antwoord liep Peter terwijl de andere jongens ruimte maakten, op den spreker toe, om hem evenzeer te behandelen als gisteren. Doch de aader was blijkbaar geneigd tot hetzelfde plan.

Zoodra Wessel dicht bij was, sloeg zijn bestrijder hem de muts van 't hoofd, en wilde hem bij de haren grijpen als voren. Maar jawel, zijn stoere handgreep gleed af langs den kalen schedel en het gladde, vette gezicht, zoodat hij een zwenking voorover maakte. Snel greep nu Peter den snder bij de kraag, wierp hem op den grond, en begon hem duchtig af te kloppen. De jongens die 't aankeken, schreeuwden van pret. Wie er van langs kreeg, ging hun minder aan. Leer om leer, zeiden ze.

De kloppartij liep af en Peter ging huiswaarts, zeer voldaan over zijn welgelukte krijgslist, die hem echter meer lauweren bij de straatjeugd dan geluk in zijn zaken brengen zou.

Want het verhaal van het gebeurde met de kar visch en van de twee gevechten was ineen betrekkelijk kleine stad als Drontheim aan nog al velen bekend geworden, en ook aan den winkelier bij wien Wessel diende. Toen deze laatste den morgen na zijn zegepraal verscheen, werd hij alks behalve vrieudelijK ontvangen,

„Vriend, " zei de patroon, „als je dat zwerven eu vechten niet laten kjint, kan ik je niet gebruiken. Ik moet het van de gunst van de menschen hebben, van allemaal leven, en ze te vriend houden. En als mijn knecht de vischkar van den een omgooit en den ander een pak slaag geeft, verlies ik klanten; dat begrijp je. Je houdt dus voortaan je handen thuis of ik stuur je weg."

Of Peter al zei, dat hij niet begonnen was, maar de ander, en dat hij allerminst had be doeld de kar om te werpen, de patroon bleef er bij, dat straatgevechten niet te pas kwamen. Peter kon dat echter niet zoo dadelijk toegeven. Doch toen hij thuis kwam, werd het hem nog eens en wel zeer gevoelig met de el aan 't verstand gebracht. Want ook vader had van het gebeurde gehoord, en al had Peter zich wat schuil gehouden, toch was van zijn haarsnijderij en de zal^irig door de huisgenooten wel wat bemerkt. £Q dat de ouders van Peters tegenpartijder goede bekenden van den ouden Wessel waren, maakte de zaak nog erger.

Gelukkig ging de lange jongen een paar dagen later naar zee, en zat er nog al groei in Peters haar. O/erigens echter beterde de staat van zaken niet. Al was het leven dat hij nu leidde, meer naar zijn zin dan het vroegere, het voldeed den jongen niet. De zee, en altijd weer de zee, dat was zijn liefste gedachte. Hij moest varen, varen op den grooten oceaan, in den mast klimmen, zeilen helpen reven, vreemde landen zien. Winkelier zou bij toch evenmin worden als kleermaker.

AAN VRAGERS.

In 't nummer van 7 Febr. komt een ant woord voor aan vragers, betrtffande Num. 11:5, waar van pompoenen gesproken wordt.

Nu schrijft onze lezeres C. v. d. M., te Pretoria (Zuid Afrika):

„Behalve de waterlemoenen en zoete lemoenen, die hier Spaansch spek genoemd worden, zijn hier vele soorten pompoenen bekend als groenten. Misschien worden pompoenen in Holland alleen aan de varkens gegeven, maar in elk geval zijn de soorten, die hier gegeten worden, zeer smakelijk. Ik kan me dan ook zeer goed voorstellen, dat de Israëlieten even goed naar pompoenen terugverlangden als naar de andere groenten, die daar genoemd worden."

We danken onze waarde lezeres zeer. Wat zij mededeelt, brengt ons alweer iets verder.

Het verschil zal wel hieruit te verklaren zijn, dat al dragen vruchten enz. ook gelijke of gelijksoortige namen, men er in verschillende landen niet volkomen heteelfde mee bedoelt. Oats tarwe is heel iets anders dan die in het Ojsten. Tusschen de Eogelsche radish en onze radijs is ook - wel onderscheid. Een vioolijeheet volgens de woordenboeken in het Duitsch Veiichen. Maar als men ia Duitschland een „Veilchen" ziet is het niet, wat wij een viooltje noemen.

Lucht-en grondgesteldheid doen veel hierbij af. Men denke slecbits aan de druiven hier en die in Kanaan. Zoo zal het ook met de pompoenen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's