GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED,

III.

SCHIPBREUK.

Nog een paar jiar duurde de ongelukkige, noodelooze oorlog met Engeland, die eigenlijk het werk was van de tegen-OraBJe-panij, en ons veel schade en weinig eer bezorgde. Toen eindelijk in 1784 vrede werd gesloten, hadden we een 80 miilioen gulden verloren ea moesten de kolonie Negapatnam in Indië afstaan. Straks zouden meer goede bezittingen in Oost en West volgen. Want in het land zelf was tweespalt en burgertwist, 't gevaariijkste wat een staat kan overkomen. De zoogenaamde „Patriotten" of „Vaderlanders" zochten heil en steun bij Frankrijk, en we weten wat daarvan 't gevolg is geweest. Meer en meer openlijk luchtte men zijn hart tegen het huis van O/anja: 't land moest, zoo riepen de dwazen, vrij worden. De Oranje parlij die daartegenover stond, was niet bij machte den stroom der omwenteling die naderde, te keeren.

Reeds lang vóór de vrede gesloten werd, waren Jan Velders en zijn scheepsmakkers naar het Vaderland teruggekeerd. Hoe dit geschiedde, vond ik niet gemeld, maar zeker is dat èa Jan èn de anderen allesbehalve tevreden waren over hetgeen zij hier aantrofif; n. Met eenige moeite kregen zij het verschuldigde geld uitbetaald, doch toen werd het voor Jan de vraag: wat nu?

wat nu? Er voer nagenoeg geen schip uit, wijl de zee zoo onveilig was, vol loerende vijanden. In plaats van 1500 schepen, als gewoonlijk, gingen er in een jaar nu maar 20 van onze koopvaardijschepen door de Sjnt, en de vaart op Oost en West stond uit vrees voor de Eogelschen geheel stil.

't Was Jan Velders onmogelijk een schip te krijgen en 't zou er kwaad voor hem uitgezien hebben, zoo niet de. Diaconie, onder wier toezicht hij als weesjongen nog ahijd stond, zich over hem had ontferDad. "De regenten beproefden voor Jan een plaats te vinden-bij de binnen-Echipperij, doch de jongen had daarin al heel weinig lust, en zou liefst het varen er geheel aan gegeven hebben, doch dat wilden de weesvaders weer niet. 't Slot van de zaak was dat bij in een smederij werd geplaatst, waar msn hem voorioopig gebruiken kon, tot ds regenten een schip voor hem hadden gevonden.

Dit gebeurde in 1784. Zoodra de vrede gesloten was, konden handel en scheepvaart de vleugels weer uitslaan en liepen onze schepen

weér de havens uit. 't Kostte onzen vriend of liever den weesvaders dan ook geen moeite een schip voor Velders te vinden, waarop hij, zelfs op zeer gunstige voorwaarden, een reis zou doen naar St, Eustatius een der eilanden van onze West, dat de Engelschen indertijd bemachtigd, maar nu teruggegeven hadden.

De tocht ging zeer voorspoedig tot men gekomen was in de Caraïbische zee, ten noorden van Zuid-Amerika. In die streek, wel bekend door de zware stormen die er soms heerschen, werd het schip waarop Jan zich bevond, na zwaar door den storm geteisterd te zijn geheel uit den koers gedreven. Het roer brak en werd weggeslagen eer men het kon herstellen. Dagen lang dreven zij alzoo hulpeloos rond. Wel minderde de storm, maar schepen die hun te hulp konden komen zagen zij niet. Vele toch waren vergaan, andere binnengaats gebleven, of hadden een veilige haven gezocht.

