GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Weer een tweetal vragen doet H. te R.

De eerste luidt:

Men hoort wel eens zeggen: Klaar is Kees; waarom wordt hier juist Kees genoemd?

Hierop is te antwoorden dat Kees hier in 't algemeen een mensch kan aanduiden, gelijk bijv. dikwijls ook de naam Jan doet. „Kees" zou dan zijn gebruikt om denzelfden klank te hebben, waarmee „klaar" begint, net als in: Lief en leed, bont en blauw, enz.

Wel zoo aannemelijk echter komt mij voor, dat Kees hier niet is dan een andere uitspraak van kaas, gelijk ze in Noord-Holland gehoord wordt. In Holland werd en wordt nog altijd zeer veel kaas vervaardigd, en zoo kon dan ook de uitdrukking: klaar is de kaas, heel licht gebruikt worden voor: de zaak is klaar.

De tweede vraag luidt:

Waarom noemt men een groot glas soms een Roemer?

Waarschijnlijk is dit afgeleid van het woord: roemen of zich beroemen, zwetsen, pochen, gelijk lieden die bij den wijn zitten en veel drinken, vaak plegen te doen.

Op een vraag van P. F. over onze heidensche voorouders, diene dit tot antwoord:

De dagen der week hebben hun namen van afgoden ontvangen, die Germaansche volken godsdienstig eerden. Daar niet alleen de Batavieren, maar ook waarschijnlijk de Friezen van hen afkomstig zijn, veronderstelt men bij hen dezelfde zeden, gewoonten, godsdienst, enz.

Zij noemden de dagen der week aldus: sunnendeag, Zondag, gewijd aao de dienst der zon; monandeag. Maandag, aan dien der maan; tywesdeag. Dinsdag, aan dien van den afgod Tuisko; wodensdeag, Woensdag, aan dien van den afgod Merkurius, onder den naam van • Wodan; thunnersdeag. Donderdag, aan dien van den afgod Thor of Thurne; frigedeag. Vrijdag, aan dien van den afgodin Friga; seaterdeag, Ziterdag, aan dien van de afgod Saturnus.

Ook bewezen zij godsdienstige eer aan het vuur. Later, misschien ten gevolge van de komst der Romeinen, zijn zij tot beeldendienst vervallen, zooals uit de overblijfselen van afgoden blijkt. Op verschillende plaatsen heeft men beelden van Jupiter, Neptunus, Priapus, Diana, Isis, Nehalennia, enz. gevonden.

Welke Bijbels, zoo vraagt S. te B., had men hier voordat de Statenbijbel in het licht was gegeven ?

Laurens Koster heeft, zooals men weet, in 1423 de boekdrukkunst te Zf(z«A-/^»« uitgevonden. De Spiegel onzer behoudenis, een werk van een onbekend schrijver, is het eerst door hem gedrukt.

In 1477 verscheen in Nederland de eerste druk van het Oude Testament te Delft. De drukkers geven aan het slot van het werk hun oogmerk in de volgende bewoordingen te kennen : „Ter eeren Gods, tot nut ende stightinge der Kersten Geloovige menschen, geprint tot Delft in Holland, bij mij Jacob J a c o b s e n, ende Maurits Emans van Middelburg 14^f'.

In 1523 verscheen het Nieuwe Testament te Amsterdam. Vervolgens ging men met het drukken van Bijbels ijverig voort, als in 1534, 1541, 1542, 1544. IS45-

Toen rte eerste drukkers alhier door vervolging het leven verloren, verkreeg men Bijbels uit Emden in Oost-Friesland, welke stad de moeder van vele kerken is geweest. Ten behoeve der Nederlanders werden aldaar in 1556, 1560 en 1563 Bijbels gedrukt. Later volgde de zoogenaamde „Liesveldscbe Bijbel" te Antwerpen, die herhaaldelijk werd uitgegeven. De drukker boette de uitgaaf met zijn leven, omdat hij in de kantteekeningen had durven zeggen, dat „op den steen getimmerd (d. i. gegrond) te zijn is zijn hoop te stellen op Christus alleen". Dat kon het pausdom niet dulden.

Weleer betaalde men voor een Bijbel te Parijs, op perkament geschreven, de som van vier of vijfhonderd kronen.

Ook weten we, dat nog veel later een boer eens een vracht hooi gaf voor één bladzijde uit

den brief van Jacobus. Wel was ook in die dagen het Woord des Heeren schaarsch. Maar ook, hoe weinig waardeeren velen den zegen, dat het nu gansch anders isl

Hoe moeten wij begrijpen Richt. 8 vs 34—17' Deden de Israëlieten dan het kleed aan, dat gemaakt was ot wordt dit anders bedoeld? W. Men leest in deze 4 verzen:

Voorts zeide Gideon tot hen: Eene begeerte sal ik van u begeeren; geeft mij maar een iegelijk een voorhoofJsiersel van zijnen roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad dewijl zij Ismaëlieten waren.

En zij zeiden: Wij zullen ze gaarne geven. En zij spreidden een kleed uit, en wierpen daarop een iegelijk een voorhoofdsiersel van zijnen roof.

En het gewicht der gouden voorhoofdsierselen, die hij begeerd had, was duizend en zeven honderd {Sikkelen) gouds, zonder demaankens, en ketenen, en purperen kleederen, die de koningen der Midianieten aangehad hadden, en zonder de halsbanden, die aan de halzen hunner kemelen geweest waren.

En Gideon maakte daarvan eenen Ephod, en stelde dien in zijne stad, te Ophra; en gansch Israel hoereerde aldaar dien na; en het werd Gideon en zijnen huize tot eenen valstrik.

Hieruit blijkt dat Gideon op zijn verzoek van het volk een deel ontving van den buit, die geroofd was van de Midianieten. De ontvangen kostbaarheden dienden voor de vervaardiging van een Efod, d. i. een lijfrok met borstlap, zooals de hoogepriester dien had. Deze herinnering aan de overwinning stelde hij in zijn stad, te Ofra.

Dit nu kan beduiden, dat die rok daar hing op een stang of iets dergelijks als zegeteeken, en dat bet volk zich bezondigde door (wellicht eerst na Gideons dood) aan dien rok afgodische eer te bewijiea. Sommigen onderstellen ecbter, dat Gideon met dien efod bekleed, priesterlijken dienst verrichtte of den lijfrok door een ander tot dat doel liet gebruiken. Dit kan hiermee in verband staan, dat blijkbaar het Hoogepriesterschap te Silo in verval was, en straks blijkt te zijn overgegaan in een ander geslacht. Ook kan de hoogmoed en eerzucht van den stam Ephraim, in wiens gebied Silo lag, met het heiligdom, toi de daad van Gideon aanleiding hebben gegeven.

Hoe het ook zij, hij handelde verkeerd en werd hierbij door verkeerde eerzucht gedreven, al had bij ook het koningschap afgeslagen. Deze fout van den grooten geloofsheld bracht niet alleen onheil over Israel, maar werd ook Gideon en zijn huis, gelijk wij lezen, tot een valstrik.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1910

De Heraut | 4 Pagina's