De wind die Oost was geweest, liep nu naar het Noorden, en dreef het vaartuig recht op de kust van Zuid Amerika aan. Hoewel er nu kans was aan land althans het leven te redden, begreep ieder met hoe groot gevaar dit vergezeld zou gaan, wijl het bijna onbestuurbare schip met geweld gedreven werd naar een kust vol rotsen en klippen, waarop een vrij zware branding stond. De vrees voor gevaar bleek dan ook niet ijdel. Want in den middag na den morgen waarop men land ontdekt had, stiet reeds het schip op een rots onder water en bleef onbewegelijk vast zitten. Er ontstond een groot lek, dat wel met moeite ten deele werd gedicht, maar in de branding en door den stoot had het vaartuig zooveel geleden dat geraden was het zoo spoedig mogelijk te verlaten. Gelukkig was de zee kalm geworden en zoo bereikten allen in de sloepen of al zwemmende gelukkig het land.

De kust waar zij nu aan kwamen, was rotsig en zag er tamelijk bar uit. 't. Was die van het zoogenaamde „Terra Firma" zooals destijds dit deel van Zuid Amerika heette, dat toen nog grootendeels aan Sparje behoorde, 't Had dien naam „vasie land" gekregen in onderscheiding van de eilanden, die, zooals wij weten, het eersi door Columbus werden ontdekt. Tnans heet het land Venezuela, een van de vele vrije staten, die, nu een eeuw geleden, in Zuid-Amerika zijn ontstaan.

Zoodra de schipbreukelingen aan land gekomen waron, legden ze, gelijk die van welke we lezen im Handeüpgen 28, een groot vuur aan, zoowel om xich te drogen als om een teeken te g; ven voor 't geval er menschen in de nabijheitt mochten zijn. Gelukkig was het hier mm< ier bar en guur dan indertijd op Melite. Ojk had men in de sloepen allerlei mee genomea, zooveel dat inderhaast kon. Er was dus vuor het oogenbhk geen gebrek aan levensmiddelen. Toen gelakte het van de meegebrachte zeilen een soort van tent op te slaan, op een opea plek, die door rotsen tegen den Noordenwind beschut was. Daar kou men althans den nacht doorbrengen, al was het er juist geen zacht liggen. Jan Velders gedachten althans gingen dien nacht ver terug, naar de slaapzaal iu het Diaconie weeshuis, ook geen praalvertrek maar toch zeker ver verkieselijk boven een tent op het barre strand.

Den volg nden morgen, toen de zon op was, werd raad gehouden wat te doen. De lekkere warme zonneschijn deed allen goed, en er werd met groot genoegen ontbeten. Daarna sprak de schipper een kort woord tot het volk, dankte] Goi voor de redding, en maande allen aan, te doeu wat zij konden om uit dezen benarden toestand te geraken. We weten niet zei de kapitein, of we ons op een eiland dan wel op vast land bevinden. We kunnen hier overlast krijgen van wilde dieren. Ook is mogelijk dat hier wilien wonen, 't Zou kunnen zijn, dat we als Robinson hier een heelen tijd moeten blijven. La'en we dus eerst zien, hoe het staat met ons schip, en of er cog wat te redden is.

Weldra trok het gezekchap in goede orde naar den zeekant. Het weer was nu bedaard, de lucht helder, de zee kalm. Het schip of liever het wrik lag onbewegelijk. Stukken hout en een paar vaten waren door den Noordenwind aan knd gespoeld.

De booten lagen nog onbeschadigd op dezelfde plaat», waar men hen gisteren had vastgemaakt. E.n deel van het volk ging er in om zooveel mogelijk uit het schip te halen eer het bij een volgenden storm werd uiteengeslagen. Het vaartuig zelf was toch reddeloos verloren, 't Eenige wat men nog kon doen was van den •inhoud al wat bruikbaar was te bergen. Vooral leeftocht, wspens, kruit en kogels, alsook kleeren waren noodig.

De eerste tocht leverde al heel wat op, dat dadelijk verroerd naar de legerplaats en daar bewaakt werd door goed gewapende matrozen. Van wilde menschen en wilde dieren werd gelukkig geen spoor gezien. Een tweede tocht naar het schip gaf nieuwen voorraad en toen werd het varen voorloopig gestaakt, en moest alleman helpeo, om een beter en veiliger nacht verblijf in gereedheid te brengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's